ECLI:NL:RBROT:2024:1345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10792190
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking in arbeidszaak over aanzegvergoeding en schadevergoeding met bewijslevering

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, verzoekt de werknemer (hierna: Werknemer) om betaling van een aanzegvergoeding van € 3.218,90 bruto, terwijl de werkgever (hierna: Werkgever) een tegenverzoek indient tot betaling van schadevergoeding van € 2.371,32. De zaak betreft een arbeidsconflict waarin Werknemer op 17 oktober 2023 ontslag heeft genomen na beschuldigingen van diefstal van bedrijfsmiddelen. De kantonrechter heeft in een tussenbeschikking Werkgever toegelaten tot bewijslevering van de beschuldigingen van diefstal/verduistering. De procedure is gestart met een verzoekschrift van Werknemer op 10 november 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 december 2023. Tijdens deze behandeling is de mogelijkheid van een schikking besproken, maar partijen zijn er niet uitgekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Werkgever niet tijdig schriftelijk heeft geïnformeerd over de voortzetting van de arbeidsovereenkomst, wat leidt tot de toewijsbaarheid van de aanzegvergoeding, afhankelijk van de uitkomst van het bewijs van diefstal. Werkgever heeft camerabeelden en een proces-verbaal van aangifte overgelegd ter ondersteuning van zijn stelling. De kantonrechter heeft bepaald dat Werkgever binnen een maand bewijs moet leveren, inclusief eventuele getuigen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10792190 VZ VERZ 23-9777
datum uitspraak: 15 februari 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoeker,
verweerder in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J. Marges,
tegen
[verweerster01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01],
verweerster,
verzoekster in het tegenverzoek,
vertegenwoordigd door: [naam01] .
De partijen worden ‘Werknemer’ en ‘Werkgever’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 10 november 2023;
  • het verweerschrift, met bijlagen.
1.2.
Op 12 december 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken gelijktijdig met de zaak van [naam02] (hierna: [naam02] ), de zoon van Werknemer, tegen Werkgever (zaaknummer 10783801 VZ VERZ 23-9686). Daarbij waren aanwezig:
  • Werknemer en [naam02] , met mr. Marges;
  • [naam03] (hierna: [naam03] ), directeur, en zijn vrouw [naam04] (hierna: [naam04] ) die administratieve werkzaamheden verricht voor Werkgever, met zijn zus
[naam01] .
1.3.
Om partijen gelegenheid te geven een schikking te treffen is de uitspraak op hun verzoek aangehouden. Zij zijn er onderling niet uitgekomen.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
Werknemer verzoekt Werkgever te veroordelen tot betaling aan hem van
€ 3.218,90 bruto aan aanzegvergoeding, met rente. Werkgever verzoekt Werknemer te veroordelen tot betaling van € 2.371,32 aan schadevergoeding. Er volgt een tussenbeslissing tot het leveren van bewijs.
Wat is er gebeurd?
2.2.
Werknemer is op 12 september 2022 bij Werkgever in dienst getreden in de functie van installateur voor de duur van één jaar. Nadien is de arbeidsovereenkomst stilzwijgend voortgezet, dus weer voor één jaar. Op 17 oktober 2023 heeft op het kantoor van Werkgever een gesprek plaatsgevonden tussen enerzijds [naam03] en [naam04] en anderzijds Werknemer en [naam02] , waarbij zij beschuldigd zijn van diefstal van bedrijfsmiddelen. Gevraagd om een reactie hebben Werknemer en [naam02] beiden meegedeeld ontslag te nemen. Ook hebben zij ieder afzonderlijk een handgeschreven en ondertekend briefje opgesteld waarin vermeld wordt:
“Ik stop met werken bij [verweerster01] 17-10-2023 bij deze neem ik ontslag".Op 28 november 2023 is namens Werkgever aangifte gedaan bij de politie van verduistering door Werknemer, [naam02] en ene [naam05] (hierna: [naam05] ).
Wat vindt de kantonrechter
Het verzoek: aanzegvergoeding
2.3.
De aanzegvergoeding is in beginsel verschuldigd. Het gaat om één maand loon, dus € 3.218,90 bruto. Dat bedrag is gebaseerd op het erkende laatstverdiende loon van Werknemer van € 2.971,30 bruto per vier weken, welk loon is omgerekend naar het maandloon. De reden waarom dit wordt toegewezen is dat Werkgever uiterlijk één maand voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege zou eindigen, dus uiterlijk op 12 augustus 2023, Werknemer schriftelijk had moeten informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Dat is niet gebeurd. Bij de mondelinge behandeling is aangevoerd dat Werknemer wel meermaals mondeling is meegedeeld dat het contract doorliep en dat hij kon blijven werken, maar dat verweer kan Werkgever niet baten, want uit de wet volgt dat de werknemer ook over een verlenging een maand van tevoren schriftelijk geïnformeerd moet worden (artikel 7:668 lid 1, onder a, en lid 3 BW). Dit is ook door de Hoge Raad bevestigd [1] .
2.4.
Echter, of Werkgever de aanzegvergoeding zal moeten uitbetalen aan Werknemer hangt af van het lot van de tegeneis. De vraag is of of Werknemer zich, al dan niet samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan diefstal/verduistering van bedrijfsmiddelen van Werkgever. Werknemer heeft pas na zijn ontslagname aanspraak gemaakt op de aanzegvergoeding. Mocht komen vast te staan dat Werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal/verduistering tijdens zijn dienstverband met Werkgever, en vervolgens ontslag heeft genomen toen hij daarop werd aangesproken, dan is de kantonrechter met Werkgever tegen de achtergrond van wat hiervoor is overwogen van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om Werkgever te veroordelen tot betaling van de aanzegvergoeding. De kantonrechter begrijpt uit het door Werkgever gevoerde verweer dat Werkgever bedoeld heeft hierop een beroep te doen. Hierna zal worden beoordeeld of Werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal/verduistering.
Het tegenverzoek: schadevergoeding
2.5.
Werkgever verzoekt Werknemer te veroordelen om een schadevergoeding te betalen omdat Werknemer zich volgens Werkgever schuldig heeft gemaakt aan diefstal/verduistering van bedrijfsmiddelen. Werknemer betwist dit. De stelplicht en bewijslast van de diefstal/verduistering rust op Werkgever.
Toelating tot bewijs
2.6.
Werkgever heeft ter ondersteuning van zijn stelling dat Werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal/verduistering een beroep gedaan op camerabeelden, een proces-verbaal van aangifte bij de politie van 28 november 2023 en een aantal facturen. Werkgever heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de camerabeelden op een USB-stick zijn gezet om in de procedure te brengen, maar omdat de USB-stick niet als een doorgenummerde productie werd aangeboden heeft een medewerker van de rechtbank kennelijk geweigerd deze aan te nemen. Het beeldmateriaal is evenmin aan Werknemer en zijn gemachtigde toegezonden. De mondelinge behandeling is geschorst om Werkgever de gelegenheid te geven om de camerabeelden buiten de zittingszaal aan Werknemer, [naam02] en hun advocaat te laten zien. Vervolgens heeft de kantonrechter in het bijzijn van partijen en hun gemachtigden op de telefoon van Werkgever ook globaal het beeldmateriaal bekeken. Niet ter discussie staat dat Werknemer en zijn collega [naam05] op de beelden te zien zijn. Volgens Werkgever blijkt uit de beelden dat deze werknemers naar het magazijn zijn gegaan op een tijdstip waarop zij aan het werk hadden moeten zijn, dat zij ter plaatse de bedrijfsauto hebben geparkeerd op een ongebruikelijke plek (buiten het zicht van de camera’s), dat in de Portugese taal gesproken is over waar camera’s hangen, en dat zij zich hebben afgewend van de camera toen zij uit het magazijn kwamen. Volgens Werkgever kwamen zij naar buiten met spullen in hun armen. Of zij inderdaad spullen droegen is naar het oordeel van de kantonrechter op de camerabeelden als deze worden afgespeeld op het kleine scherm van een mobiele telefoon niet goed zichtbaar. Dit neemt niet weg dat Werknemer en [naam05] zich op de videobeelden wel enigszins ‘verdacht’ lijken te gedragen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Werkgever conform zijn bewijsaanbod moet worden toegelaten tot nadere bewijslevering van de gestelde diefstal/verduistering.
2.7.
Werkgever zal worden toegelaten tot het bewijs dat Werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal/verduistering van een of meer van de bedrijfsmiddelen zoals deze vermeld staan op de facturen die zijn overgelegd als productie 6 bij het verweerschrift van Werkgever.
2.8.
Over de hoogte van de schadevergoeding merkt de kantonrechter alvast het volgende op. In het proces-verbaal van aangifte staat dat Werkgever de politie niet kan vertellen welk gereedschap precies weg is, dat hij dat nog goed moet uitzoeken. Maar Werkgever noemt daar wel: een cirkelzaag, 2 klop- en boormachines, 3 slijptollen en een kitpistool (naast 2 multimeters, 1 slagtol en een 1 boortol, die hij aan [naam05] zou hebben meegegeven). De aangifte bij de politie is bijna zes weken na het vertrek van Werknemer gedaan. Op de facturen die als productie 6 zijn overgelegd staan maar liefst 41 producten. Onduidelijk is over welke van deze producten het gaat en hoe Werkgever de schadevergoeding heeft becijferd en hoe een en ander zich verhoudt tot de door Werkgever in het proces-verbaal van aangifte genoemde producten. Verder valt op dat een aanzienlijk deel van de facturen dateert uit februari en september 2020, terwijl Werknemer pas sinds september 2022 bij Werkgever werkt. In die periode zijn naast Werknemer, [naam02] en [naam05] nog tenminste vijf andere personen werkzaam geweest bij Werkgever. Wil de volledige verzochte schadevergoeding toewijsbaar zijn, dan zal Werkgever moeten bewijzen dat de bedrijfsmiddelen ter waarde van deze schadevergoeding door diefstal/verduistering, waarvoor Werknemer (mede)verantwoordelijk is, zijn verdwenen.
2.9.
Als Werkgever het bewijs wil leveren door alsnog de camerabeelden over te leggen, dan dient hij daarbij ook te zorgen voor een transcriptie in het Nederlands van wat gezegd wordt op de opname door Werknemer en [naam05] in het Portugees.
2.10.
Als Werkgever getuigenbewijs wil leveren, bijvoorbeeld door Werknemer, [naam02] , [naam05] , [naam03] en/of [naam04] te horen, dan moet hij de personalia van de getuigen opgeven en hun verhinderdata en die van beide partijen voor de maanden maart tot en met juni 2024. Als hij Werknemer als getuige wil horen dan is het in ieder geval nodig om een tolk Portugees te regelen. Daarvoor dient Werkgever zorg te dragen. Volledigheidshalve merkt de kantonrechter op dat getuigen onder ede zullen worden gehoord, zodat liegen strafbaar is.
2.11.
Nadat Werkgever zijn bewijs heeft geleverd, mag Werknemer desgewenst (tegen)bewijs leveren. Daarna mogen partijen zo nodig reageren op het bewijs dat is geleverd. De kantonrechter beoordeelt daarna of het bewijs geleverd is.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
stelt Werkgever in de gelegenheid om te bewijzen dat Werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal/verduistering van een of meer van de bedrijfsmiddelen zoals deze vermeld staan op de facturen die zijn overgelegd als productie 6 bij het verweerschrift van Werkgever;
schriftelijk bewijs
3.2.
bepaalt dat als Werkgever schriftelijk bewijs wil leveren dit bewijs uiterlijk binnen één maand na vandaag moet zijn ontvangen op de rechtbank, met gelijktijdige verstrekking aan mr. Marges;
camerabeelden
3.3.
bepaalt dat als Werkgever bewijs wil leveren door camerabeelden in het geding te brengen dit bewijs uiterlijk binnen één maand na vandaag moet zijn ontvangen op de rechtbank, voorzien van een transcriptie in het Nederlands van wat gezegd wordt op de opname, met gelijktijdige verstrekking aan mr. Marges;
getuigenbewijs
3.4.
bepaalt dat als Werkgever getuigen wil laten horen, hij uiterlijk binnen één maand na vandaag het aantal en de personalia van de getuigen moet opgeven en de verhinderdata van de getuigen en beide partijen voor de maanden maart tot en met juni 2024, met gelijktijdige mededeling hiervan aan mr. Marges;
3.5.
wijst erop dat Werkgever na het bepalen van een datum en plaats voor het getuigenverhoor zelf de getuigen moet oproepen en, indien nodig, moet zorgen voor een tolk;
ander bewijs
3.6.
bepaalt dat als Werkgever op een andere manier bewijs wil leveren, hij uiterlijk binnen één maand na vandaag aan de kantonrechter moet laten weten hoe, met gelijktijdige mededeling hiervan aan mr. Marges;
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
465

Voetnoten

1.HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1374