Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding binnengekomen op 22 maart 2024, met bijlagen;
- de producties namens AMF;
- de spreekaantekeningen van mr. R.M. van Hall.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en AMF Bakery Systems Europe B.V. [eiser] heeft ontslag genomen en wenst per 1 april 2024 in dienst te treden bij een nieuwe werkgever, Vemag.nl. AMF probeert deze indiensttreding tegen te houden door zich te beroepen op een concurrentiebeding dat is overeengekomen in de arbeidsovereenkomst. [eiser] vraagt in dit kort geding om schorsing van het concurrentiebeding op grond van artikel 7:653 BW, stellende dat het beding zwaarder is gaan drukken door een wijziging in zijn arbeidsverhouding.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het concurrentiebeding inderdaad zwaarder is gaan drukken, waardoor het zijn geldigheid verliest. De rechter stelt vast dat in een kort geding niet kan worden bepaald dat het concurrentiebeding niet meer van toepassing is, maar dat het wel geschorst kan worden. De rechter benadrukt dat bij een wijziging in de arbeidsverhouding van ingrijpende aard, het concurrentiebeding opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen. In dit geval is er sprake van een ingrijpende wijziging, aangezien [eiser] in de loop der jaren verschillende functies heeft bekleed met toenemende verantwoordelijkheden, wat niet redelijkerwijs te voorzien was bij het aangaan van het concurrentiebeding.
De voorzieningenrechter concludeert dat AMF niet heeft voldaan aan de verplichting om een nieuw concurrentiebeding overeen te komen na de promotie van [eiser] naar executive product manager. Daarom wordt het concurrentiebeding geschorst, waardoor [eiser] in dienst kan treden bij Vemag.nl. AMF wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 287,-.