ECLI:NL:RBROT:2024:6160

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
10909140 VZ VERZ 24-797
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

VvE-zaak over ontslag bestuurder en vernietiging besluiten

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is een geschil ontstaan tussen de leden van een Vereniging van Eigenaren (VvE) over het ontslag van een bestuurder en de geldigheid van besluiten genomen tijdens VvE-vergaderingen. De verzoeker, die sinds 9 april 2020 bestuurder is, is van mening dat de andere bestuurder disfunctioneert en heeft daarom een verzoek ingediend om haar ontslag en om de besluiten van de VvE-vergaderingen van 8 februari en 13 maart 2024 te vernietigen. De kantonrechter heeft op 31 mei 2024 uitspraak gedaan.

De kantonrechter oordeelt dat artikel 5:121 BW geen deugdelijke grondslag biedt voor het ontslag van een bestuurder. De verzoeken van de verzoeker om een vervangende machtiging tot ontslag en om de besluiten van de VvE-vergaderingen te vernietigen worden afgewezen. De kantonrechter stelt vast dat de besluiten van de vergadering van 8 februari 2024 niet zijn genomen, omdat de verzoeker niet aanwezig was en er geen bewijs is dat de besluiten zijn goedgekeurd.

Echter, de besluiten van de vergadering van 13 maart 2024 worden vernietigd, omdat deze in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter concludeert dat de verzoeker niet in staat is geweest om zijn stem uit te brengen tijdens deze vergadering, wat in een VvE met slechts twee leden van groot belang is. De kantonrechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt, en wijst alle andere verzoeken af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10909140 VZ VERZ 24-797
datum uitspraak: 31 mei 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats 1] ,
verzoeker in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. D.A. Evertsz,
tegen

1.[verweerster 1] ,

vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
vertegenwoordigd door [verweerster 2] ,
2. [verweerster 2],
woonplaats: [woonplaats 2] ,
die zelf procedeert,
verweersters in conventie, verzoeksters in reconventie.
De partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’, ‘ [verweerster 1] ’ en ‘ [verweerster 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het verweerschrift, waarin ook een verzoek wordt gedaan, met bijlagen;
  • de akte vermeerdering van eis van [verzoeker] , met één bijlage;
  • de akte aanvulling gronden tevens houdende vermeerdering van eis van [verzoeker] , met bijlagen;
  • het aanvullende verweerschrift van [verweerster 1] en [verweerster 2] , met bijlagen;
  • de mail van 23 april 2024 van [verzoeker] , met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [verzoeker] ;
  • de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde stukken van [verweerster 1] en [verweerster 2] .
1.2.
Op 24 april 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [verzoeker] met zijn gemachtigde en [verweerster 2] .

2.De beoordeling

het geschil

2.1.
[verweerster 1] bestaat uit de twee eigenaars van de twee appartementsrechten aan [adres 1] , te weten [verweerster 2] en [verzoeker] . [verweerster 2] is eigenaar van het appartementsrecht aan [adres 2] dat gevestigd is op de begane grond en woont daar ook. [verzoeker] is eigenaar van het appartementsrecht aan [adres 3] dat op de bovenverdieping gevestigd is. Hij verhuurt het aan derden. [verzoeker] is sinds 9 april 2020 bestuurder van [verweerster 1] . [verzoeker] is het niet eens met de manier waarop [verweerster 2] haar bestuurstaak uitoefent. Hij vindt dat zij disfunctioneert als bestuurder van [verweerster 1] . Hij is daarom deze procedure gestart.
2.2.
Na vermeerdering van eis verzoekt [verzoeker] (samengevat):
I. [verzoeker] krachtens artikel 5:121 BW een machtiging te verlenen tot:
  • het ontslaan van het huidige bestuur van [verweerster 1] ;
  • het ontslaan van [verweerster 2] van alle functies die zij binnen [verweerster 1] bekleedt;
  • het ontslaan van een ieder die een functie binnen [verweerster 1] bekleedt;
  • het vormen van een nieuw bestuur.
II. [verweerster 2] te bevelen om zich in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel uit te schrijven als bestuurder van [verweerster 1] , op straffe van een dwangsom;
III. [verweerster 2] te bevelen de volledige administratie van [verweerster 1] aan [verzoeker] te overhandigen, op straffe van een dwangsom;
IV. besluiten die zijn genomen op [verweerster 1] -vergadering van 8 februari 2024 te vernietigen;
V. de besluiten die zijn genomen op [verweerster 1] -vergadering van 13 maart 2024 te vernietigen;
VI. [verweerster 1] en [verweerster 2] te veroordelen in de proceskosten.
2.3.
[verweerster 1] en [verweerster 2] zijn het niet eens met deze verzoeken en verzoeken zelf een vervangende machtiging tot het uitvoeren van een funderingsonderzoek conform de offerte van [naam 1] van 17 oktober 2023, inclusief noodzakelijk onvoorzien meerwerk.
Artikel 5:121 BW biedt geen deugdelijke grondslag voor het ontslaan van een bestuurder.
2.4.
Op grond van artikel 5:121 BW kan de kantonrechter een machtiging geven ter vervanging van vereiste toestemming of medewerking van een of meer andere appartementseigenaars, de vereniging van eigenaars of van één van de organen van de vereniging van eigenaars voor bepaalde handelingen. Deze bepaling kan uitkomst bieden als bijvoorbeeld een appartementseigenaar medewerking of toestemming nodig heeft voor het verrichten van handelingen met betrekking tot het gebruik, beheer en onderhoud van privé gedeelten, of als een appartementseigenaar toestemming nodig heeft van andere appartementseigenaars om iets nieuws in gemeenschappelijke ruimten te bewerkstelligen.
2.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter biedt deze bepaling geen deugdelijke grondslag voor het geven van een machtiging tot het geven van ontslag (aan een bestuurder). De kantonrechter acht voor een ander oordeel geen aanknopingspunten aanwezig. Bij arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden (Hof Arnhem-Leeuwarden 15 februari 2022, ECLI:GHARL:2022:1126) is weliswaar geoordeeld dat artikel 5:121 BW ook een vervangende machtiging voor het benoemen of ontslaan van een bestuurder mogelijk maakt, maar het hof heeft daarbij niet inzichtelijk gemaakt en gemotiveerd hoe het via een toets aan artikel 5:121 BW tot deze conclusie is gekomen. Er is ook geen andere rechtspraak die het oordeel van het hof ondersteunt. Integendeel zelfs nu in de (lagere) rechtspraak het oordeel wordt ingenomen dat artikel 5:121 BW hiervoor geen grondslag biedt. De kantonrechter vindt dat er daarom onvoldoende reden is om in lijn met dit oordeel van het hof Arnhem-Leeuwarden te beslissen.
De kantonrechter zal geen prejudiciële vraag stellen.
2.6.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft op de zitting nog verzocht om een prejudiciële vraag te stellen aan de Hoge Raad over de reikwijdte van artikel 5:121 BW, als de kantonrechter van oordeel is dat artikel 5:121 BW geen grondslag biedt voor het ontslag van [verweerster 2] .
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding voor het stellen van een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad. Het is de kantonrechter niet gebleken dat in een groot aantal zaken de vraag over de reikwijdte van artikel 5:121 BW aan de orde zou zijn en/of dat er dringend behoefte zou zijn aan uitleg over de reikwijdte en strekking van artikel 5:121 BW.
afwijzing verzoek vervangende machtiging ontslag
2.7.
De kantonrechter wijst het verzoek tot het geven van een vervangende machtiging tot ontslag en - in het verlengde daarvan - tot het vormen van een nieuw bestuur dan ook af.
vorderingen uitschrijving Handelsregister en overhandigen administratie
2.8.
De kantonrechter begrijpt dat de vorderingen tot het veroordelen van [verweerster 2] om zich te laten uitschrijven uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en het overhandigen van de administratie aan [verzoeker] voortborduren op het verzoek tot het geven van de vervangende machtiging tot het ontslag van [verweerster 2] . Deze nevenvorderingen delen in het lot van afwijzing, zoals hierboven overwogen. Voor zover de vordering tot het overhandigen van de administratie ook is ingesteld voor het geval de vervangende machtiging
nietverleend zou worden, wordt deze vordering afgewezen, omdat deze niet onderbouwd is.
geen vernietigbare besluiten 8 februari 2024
2.9.
Op 8 februari 2024 heeft een VvE-vergadering plaatsgevonden. Op de agenda voor die vergadering stonden onder meer de volgende punten:
Ontslag van de bestuurder ( [verweerster 2] )
Ontslag van [verweerster 2] van alle functies binnen [verweerster 1]
Benoeming van een onafhankelijke bestuurder en beheerder
Benoeming van [naam 2] als (mede) bestuurder.
2.10.
[verzoeker] was niet aanwezig op [verweerster 1] vergadering van 8 februari 2024. Deze was weliswaar op zijn verzoek uitgeschreven maar hij meent dat hem niet is medegedeeld dat de vergadering daadwerkelijk op 8 februari 2024 zou plaatsvinden. Hij vermoedt dat [verweerster 2] tegen de bovengenoemde agendapunten heeft gestemd. Volgens [verzoeker] beschikt hij immers niet over de notulen van deze vergadering. [verweerster 1] en [verweerster 2] hebben in deze procedure de notulen van de vergadering van 8 februari 2024 alsnog overgelegd en aangevoerd dat ze ook al eerder aan [verzoeker] waren verstrekt. In de in deze procedure overgelegde versie zijn stukken tekst zwart gemaakt en is niets leesbaar over voornoemde agendapunten. Daarmee staat niet vast dat deze agendapunten hebben geresulteerd in genomen besluiten. Aldus kan niet worden aangenomen dat er besluiten zijn genomen.
De kantonrechter acht het, net als [verzoeker] , echter voor de hand liggend dat [verweerster 2] tegen de voorgenomen besluiten heeft gestemd. Anders dan [verzoeker] kennelijk aanneemt, kan er om die reden al niet van worden uitgegaan, en is ook niet aannemelijk, dat er dus besluiten zijn genomen met betrekking tot het ontslag van [verweerster 2] . Van een besluit zou immers alleen sprake kunnen zijn als daar een rechtsgevolg aan wordt verbonden maar een stem tegen impliceert nu juist het tegendeel, namelijk dat de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Dit brengt mee dat er niet van kan worden uitgegaan dat sprake is van besluiten die vatbaar zijn voor vernietiging. Het verzoek om besluiten die zijn genomen op de vergadering van
8 februari 2024 te vernietigen is daarom niet toewijsbaar.
Overigens is [verzoeker] , anders dan [verweerster 1] en [verweerster 2] menen, ontvankelijk in dit verzoek, omdat er in rechte niet van kan worden uitgegaan dat hij eerder kennis heeft genomen van de notulen of daarvan kennis heeft kunnen nemen voordat hij het verzoek tot vernietiging indiende (artikel 5:130 lid 2 BW).
vernietiging besluiten 13 maart 2024
2.11.
Op 13 maart 2024 zijn tijdens een VvE-vergadering de volgende besluiten genomen:
het besluit tot het verstrekken van een procesmachtiging aan [verweerster 2] voor het instellen van procedures over het jaar 2023 met betrekking tot het incasseren van de aan [verzoeker] opgelegde boetes;
het besluit tot het verstrekken van een procesmachtiging aan [verweerster 2] met betrekking tot het incasseren van de vaste bijdragen en exploitatietekort over het jaar 2023;
het besluit tot bekrachtiging van de aan [verzoeker] opgelegde boetes ter waarde van
€ 308.397,00;
4. het besluit tot het verstrekken van een procesmachtiging met terugwerkende kracht voor onbepaalde tijd tot het voeren van procedures tegen de organen van de gemeente Rotterdam wanneer en voor zover hiertoe naar inzicht van het bestuur aanleiding is.
2.12.
Van vernietigbaarheid is sprake als een besluit naar inhoud of totstandkoming in strijd is met – kort gezegd – de redelijkheid en billijkheid. Toetsingsmaatstaf is de vraag of in dit geval de bestuurder van [verweerster 1] bij afweging van alle betrokken belangen van de bij [verweerster 1] betrokken personen in redelijkheid en billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
2.13.
Van alle voornoemde besluiten, die zich direct of indirect richten tegen [verzoeker] , vindt de kantonrechter dat deze niet met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid zijn genomen. De totstandkoming daarvan alleen al acht de kantonrechter onbehoorlijk. Vast staat immers dat deze besluiten zijn genomen toen [verzoeker] de vergadering al had verlaten. Volgens [verzoeker] verliet hij de vergadering omdat hij ongepaste druk ervoer door [verweerster 2] , hetgeen hij ook heeft onderbouwd met screenshots van appberichten. [verweerster 2] heeft op haar beurt gesteld dat zij het vertrek van [verzoeker] niet heeft afgedwongen en dat er geen sprake was van onveiligheid. Dit zegt echter niets over de manier waarop [verzoeker] de vergadering zelf heeft ervaren, terwijl de overgelegde screenshots zijn stelling onderbouwen. De kantonrechter acht geen reden aanwezig om ervan uit te gaan dat deze screenshots van appberichten zijn geënsceneerd, zoals [verweerster 2] stelt. Wat daar verder ook van zij, [verzoeker] heeft niet een reële mogelijkheid gekregen om zijn stem uit te brengen. Juist in een VvE met maar twee VvE-leden, waarvan één van die VvE-leden tevens de bestuurder is, is het belangrijk voor het zo goed mogelijk functioneren van [verweerster 1] dat in ieder geval beide VvE-leden in alle vrijheid hun stem kunnen uitbrengen en daar voldoende ruimte voor krijgen. Tijdens [verweerster 1] -vergadering van 13 maart 2024 is daar geen, althans onvoldoende, oog voor geweest.
Bovendien zouden de betreffende besluiten tot procedures moeten leiden (en hebben deze deels al daartoe geleid), hetgeen (hoge) kosten voor [verweerster 1] veroorzaakt. Dit is uiteindelijk niet in het belang van [verweerster 1] .
Er is inmiddels duidelijk sprake van een grote strijd tussen [verzoeker] en [verweerster 2] , maar de oplossing daarvan zou in het belang van [verweerster 1] gezocht moeten worden in een constructieve houding van zowel [verzoeker] als [verweerster 2] en niet via kostbare juridische procedures, die in de afgelopen periode al genoeg zijn gevoerd tussen deze twee partijen. Al met al acht de kantonrechter de besluiten die genomen zijn op 13 maart 2024 vernietigbaar vanwege strijd met de redelijkheid en billijkheid. Daarom vernietigt de kantonrechter deze besluiten (artikel 5:130 lid 1 in verbinding met artikel 2:15 lid 1 aanhef en sub en artikel 2:8 BW).
[verweerster 1] en [verweerster 2] zijn niet ontvankelijk in het verzoek in reconventie.
2.14.
Zoals de gemachtigde van [verzoeker] terecht heeft opgemerkt tijdens de zitting, mag het verzoek in reconventie slechts betrekking hebben ‘op het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek’ (artikel 282 lid 4 Rv). Daar is in het geval van het tegenverzoek van [verweerster 1] en [verweerster 2] geen sprake van. Daarom worden zij niet ontvankelijk verklaard in het verzoek in reconventie.
proceskosten
2.15.
Beide partijen worden deels in het ongelijk gesteld. Daarin ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
vernietigt de besluiten die zijn genomen op de VvE -vergadering van 13 maart 2024;
3.2.
verklaart [verweerster 1] en [verweerster 2] niet ontvankelijk in het tegenverzoek;
3.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
757