ECLI:NL:RBROT:2024:12946
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor eerste maand huur door Stroomopwaarts
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres, die optreedt als bewindvoerder van betrokkene, tegen de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de eerste maand huur. De aanvraag was afgewezen door Stroomopwaarts met een primair besluit op 7 maart 2024, en het bezwaar daartegen werd bij het bestreden besluit van 14 mei 2024 gehandhaafd. Eiseres heeft op 8 januari 2024 bijzondere bijstand aangevraagd, maar Stroomopwaarts stelde dat de kosten al op 29 november 2023 waren voldaan, waardoor er geen recht op bijstand zou zijn.
De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van Stroomopwaarts. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag voor bijzondere bijstand niet kan worden toegewezen, omdat de kosten al waren voldaan vóór de aanvraag. De rechtbank verwijst naar artikel 35 van de Participatiewet, dat bepaalt dat bijzondere bijstand alleen kan worden verleend als de kosten zich voordoen op het moment van de aanvraag en niet al zijn voldaan.
Eiseres voerde aan dat Stroomopwaarts ten onrechte had overwogen dat de kosten niet in aanmerking kwamen voor vergoeding en dat er sprake was van dringende redenen. De rechtbank concludeert echter dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de regel rechtvaardigen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. D. Haan en is openbaar uitgesproken op 24 december 2024.