ECLI:NL:RBROT:2024:2732
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de verplichtingen van de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Capelle aan den IJssel beoordeeld. Eiser, eigenaar van een appartement, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die op 1 januari 2021 op € 612.000,- was vastgesteld. De heffingsambtenaar had het bezwaar ongegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in strijd heeft gehandeld met artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ door niet alle opgevraagde gegevens te verstrekken die ten grondslag lagen aan de waardebepaling. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank stelt de WOZ-waarde vast op € 600.000,-, omdat geen van beide partijen erin is geslaagd de waarde aannemelijk te maken. Eiser heeft ook verzocht om vergoeding van immateriële schade, maar de rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn nog niet is overschreden. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan eiser.