Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaak tussen
[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam, verweerder
Procedure
.
Rechtbank Rotterdam
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor tandartskosten beoordeeld. Eiser, die gebitsprotheses en implantaten heeft, had op 23 december 2022 bijzondere bijstand aangevraagd voor een bedrag van € 680,53, bestaande uit een wettelijke eigen bijdrage en kosten die de maximale vergoeding uit de basisverzekering overschrijden. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Schiedam afgewezen op 4 januari 2023, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand.
De rechtbank behandelt de vraag of er sprake is van zeer dringende redenen die bijstandsverlening rechtvaardigen, ondanks het feit dat de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorliggende voorzieningen zijn. Eiser stelt dat hij in een acute noodsituatie verkeert, omdat zijn implantaten stuk zijn gegaan en hij niet kan eten zonder de noodzakelijke tandheelkundige zorg. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet heeft aangetoond dat het niet verlenen van bijstand ernstige gevolgen voor zijn gezondheid heeft.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht is, omdat eiser niet heeft kunnen bewijzen dat hij zich in een schrijnende situatie bevindt. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen griffierecht of vergoeding van proceskosten terug. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.