ECLI:NL:RBROT:2024:12998

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
11411570 VV EXPL 24-576
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de eiseres in kort geding betreffende ontruiming van een bovenwoning door huurders

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2024, is eiseres, in haar hoedanigheid als bestuurder van de Vereniging van Eigenaren (VvE), niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen tegen de huurders van de bovenwoning. Eiseres eiste dat de huurders de bovenwoning zouden ontruimen, maar de kantonrechter oordeelde dat eiseres geen procesmachtiging had om deze rechtsvorderingen in te stellen. De procedure begon met een dagvaarding op 25 november 2024, gevolgd door een zitting op 5 december 2024, waar eiseres en de gemachtigde van de gedaagden aanwezig waren. Gedaagde 3 was niet verschenen.

De kantonrechter stelde vast dat eiseres, als bestuurder van de VvE, op grond van het modelreglement een machtiging van de vergadering van de VvE nodig heeft voor het instellen van rechtsvorderingen. De kantonrechter oordeelde dat de onbeperkte machtiging die eiseres had ontvangen niet voldeed aan de vereisten, vooral gezien de financiële implicaties van de procedure voor de VvE. Eiseres had in het verleden wel procesmachtigingen voor andere procedures, maar deze waren niet van toepassing op de huidige zaak.

Uiteindelijk werd eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. Eiseres werd ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 949,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, zelfs als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11411570 VV EXPL 24-576
datum uitspraak: 19 december 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
in haar hoedanigheid van bestuurster van
[naam VvE],
woonplaats: [woonplaats],
eiseres,
die zelf procedeert,
tegen

1.[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagden,
gemachtigde: mr. D.A. Evertsz,
en tegen

3.[gedaagde 3],

woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden ‘[eiseres]’, ‘[gedaagde 1]’, ‘[gedaagde 2]’ en ‘[gedaagde 3]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 november 2024, met bijlagen 1 tot en met 78;
  • het herstelexploot van 27 november 2024;
  • het antwoord, met bijlagen 1 tot en met 19;
  • de akte aanvulling gronden van [eiseres];
  • de akte overlegging producties van [eiseres], met bijlagen 79 tot en met 86;
  • de pleitnota van [eiseres].
1.2.
Op 5 december 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [eiseres] aanwezig en de gemachtigde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. [gedaagde 3] is niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] is eigenaar van het appartementsrecht [adres 1] (‘de benedenwoning’). [naam 1] (‘[naam 1]’) is eigenaar van het appartementsrecht [adres 2] (‘de bovenwoning’). [eiseres] en [naam 1] zijn de enige leden van de Vereniging van Eigenaren (‘de VvE’). [eiseres] is bestuurder van de VvE. [naam 1] verhuurt zijn woning aan [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3].
2.2.
[eiseres] eist in deze procedure (primair) dat [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de bovenwoning ontruimen “zolang niet is voldaan aan alle wettelijke en statutaire bepalingen omtrent het gebruik van het appartement”. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn het hier niet mee eens. Zij hebben allereerst aangevoerd dat [eiseres] geen procesmachtiging heeft en dat zij daarom niet-ontvankelijk is in haar vorderingen.
2.3.
De kantonrechter verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen.
Hierna wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissing gekomen is.
Vonnis op tegenspraak
2.4.
[gedaagde 3] wordt niet bijgestaan door mr. Evertsz. [gedaagde 3] is ook niet op de mondelinge behandeling verschenen. Daarom is tegen [gedaagde 3] verstek verleend. Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wel in de procedure zijn verschenen, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak geldt.
Niet is gesteld of gebleken dat er nog andere personen in de bovenwoning verblijven. Daarom wordt dit vonnis gewezen tussen de in de kop van het vonnis vermelde procespartijen.
[eiseres] heeft geen procesvolmacht voor deze procedure
2.5.
De kantonrechter stelt voorop dat de bestuurder van de VvE ([eiseres]) op grond van artikel 40 lid 4 van het modelreglement de machtiging van de vergadering van de VvE nodig heeft voor het instellen van rechtsvorderingen. Op de vergadering van 1 november 2021 is [eiseres] voor onbepaalde tijd gemachtigd om rechtsvorderingen in te stellen. Een dergelijke onbeperkte en onvoorwaardelijke machtiging is niet wenselijk. Een appartementseigenaar heeft in zoverre een gedwongen lidmaatschap van de VvE dat hij niet vrijwillig kan terugtreden. Het is het recht en de taak van de vergadering van de VvE om toe te zien op de correcte en verantwoorde besteding van de aan het bestuur toevertrouwde gelden. Beslissingen van het bestuur als vertegenwoordiger van de VvE kunnen tot aanzienlijke verenigingsschulden leiden. Gelet hierop is de kantonrechter voorshands van oordeel dat het [eiseres] niet vrijstaat om zich op voorhand een onbegrensde procesmachtiging door de vergadering van de VvE te laten verstrekken die gelet op de aanzienlijke kosten die gepaard kunnen gaan met procederen, grote consequenties voor het budget van de VvE kan hebben [1] . Dit geldt temeer bij de VvE van [eiseres] en [naam 1], omdat zij de enige leden zijn en zij de gelden van de VvE dus samen bijeen moeten brengen.
2.6.
De kantonrechter stelt vast dat ook [eiseres] kennelijk van mening is dat de algemene en onvoorwaardelijke machtiging, die bovendien al ruim drie jaar oud is, niet volstaat om de onderhavige procedure tegen de huurders van [naam 1] te kunnen voeren. [eiseres] had immers een aparte procesmachtiging om namens de VvE hoger beroep in te stellen [2] tegen de beschikking van de kantonrechter te Rotterdam van 6 mei 2022 [3] . Ook beschikte [eiseres] over aparte procesmachtigingen voor het instellen van specifieke procedures over het jaar 2023 [4] .
Die procesmachtigingen hadden geen betrekking op een andere situatie (een bestuursrechtelijke procedure tegen de gemeente), zoals [eiseres] tijdens de zitting heeft aangevoerd. De procedure bij het Gerechtshof Den Haag was (ook) een civielrechtelijke procedure tegen [naam 1] en zijn voormalige huurders en ook de procesmachtigingen voor het instellen van specifieke procedures over het jaar 2023 waren tegen [naam 1] gericht.
[eiseres] is niet-ontvankelijk in haar vorderingen
2.7.
[eiseres] beschikt niet over een aparte procesmachtiging voor het instellen van de onderhavige procedure, waarin zij kort gezegd een (forse) verruiming eist van de reeds door het hof onder strikte voorwaarden verleende vervangende machtiging aan de VvE voor het betreden van het appartement van [naam 1] voor het uitvoeren van specifieke werkzaamheden. Dit betekent dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen.
De kantonrechter komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres], omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiseres] aan [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] moet betalen op € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 949,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor zover het de veroordeling betreft (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden begroot op € 949,-;
3.3.
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
764

Voetnoten

1.Zie ook Rechtbank Noord-Holland 8 februari 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:833
2.Gerechtshof Den Haag 21 november 2023, r.o. 6.6 (niet gepubliceerd)
3.Rechtbank Rotterdam 6 mei 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:3550
4.Rechtbank Rotterdam 31 mei 2024 (r.o. 2.11; deze besluiten zijn door de kantonrechter vernietigd), ECLI:NL:RBROT:2024:6160