ECLI:NL:RBROT:2024:3426

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
11006367 CV EXPL 24-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een concurrentiebeding in kort geding na wijziging van de arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en AMF Bakery Systems Europe B.V. [eiser] heeft ontslag genomen en wenst per 1 april 2024 in dienst te treden bij een nieuwe werkgever, Vemag.nl. AMF probeert deze indiensttreding tegen te houden door zich te beroepen op een concurrentiebeding dat is overeengekomen in de arbeidsovereenkomst. [eiser] vraagt in dit kort geding om schorsing van het concurrentiebeding op grond van artikel 7:653 BW, stellende dat het beding zwaarder is gaan drukken door een wijziging in zijn arbeidsverhouding.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het concurrentiebeding inderdaad zwaarder is gaan drukken, waardoor het zijn geldigheid verliest. De rechter stelt vast dat in een kort geding niet kan worden bepaald dat het concurrentiebeding niet meer van toepassing is, maar dat het wel geschorst kan worden. De rechter benadrukt dat bij een wijziging in de arbeidsverhouding van ingrijpende aard, het concurrentiebeding opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen. In dit geval is er sprake van een ingrijpende wijziging, aangezien [eiser] in de loop der jaren verschillende functies heeft bekleed met toenemende verantwoordelijkheden, wat niet redelijkerwijs te voorzien was bij het aangaan van het concurrentiebeding.

De voorzieningenrechter concludeert dat AMF niet heeft voldaan aan de verplichting om een nieuw concurrentiebeding overeen te komen na de promotie van [eiser] naar executive product manager. Daarom wordt het concurrentiebeding geschorst, waardoor [eiser] in dienst kan treden bij Vemag.nl. AMF wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 287,-.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11006367 VV EXPL 24-23
datum uitspraak: 17 april 2024
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter
in de zaak van
[eiser] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. H.J. Visser,
tegen
AMF Bakery Systems Europe B.V.,
vestigingsplaats: Gorinchem,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Swinkels.
De partijen worden ‘ [eiser] ’ en ‘AMF’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding binnengekomen op 22 maart 2024, met bijlagen;
  • de producties namens AMF;
  • de spreekaantekeningen van mr. R.M. van Hall.
1.2.
Op 3 april 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: de heer [eiser] , vergezeld van zijn echtgenote en de heer [persoon A] , [functie] Vemag.nl B.V., en bijgestaan door genoemde gemachtigde, en namens AMF de heer [persoon B] , HR-manager, en de heer [persoon C] , technisch directeur, bijgestaan door genoemde gemachtigde en mr. R.M. van Hall.

2.Samenvatting

2.1.
[eiser] en AMF zijn een concurrentiebeding overeengekomen. [eiser] heeft ontslag genomen en wil per 1 april 2024 in dienst treden bij zijn nieuwe werkgever. AMF probeert die indiensttreding tegen te houden met een beroep op het concurrentiebeding. [eiser] vraagt daarom in dit kort geding schorsing van het concurrentiebeding.
2.2.
Het beroep van [eiser] op artikel 7:653 BW slaagt. Het concurrentiebeding is zwaarder gaan drukken zodat het beding zijn geldigheid verliest en niet meer van toepassing is. In een kort geding procedure, waarin slechts een voorlopig oordeel wordt geveld, kan niet worden bepaald dat het concurrentiebeding niet meer van toepassing is omdat een voorziening die de rechtstoestand tussen partijen vaststelt naar haar aard niet voorlopig is. Wel kan het concurrentiebeding worden geschorst en zo luidt dan ook de beslissing.
3. De feiten
3.1.
[eiser] is op [datum] 2001 in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van AMF, Tromp Engineering B.V. (hierna: Tromp) als demonstrateur/commercieel medewerker .
3.2.
Artikel 6.1 van de arbeidsovereenkomst bevat een concurrentiebeding. Dit beding luidt:
‘Het is B verboden binnen een tijdvak van 3 jaren na beëindiging der dienstbetrekking in enigerlei vorm een zaak, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van A te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook financieel in welke vorm ook bij een dergelijke zaak belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook te hebben, dan wel een dienstverband aangaan bij één van A ‘s directe concurrenten, welke gelijk is aan de activiteiten van A”.
3.3.
[eiser] werkte van 2005 tot 2015 als (international) sales manager, van 2015 tot 2019 als (international) senior sales manager, in 2019 als application engineer en vanaf
1 augustus 2019 als executive product manager.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] eist - kort gezegd - schorsing van het concurrentiebeding en baseert zijn eis op het volgende. Primair kan [eiser] niet aan het concurrentiebeding gehouden worden omdat Vemag.nl geen (directe) concurrent is van AMF, voor het geval zij wel een concurrent is, geldt subsidiair dat het bedrijfsdebiet van AMF niet wordt aangetast bij indiensttreding van [eiser] bij Vemag.nl. Meer subsidiair geldt dat het concurrentiebeding zijn geldigheid heeft verloren en nog meer subsidiair dat een belangenafweging in het voordeel van [eiser] dient uit te vallen.
4.2.
AMF heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. Op wat zij daartoe heeft aangevoerd wordt hierna – voor zover van belang – ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering van [eiser] is spoedeisend; de arbeidsovereenkomst met AMF is per 1 april 2024 geëindigd en hij is nog niet in dienst getreden bij Vemag.nl omdat AMF hem niet wil ontheffen van het concurrentiebeding.
5.2.
In dit kort geding moet, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
De voorzieningenrechter gaat er, anders dan [eiser] , vanuit dat AMF en Vemag.nl in zekere mate concurrenten zijn. Zij bieden min of meer vergelijkbare machines en producten aan op overlappende delen van de branche. [eiser] heeft weliswaar betwist dat sprake is van concurrenten omdat zij zich richten op andere segmenten van de branche, maar die discussie tussen partijen wordt verder onbesproken gelaten, gelet op het volgende.
5.4.
[eiser] heeft meer subsidiair aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat het concurrentiebeding zwaarder op hem is gaan drukken en daarom van rechtswege zijn geldigheid heeft verloren. Hij voert daartoe het volgende aan. [eiser] heeft de bakkersvakschool gevolgd en was voor zijn indiensttreding bij Tromp werkzaam als allround bakker. De promoties die hij heeft gemaakt, waren toen niet voorzien, zeker niet de laatste naar de functie van executive product manager, een voor hem nieuw gecreëerde functie. Ook werd door de overname van Tromp door AMF het productaanbod vergroot en daarmee het aantal concurrenten die onder het bereik van het concurrentiebeding vallen en hij bij het aangaan van het concurrentiebeding had mogen verwachten.
AMF betwist dit alles. Zij stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een ingrijpende wijziging, dat het concurrentiebeding niet zwaarder is gaan drukken en dat een belangenafweging in het voordeel van AMF dient uit te vallen. Volgens haar heeft [eiser] al die tijd functies uitgeoefend die liggen op het snijvlak tussen commercieel en technisch met betrekking tot producten van Tromp. Er zijn steeds logische stappen gezet op het gebied van carrière ontwikkeling die te voorzien waren bij indiensttreding. Zo vormt het demonstreren van machines in de showroom een kweekvijver voor toekomstige commerciële medewerkers binnen het bedrijf. In 2019, ruim na de overname van Tromp, voert AMF een splitsing door om de sales managers met een commerciële achtergrond te scheiden van de application engineers met een technische en vakinhoudelijke kennis. [eiser] wordt dan executive product manager en is hij mede verantwoordelijk voor de portfolio en innovatie van de producten van Tromp, een functie waarin de technische en de commerciële kant worden gecombineerd. Door de overname is het aantal concurrenten niet toegenomen, daarnaast was Vermag.nl ook al een concurrent van Tromp, aldus AMF.
5.5.
Een concurrentiebeding moet opnieuw schriftelijk worden overeengekomen indien een wijziging in de arbeidsverhouding van zo ingrijpende aard is dat het beding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. Het concurrentiebeding verliest niet onder alle omstandigheden volledig zijn geldigheid, maar slechts voor zover de in de maatstaf genoemde, tezamen genomen, omstandigheden dit nodig maken met het oog op enerzijds de bescherming die (het schriftelijkheidsvereiste van) artikel 7:653 lid 1 BW de werknemer biedt tegen het niet weloverwogen aangaan van bedoeld beding en anderzijds het te beschermen belang van de werkgever bij dat beding. Daartoe dient de rechter te onderzoeken niet alleen of sprake is van een wijziging van de arbeidsverhouding van ingrijpende aard, maar ook of, en zo ja op grond waarvan, die wijziging meebrengt dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. Daarbij zal de rechter betekenis mogen hechten aan de mate waarin de wijziging van de arbeidsverhouding redelijkerwijze was te voorzien voor de werknemer toen deze het beding aanvaardde. Voorts is de enkele vaststelling dat zich een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding heeft voorgedaan, in het algemeen onvoldoende voor het aannemen van het oorzakelijk verband met het aanmerkelijk zwaarder gaan drukken van het beding. Bij de beoordeling of van dit laatste sprake is zal de rechter moeten onderzoeken - en in zijn motivering tot uitdrukking moeten brengen - of, en zo ja in hoeverre en in welke mate, die wijziging, na een eventuele beëindiging van het dienstverband van de werknemer, bij handhaving van het concurrentiebeding een belemmering voor hem zal vormen om, een nieuwe, gelijkwaardige, werkkring hetzij in loondienst hetzij als zelfstandig ondernemer te vinden [1] .
Wijziging van de arbeidsverhouding is van ingrijpende aard
5.6.
[eiser] is op 23-jarige leeftijd in dienst getreden als demonstrateur/commercieel medewerker , zijn werkzaamheden hielden in het demonstreren van machines aan/bij (potentiële) klanten, het installeren van machines en het onderzoeken van vernieuwingen; als (senior) sales manager verrichte hij onder andere aquisitiewerkzaamheden, bezocht hij klanten, maakte hij offertes en onderhandelde over de verkoop van projecten; als application beheerder richtte hij zich op equipment oplossingen, het aansturen van lay-out engineering en beoordelen van contracten en specificaties van klanten en advisering aan stakeholders, en tenslotte als executive product manager was [eiser] verantwoordelijk voor het assortiment machines, het bepalen van de listprijs, het op risico beoordelen van sales aanvragen projecten op risico’s en aanvragen klant op juiste oplossingen, het coördineren van FMEA (failure mode and effects analysis), het maken van financiële voorcalculaties, beheren van prijslijsten, het maken van business cases en het bezoeken van klanten met het salesteam. Dit alles volgt uit het door [eiser] overgelegde cv welke door AMF niet is betwist. Uit elke promotie volgt een verschuiving in verantwoordelijkheden, zo had [eiser] die als demonstrateur alleen richting verkoopteam terwijl hij als executive product manager verantwoordelijkheden heeft die meerdere afdelingen binnen het bedrijf raken als richting de aandeelhouders. De voorzieningenrechter is gelet hierop en gelet op de door partijen gegeven toelichting van oordeel dat het voldoende aannemelijk is dat sprake is van een wijziging van de arbeidsverhouding van ingrijpende aard.
De wijziging van de arbeidsverhouding was niet redelijkerwijze te voorzien
5.7.
AMF kan gevolgd worden in haar stelling dat de showroom een kweekvijver voor commerciële talenten vormt zodat een doorgroei naar een commerciële functie zoals sales manager voorzienbaar was, maar dat geldt zeker niet voor een doorgroei naar een (uiteindelijke) functie als executive product manager, al was het maar omdat die functie niet bestond op datum indiensttreding. Er kan dan ook niet geoordeeld worden dat bij het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst in 2001 redelijkerwijze was te voorzien dat de arbeidsverhouding op deze manier zou wijzigen.
Het concurrentiebeding is aanmerkelijk zwaarder gaan drukken
5.8.
De werkzaamheden die [eiser] sinds 2019 verricht omvatten veel meer dan de taken die hij in de functie van demonstrateur verrichte toen hij de arbeidsovereenkomst met het daarin opgenomen concurrentiebeding tekende. Doordat het beding op veel meer werkzaamheden is gaan zien, is het aanmerkelijk zwaarder gaan wegen. Daarbij telt ook dat het concurrentiebeding heel ruim is geformuleerd. [eiser] legt het beding beperkter uit maar volgens het beding is het – kort gezegd – [eiser] niet toegestaan gedurende drie jaar na uitdiensttreding wereldwijd een onderneming te starten of daarin (in)direct deel te nemen of daarvoor werkzaam te zijn of een dienstverband aan te gaan bij een concurrent van AMF welke gelijk is aan de activiteiten van AMF. Als het beding wordt gehandhaafd dan zal [eiser] niet aan de slag kunnen bij een bedrijf dat (soortgelijke of verwante) diensten verricht als AMF. Dit zou betekenen dat [eiser] zowel zijn nieuwe functie als zijn voorgaande functies niet mag verrichten voor een concurrent van AMF, bijna de gehele industriële bakkersbranche. [eiser] wordt op deze manier dusdanig belemmerd in het vinden van een nieuwe gelijkwaardige baan dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.
Conclusie
5.9.
Gelet op dit alles, is voldoende aannemelijk geworden dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat het concurrentiebeding haar gelding heeft verloren omdat sprake is van een wijziging in de arbeidsverhouding van zo ingrijpende aard dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. AMF had in ieder geval bij de promotie naar executive product manager een nieuw concurrentiebeding toegespitst op de volgens haar te beschermen belangen van AMF schriftelijk met [eiser] moeten overeenkomen. Dat heeft zij echter niet gedaan zodat de gevolgen daarvan voor haar rekening en risico komen. De in kort geding gevorderde schorsing van het concurrentiebeding zal dan ook worden toegewezen. Het wordt daarmee voor [eiser] mogelijk om bij Vemag.nl in dienst te treden. De voorzieningenrechter wijst hem er wel op dit, zoals eerder aangehaald, een voorlopig oordeel is en de bodemrechter – indien het geschil daar wordt voorgelegd – hier anders over kan oordelen.
AMF moet de proceskosten betalen
5.10.
AMF moet de proceskosten betalen omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De voorzieningenrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiser] op € 87,- aan griffierecht en € 200,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt liquidatietarief kantonzaken onbepaalde waarde). Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis moet worden betekend. Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad volgt dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over nakosten en wettelijke rente over de nakosten [2] .

6. De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
schorst het concurrentiebeding dat is opgenomen in artikel 6.1 van de arbeidsovereenkomst;
6.2.
veroordeelt AMF in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 287,-;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
745

Voetnoten

1.Hoge Raad 5 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ2221, AVM Accountants/Spaan
2.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:85