Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 december 2023, met bijlagen;
- de rolbeslissing van de kantonrechter van 17 januari 2024;
- de akte van [eiser] van 14 februari 2024, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een particuliere verhuurder en een huurder. De huurder, die een woning huurt van de verhuurder, heeft een huurachterstand opgebouwd van € 1.602,84 per maand. De verhuurder heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en de huurder te veroordelen tot betaling van de huurachterstand. De huurder is niet verschenen in de procedure.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verhuurder niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf, waardoor de richtlijn oneerlijke bedingen niet van toepassing is. De verhuurder verhuurt enkel de woning waarin hij zelf heeft gewoond en is niet betrokken bij de verhuur van meerdere woningen. Hierdoor worden beide partijen als consument aangemerkt, wat betekent dat de rechter niet ambtshalve hoeft te toetsen op oneerlijke bedingen.
De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder toegewezen. De huurder moet de huurachterstand, incassokosten en wettelijke rente betalen. Daarnaast is de huurovereenkomst ontbonden en moet de huurder binnen 14 dagen na het vonnis de woning ontruimen. De proceskosten zijn begroot op € 1.129,48, die de huurder ook moet betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.