ECLI:NL:RBROT:2024:3255

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
83-048311-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel n.a.v. handel in professioneel vuurwerk en wapens

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk en wapens. De ontnemingsvordering, ingediend door de officier van justitie mr. K. Broere, betrof een bedrag van € 28.406,35, dat door de rechtbank is vastgesteld op € 28.377,28. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit zijn strafbare feiten, en heeft de verplichting opgelegd om € 15.000,- aan de staat te betalen ter ontneming van dat voordeel. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de verbeurdverklaring van een Opel Combo ter waarde van € 831,- en de aanschafprijs van het inbeslaggenomen vuurwerk, waarbij 50% van de aanschafwaarde in mindering is gebracht op de betalingsverplichting. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn, wat heeft geleid tot een vermindering van de betalingsverplichting met € 613,97. De verdediging heeft betoogd dat de veroordeelde geen financiële middelen meer heeft, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op 108 dagen, mocht volledig verhaal van het ontnemingsbedrag niet mogelijk zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 83-048311-21 (ontneming)
Datum uitspraak: 21 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. J.M. Bekooij, advocaat te ’s-Gravenhage.

1.Procedure

De ontnemingsvordering van € 28.406,35, gedateerd op 26 september 2023, is aanhangig gemaakt op de terechtzitting van 5 oktober 2023. Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2024. Dat onderzoek is voorafgegaan door een schriftelijke conclusiewisseling tussen de officier van justitie en de raadsvrouw.

2.Voorafgaande veroordeling

Bij vonnis van deze rechtbank van 28 oktober 2021 is [veroordeelde] (hierna: de veroordeelde) veroordeeld voor - kort samengevat - het:
  • opzettelijk ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan personen zonder gespecialiseerde kennis, gepleegd in de periode 1 januari 2021 tot en met 25 april 2021;
  • opzettelijk als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis opslaan van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk in een woning en een schuur;
  • opzettelijk als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk in een personenauto;
  • voorhanden hebben van wapens, munitie en patroonmagazijnen in een woning;
  • voorhanden hebben van een wapen met munitie in een personenauto.
Het vonnis is onherroepelijk geworden op 9 juli 2022. Een kopie van het vonnis is als bijlage bij dit vonnis gevoegd.

3.Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. K. Broere - zoals deze na wijziging ter terechtzitting is komen te luiden - strekt tot:
  • het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr op een bedrag van € 28.377,28;
  • het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 27.546,28 ter ontneming van dat voordeel.
De vordering is gebaseerd op artikel 36e, derde lid, Sr. Volgens de officier van justitie is er sprake van misdrijven waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en van de situatie dat aannemelijk is dat deze strafbare feiten en andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.

4.Standpunt verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat de ontnemingsvordering wordt afgewezen dan wel wordt vastgesteld op nihil. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. De veroordeelde heeft op 20 oktober 2020 een bedrag van € 5.000,- opgenomen en het is aannemelijk dat hij dit op 19 januari 2021 weer op de bankrekening heeft gestort. Er is dus sprake van een dubbeltelling; het bedrag van € 5.000,- is ten onrechte meegenomen in de berekening van het voordeel. Verder moeten de opbrengst van de verbeurdverklaarde Opel Combo (€ 831,-) en het aankoopbedrag van het inbeslaggenomen en vernietigde vuurwerk (€ 23.864,62) in mindering worden gebracht op het voordeel dan wel op de betalingsverplichting. De veroordeelde heeft de volledige opbrengst uit eerdere verkopen geïnvesteerd in het inbeslaggenomen vuurwerk. Ook zijn de kosten van de veroordeelde niet in de berekening meegenomen, zoals de kosten van huishouding en bedrijfskosten. Uit dit alles volgt dat de veroordeelde verlies heeft geleden, in plaats van voordeel heeft genoten, wat overeenkomt met het feit dat in zijn woning geen luxe goederen of grote contante geldbedragen zijn aangetroffen. Bovendien heeft de veroordeling in de strafzaak reeds grote financiële consequenties gehad voor de veroordeelde. De ontnemingsvordering heeft dan ook een sterk punitief in plaats van een reparatoir karakter.

5.Beoordeling en schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

In het vonnis in de strafzaak is vastgesteld dat de strafbare feiten door de veroordeelde zijn begaan. De veroordeling is voor misdrijven die naar de wettelijke omschrijving worden bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie. Het is aannemelijk geworden dat die misdrijven en andere strafbare feiten ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [1] (hierna: het ontnemingsrapport) is namelijk via de kasopstelling gebleken dat de veroordeelde in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 25 april 2021 over onverklaarbaar vermogen heeft beschikt. De aanvangsdatum van de berekening is gesteld op 1 oktober 2020, nu de veroordeelde sinds medio oktober 2020 in vuurwerkgroepen op Telegram professioneel vuurwerk heeft aangeboden. [2]
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen zullen niet worden uitgewerkt. Volstaan wordt met een samenvatting van de voor de schatting redengevende feiten en omstandigheden. De vindplaatsen daarvan zullen in voetnoten worden vermeld.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de verdediging het volgende over de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dubbeltelling
Uit het ontnemingsrapport en de onderliggende stukken blijkt dat de veroordeelde op 20 oktober 2020 een bedrag van - in totaal - € 5.000,- contant heeft opgenomen. Conform de gehanteerde methodiek zijn deze geldopnames in de eenvoudige kasopstelling betrokken als legale contante ontvangsten. [3] De veroordeelde heeft op 19 januari 2021 een contant bedrag van € 6.330,- op zijn bankrekening gestort. Conform de gehanteerde methodiek is dit bedrag in de eenvoudige kasopstelling meegenomen als werkelijke contante uitgave. [4] Mogelijk omvat het gestorte bedrag van € 6.330,- het eerder opgenomen bedrag van € 5.000,-. Dat maakt echter niet dat sprake is van een dubbeltelling. Door de methodiek van de eenvoudige kasstelling worden de opname en storting van het bedrag van € 5.000,- in feite tegen elkaar weggestreept en heeft het dus geen verhogend (of verlagend) effect op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Opbrengst Opel Combi en aanschafkosten professioneel vuurwerk
Op grond van vastste jurisprudentie van de Hoge Raad worden zowel de waarde van € 831,- van de inbeslaggenomen en verbeurdverklaarde Opel Combi als de aanschafkosten van € 23.864,62 van het inbeslaggenomen en vernietigde vuurwerk niet in mindering gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het verweer wordt dan ook verworpen. Wel zullen deze posten hierna worden besproken onder 6 bij de vaststelling van de hoogte van de betalingsverplichting.
Door de veroordeelde gemaakte kosten
In het geval van een kasopstelling worden door de veroordeelde gemaakte (en betaalde) kosten aangemerkt als uitgaven. Zij leveren dus geen vermindering, maar een vermeerdering op van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het ontgaat de rechtbank dan ook wat het belang is van het verweer dat in de berekening geen rekening is gehouden met door de veroordeelde gemaakte kosten. De rechtbank zal om die reden daaraan voorbij gaan.
Toerekening
Bij de schatting van het te ontnemen voordeel is het uitgangspunt dat de veroordeelde in de vermogenspositie wordt gebracht waarin hij verkeerde voor het plegen van de strafbare feiten en waaruit dat voordeel is genoten. Gelet hierop dient bij de bepaling van dat voordeel te worden uitgegaan van het voordeel dat de veroordeelde in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald.
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van de strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel wordt hem toegerekend en dient hem te worden ontnomen.
Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel
Beginsaldo contant geld [5]
€ 260,-
+
Legale contante ontvangsten (inclusief bankopnamen)
€ 13.800,-
-
Eindsaldo contant geld [6]
€ - 4.195,-
=
Beschikbaar voor uitgaven
€ 9.865,-
-
Werkelijke contante uitgaven (inclusief bankstortingen) [7]
€ 38.242,28
=
Wederrechtelijk verkregen voordeel
-€ 28.377,28
Conclusie
Gezien het voorgaande wordt het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 28.377,28.

6.Vaststelling van de betalingsverplichting

Inleiding
Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. In deze zaak geldt echter het volgende.
Verbeurdverklaring
Door verbeurdverklaring van voorwerpen die kunnen worden aangemerkt als opbrengst van een strafbaar feit, kan aan een veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen. In verband met het reparatoire karakter van de maatregel moet de waarde van het onder de veroordeelde inbeslaggenomen en in zijn strafzaak onherroepelijk verbeurdverklaarde voorwerp in mindering worden gebracht op de aan de betrokkene op te leggen betalingsverplichting.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de - gestelde en niet weersproken - waarde van € 831,- van de inbeslaggenomen en verbeurdverklaarde Opel Combo in mindering dient te worden gebracht op de op te leggen betalingsverplichting.
Inbeslaggenomen partij professioneel vuurwerk
Op 25 april 2021 is onder de veroordeelde een partij professioneel vuurwerk met een aanschafwaarde van € 23.864,62 in beslag genomen. Deze partij vuurwerk is door de overheid vernietigd gelet op het gevaarzettend karakter en omdat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet. De aanschafprijs van deze partij vuurwerk is in de kasstaat als contante uitgave opgenomen en is zodoende in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel betrokken.
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de investering in het vuurwerk van het bedrag van de betalingsverplichting dient te worden afgetrokken en verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. [8]
De officier van justitie brengt hiertegen in dat de veroordeelde ervoor heeft gekozen om het door hem wederrechtelijke verkregen voordeel te besteden aan de aankoop van illegale goederen. Hij heeft hiermee het risico genomen van beslag en onttrekking aan het verkeer daarvan. Het aankoopbedrag van het illegale vuurwerk dient daarom niet in mindering te worden gebracht op de betalingsverplichting. De officier van justitie verwijst hiervoor naar een (ander) arrest van het Gerechtshof Amsterdam en een arrest van de Hoge Raad. [9]
De rechtbank is van oordeel dat de “alles of niets-benadering” uit de jurisprudentie in een concreet geval kan worden genuanceerd. Gelet op het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel acht zij het in dit geval billijk om het eenzijdig afwentelen van het risico-element van de aankoop te matigen, en een deel van de aankoopkosten van het vuurwerk in mindering te brengen op de hoogte van de betalingsverplichting. De rechtbank zal een billijkheidscorrectie toepassen van 50% van de aanschafwaarde van het vuurwerk en een bedrag van € 11.932,31 (€ 23.864,62 / 2) in mindering brengen op de betalingsverplichting.
Overschrijding van de redelijke termijn
De verdediging heeft bepleit dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op de terechtzitting van 14 oktober 2021 in de strafzaak in eerste aanleg waar de officier van justitie het voornemen kenbaar heeft gemaakt de ontnemingsvordering aanhangig te maken. Tot aan dit vonnis is een periode van ruim 29 maanden verstreken. Omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak maximaal 24 maanden na het bovengenoemde aanvangsmoment. Dat betekent dat de redelijke termijn met 5 maanden is geschonden.
In de regel dient de overschrijding te worden gecompenseerd door vermindering van het vastgestelde ontnemingsbedrag dat de veroordeelde verplicht is aan de staat te betalen. De rechtbank ziet aanleiding om de betalingsverplichting te verminderen met een bedrag van € 613,97.
Draagkrachtverweer
De verdediging heeft verzocht de betalingsverplichting op nihil te stellen en heeft daartoe
- kort zakelijk samengevat - aangevoerd dat de veroordeelde geen financiële middelen meer heeft, extra schulden en kosten heeft opgelopen als gevolg van deze zaak en dat een belastingaanslag zal worden ontvangen indien de ontnemingsvordering van de officier van justitie wordt opgelegd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer.
De rechtbank overweegt dat volgens de wetsgeschiedenis van artikel 36e Sr en vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat de rechter bij de vaststelling van de hoogte van het door de betrokkene aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te betalen bedrag, geen rekening dient te houden met de belastingheffing over het bedrag van het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel.
Voorts is het uitgangspunt dat de draagkracht van de veroordeelde pas aan de orde kan komen in de executiefase. In deze fase van de procedure heeft een draagkrachtverweer in beginsel alleen kans van slagen, indien duidelijk is dat de veroordeelde nu geen draagkracht heeft en in de toekomst niet zal hebben.
Deze uitzondering doet zich nu niet voor. Het is te vroeg om nu al vast te stellen dat de veroordeelde naar redelijke verwachting ook in de toekomst niet in staat zal zijn om het bedrag te betalen. Het gevoerde draagkrachtverweer kan daarom niet slagen. Indien in de toekomst blijkt dat geen middelen tot terugbetaling voorhanden zijn, kan de veroordeelde de rechter om een (nadere) beslissing verzoeken op grond van artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv).
Totaal van de betalingsverplichting
Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 28.377,28
In mindering te brengen posten:
-verbeurdverklaring Opel Combo
€ 831,-
-aanschafprijs professioneel vuurwerk
€ 11.932,31
-redelijke termijn
€ 613,97
€ 13.377,28
Totaal
€ 15.000,-
Conclusie
De slotsom is dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd om een bedrag van € 15.000,- aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.

9.Maximale duur gijzeling

Op grond van artikel 6:6:25 Sv zal de duur van de gijzeling worden vastgesteld die ten hoogste kan worden gevorderd indien volledig verhaal van het ontnemingsbedrag niet mogelijk is.
Uitgaande van een maximum duur van de gijzeling van drie jaar (artikel 36e, elfde lid, Sr) hanteert de rechtbank de volgende verdeling:
- voor bedragen tot € 50.000,- geldt een maximum van 360 dagen;
- voor bedragen tot € 500.000 geldt een maximum van 720 dagen;
- voor bedragen van € 5.000.000 of meer geldt een maximum van 1080 dagen.
Het aantal dagen gijzeling in deze zaak zal daarom worden vastgesteld op
108 dagen(€ 15.000,- / 50.000,- X 360).

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt
geschat, vast op
€ 28.377,28(zegge:
achtentwintigduizend driehonderdzevenenzeventig euro en achtentwintig eurocent);
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 15.000,-
(zegge:
vijftienduizend euro euro) ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel;
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 Sv ten hoogste kan worden gevorderd op
108 dagen(zegge:
honderdacht dagen);
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. K.Th. van Barneveld en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van politie, team milieu, BVH-nummer [BHV-nummer] .
2.Het ontnemingsrapport, p. 6, en het onderliggende proces-verbaal van verhoor van de verdachte, V-04, p. 41 e.v.
3.Het ontnemingsrapport, p. 12-13, en het onderliggende proces-verbaal van bevindingen legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen, AMB-156, p. 429 e.v., zie met name bijlage 1, p. 432.
4.Het ontnemingsrapport, p. 13-14, en het onderliggende proces-verbaal van bevindingen werkelijke contante uitgaven inclusief bankstortingen, AMB-157, p. 227 e.v., zie met name bijlage 1, p. 230.
5.Het ontnemingsrapport, p. 11 en 12, en het onderliggende proces-verbaal van bevindingen beginsaldo contant geld, AMB-155, p. 151 t/m 156.
6.Het ontnemingsrapport, p. 13, en het onderliggende proces-verbaal van bevindingen legale ontvangsten inclusief bankropnamen, AMB-156, p. 430.
7.Het bedrag van € 29,07 dat ziet op de restitutie van het saldo op de ov-chipkaart is hierop in mindering gebracht; zie de conclusie van repliek.