ECLI:NL:GHAMS:2022:3723

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
21/01782
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan in het verzet van [X], gevestigd te [Y], tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun hoger beroep. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat de belanghebbende het griffierecht niet tijdig had betaald. De rechtbank had op 8 november 2021 het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op het bezwaar tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld, maar dit werd op 31 mei 2022 niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht binnen de gestelde termijn. Na het indienen van een verzetschrift op 22 juni 2022, werd het verzet behandeld op 18 oktober 2022. Het Hof oordeelde dat de griffier de gemachtigde van belanghebbende tijdig had gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, maar dat de volledige betaling niet tijdig was ontvangen. Het Hof concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Tevens werd opgemerkt dat de handelwijze van de gemachtigde mogelijk misbruik van procesrecht opleverde, wat in toekomstige zaken gevolgen kan hebben voor de ontvankelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 21/01782
22 november 2022
uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met artikel 8:108 van die wet, van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het verzet van
[X] ,gevestigd te [Y] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels)
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet, gedane uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 31 mei 2022 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 20/983 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Bij uitspraak van 8 november 2021 heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op het bezwaar tegen de beschikking waarmee de waarde van de onroerende zaak [adres] te [A] is vastgesteld voor het kalenderjaar 2019 ongegrond verklaard.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de hiervoor gemelde uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld, bij het Hof ingekomen op 30 november 2021. Het hoger beroep is bij uitspraak van 31 mei 2022 met toepassing van artikel 8:54 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet, niet-ontvankelijk verklaard wegens – aldus die uitspraak (zakelijk weergegeven) – het niet betalen binnen de daartoe gestelde termijn van het griffierecht.
1.3.
Van belanghebbende is daarop een verzetschrift ontvangen op 22 juni 2022. Het verzet is behandeld ter zitting van het Hof van 18 oktober 2022. Aldaar is de gemachtigde van belanghebbende gehoord met gebruikmaking van MS Teams. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.

2.Geschil in verzet

2.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet binnen de daartoe gestelde termijn betalen van het griffierecht.
2.2.
Belanghebbende doet haar standpunten steunen op de gronden welke door haar zijn aangevoerd in de van haar afkomstige stukken.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
De griffier van het Hof heeft gemachtigde van belanghebbende bij gewone post verzonden brief van 9 februari 2022 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht ten bedrage van € 541.
3.2.
Aangezien daarop geen betaling werd ontvangen heeft de griffier van het Hof gemachtigde van belanghebbende bij aangetekend verzonden brief van 10 maart 2022 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht ten bedrage van € 541. Op 7 april 2022 ontvangt het Hof een bedrag van € 54.
3.3.
Nu niet gebleken is dat het volledige griffierecht uiterlijk op de laatste dag van de door de griffier van het Hof gestelde betalingstermijn is bijgeschreven op de rekening van het Hof, is het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3.4.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het Hof haar de gelegenheid had moeten bieden om het restant van het griffierecht alsnog te betalen, door een aanvullende nota te sturen. Het Hof is niet gehouden, nadat een herinnering voor het uitstaande bedrag aan griffierecht wordt verzonden, belanghebbende of haar gemachtigde erop te wijzen dat niet aan de verplichting tot het betalen van het verschuldigde griffierecht was voldaan en daartoe alsnog gelegenheid te bieden.
3.5.
Belanghebbende voert voorts aan dat het Hof een griffierechtnota dient te versturen waarin duidelijk wordt aangegeven op welk object het griffierecht betrekking heeft. Het Hof is van oordeel dat op de griffierechtnota en de herinneringsnota duidelijk het kenmerk van het hoger beroep wordt vermeld. Daarmee moet voldoende duidelijk zijn op welke zaak het griffierecht betrekking heeft.
Slotsom
3.6.
De slotsom is dat het verzet van belanghebbende ongegrond is. Het hoger beroep is terecht niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak waartegen verzet was gedaan blijft in stand.
Ambtshalve
3.7.
Het Hof voegt aan het vorenoverwogene nog het volgende toe. De gemachtigde heeft voor de wijze waarop hij, al dan niet aanvankelijk en al dan niet in samenhang met een verzoek tot vrijstelling van griffierecht, met het niet, niet tijdig of slechts gedeeltelijk betalen van griffierecht omgaat, geen enkele verklaring gegeven. Het vermoeden is gerechtvaardigd dat zijn handelwijze slechts is ingegeven vanuit het oogmerk het correct heffen van griffierecht te frustreren en daarmee een behoorlijke procesgang te belemmeren, hetgeen misbruik van procesrecht oplevert. In toekomstige zaken kan dit ertoe leiden dat het hoger beroep om die reden niet-ontvankelijk is en een eventueel verzet ongegrond wordt verklaard.

4.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met 8:108 van die wet.

5.Beslissing

Het Hof:
  • verklaart het verzet ongegrond en
  • gelast dat het betaalde griffierecht van € 54 wordt terugbetaald.
De uitspraak is gedaan door mr. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman als griffier. De beslissing is op 22 november 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.