ECLI:NL:RBROT:2024:2166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
ROT 22/654 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht en verzoek om schadevergoeding

Op 8 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzetzaak van mr. D.A.N. Bartels, gemachtigde van de opposante, tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De zaak betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 28 november 2022, waarin het beroep van Bartels niet-ontvankelijk werd verklaard omdat hij het verschuldigde griffierecht van € 365,- niet tijdig had betaald. Bartels stelde dat hij geen correct geformuleerde griffierechtnota had ontvangen en dat hij niet de gelegenheid had gekregen om het verzuim te herstellen. De rechtbank oordeelde dat de griffierechtnota en betalingsherinnering terecht naar Bartels waren verzonden en dat hij verantwoordelijk was voor de betaling van het griffierecht. De rechtbank concludeerde dat er voldoende gelegenheid tot verzuimherstel was geboden en dat Bartels niet had aangetoond dat hij niet in verzuim was. Het verzet werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werd afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de opposante Bartels had gemachtigd om beroep in te stellen. De rechtbank besloot dat de eerdere uitspraak in stand bleef en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/654 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2024 op het verzet van

[naam opposante], opposante

((gesteld) gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 28 november 2022 in het geding tussen
opposante,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder.

Procesverloop

Bartels heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam van 30 december 2021 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 28 november 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bartels heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en verzocht te worden gehoord.
De rechtbank heeft het verzet op 19 december 2023 op zitting behandeld. Bartels is verschenen. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat Bartels het verschuldigde griffierecht van € 365,- niet binnen de gestelde termijn volledig heeft betaald.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Bartels voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij geen correct geformuleerde griffierechtnota heeft ontvangen en dat aan hem nooit op de wettelijk voorgeschreven wijze de mogelijkheid is geboden tot verzuimherstel. Daarnaast is de griffierechtnota ten onrechte op Bartels’ privénaam gezet in plaats van op naam van de belanghebbende. Ook bevat de griffierechtnota niet het juiste kenmerk, te weten het adres van de belanghebbende. Bartels verwijst in dit verband naar diverse voorbeelden uit de praktijk en uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven. Bartels heeft verder verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
4. De rechtbank stelt vast dat met dagtekening 10 februari 2022 een griffierechtnota aan Bartels is gezonden. Op 11 maart 2022 is een aangetekende betalingsherinnering naar Bartels verzonden, met de aanmaning om het verschuldigde griffierecht van € 365,- binnen vier weken te voldoen. Verder is vermeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het griffierecht niet op tijd wordt betaald. Bij brief van 16 maart 2022 heeft Bartels een beroep gedaan op betalingsonmacht terzake het (nog verschuldigde deel van het) griffierecht. De rechtbank heeft bij brief van 25 maart 2022 aan Bartels verzocht om het beroep op de vrijstelling van griffierecht te onderbouwen met financiële gegevens van zijn cliënte. Dit heeft Bartels niet gedaan. Het verzoek is daarom bij aangetekende brief van 3 mei 2022 afgewezen met daarbij het verzoek het ontbrekende bedrag aan griffierecht binnen twee weken alsnog te voldoen. Het vermelde bedrag is niet binnen die termijn van veertien dagen bijgeschreven of ter griffie gestort.
5. Beoordeeld moet worden of aan het niet betalen van het griffierecht omstandigheden ten grondslag hebben gelegen op grond waarvan moet worden geoordeeld dat Bartels terzake niet in verzuim is geweest.
5.1.
De rechtbank oordeelt allereerst dat de griffierechtnota en de betalingsherinnering terecht naar Bartels zijn verzonden. Als een belanghebbende een gemachtigde aanstelt om zijn procedurele belangen te behartigen, worden alle stukken die op de desbetreffende procedure zien, naar de gemachtigde verzonden. Het standpunt dat deze brieven naar belanghebbende/opposante verzonden hadden moeten worden of gericht aan belanghebbende/opposante per adres van de gemachtigde, berust op een onjuiste rechtsopvatting. Dat, zoals Bartels heeft aangevoerd, de griffierechtnota en de betalingsherinnering – volgens hem ten onrechte – zijn gericht aan D.A.N. Bartels en niet aan [naam bedrijf] doet hieraan niet af. De brieven hebben hem kennelijk bereikt, getuige de inhoudelijke opmerkingen. Bartels treedt in zoverre alleen op als correspondentieadres en de adressering heeft geen verdere juridische gevolgen, nog daargelaten dat het (door de rechtbank) gebruikte postbusadres (ook) dat van [naam bedrijf] is. [1]
5.2.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat op zowel de griffierechtnota als de betalingsherinnering onder "Kenmerk van uw zaak” het zaaknummer van het ingestelde beroep in de zaak (ROT 22/00654) en de naam van opposante en verweerder staan. Onder “Uw kenmerk” staat daarnaast vermeld: [straatnaam]. Verder is vermeld dat beroep is ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, dat het griffierecht in deze zaak € 365,- bedraagt en dat dit uiterlijk binnen vier weken na de datum op die nota moet zijn bijgeschreven op het daarbij vermelde rekeningnummer. De rechtbank stelt voorop dat wanneer een beroepschrift wordt ingediend door een gemachtigde, de correspondentie van de rechtbank via de gemachtigde loopt. Dat het voor de bedrijfsvoering van Bartels beter uit zou komen indien de nota anders zou zijn vormgegeven of meer informatie zou bevatten, maakt niet dat de nota onjuist is. Er staat voldoende informatie op de nota om te weten om welke zaak het gaat. Het ligt vervolgens op de weg van Bartels, die beweerdelijk namens opposante het beroep heeft ingesteld, om voor de betaling van het griffierecht zorg te dragen en opposante alle daarvoor benodigde informatie te verschaffen. Dat Bartels, die over deze informatie beschikt, dat heeft nagelaten komt voor zijn rekening en risico. Dat andere rechtbanken mogelijk een andere werkwijze hebben, betekent niet dat deze rechtbank gehouden is deze te volgen.
5.3.
De rechtbank stelt verder vast dat er met de betalingsherinnering van 11 maart 2022 en de brief van 3 mei 2022 een mogelijkheid tot verzuimherstel is geboden. Nu Bartels een deel van het griffierecht heeft betaald is het aannemelijk dat de nota, de herinnering en/of de brief hem heeft bereikt. De rechtbank is niet gehouden, nadat een herinnering voor het uitstaande bedrag aan griffierecht wordt verzonden, belanghebbende of zijn gesteld gemachtigde erop te wijzen dat niet aan de verplichting tot het betalen van het verschuldigde griffierecht was voldaan en daartoe alsnog gelegenheid te bieden. [2]
6. Voor het overige heeft Bartels in verzet niets aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de rechtbank de beroepsprocedure ten onrechte vereenvoudigd heeft afgedaan. Het verzet is ongegrond. Dit betekent dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand blijft.
7. Bartels heeft verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat [naam opposante] Bartels heeft gemachtigd om beroep in te stellen. Bartels heeft ter zitting gewezen op de overgelegde volmacht en de e-mail van 29 april 2021 waaruit blijkt hoe hij hieraan komt. De volmacht is ondertekend door [naam 1] en de e-mail is afkomstig van [naam 2], medewerkster receptie van [naam opposante]. Nergens valt uit af te leiden dat [naam 1] de bevoegdheid had om [naam opposante] te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft Bartels bij brief van 10 februari 2022 verzocht om een machtiging en “
een uittreksel uit het handelsregister (eventueel meerdere uittreksels van bovenliggende rechtspersonen) toe te sturen waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen (niet ouder dan één jaar).” Hierop heeft de rechtbank niets ontvangen. Bij aangetekende brief van 21 maart 2022 heeft de rechtbank nogmaals hierom verzocht. De machtiging is aangeleverd, maar het uittreksel niet. Bartels heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat [naam 1] namens [naam opposante] bevoegd was Bartels te machtigen voor het instellen van beroep. Omdat niet kan worden vastgesteld dat [naam opposante] beroep wenste in te stellen en een procedure wenste te starten, kan ook niet worden vastgesteld dat [naam opposante] immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat de griffier aan het Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak de opdracht heeft gegeven om het deels betaalde griffierecht terug te storten. Dit doet niet af aan wat hiervoor is overwogen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.J. Veth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2024.
griffier
rechter

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Hof Den Haag 24 november 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2421.
2.Hof Amsterdam 22 november 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3723.