Uitspraak
20 april 2017, 16/3688 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bepaalt dat van het Uwv een griffierecht van € 501,- wordt geheven;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het Uwv. Het Uwv had het bezwaar van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit bezwaar niet door de bewindvoerder was ingediend. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv dit ten onrechte had gedaan. De Raad oordeelt dat, gelet op de artikelen 1:438 en 1:441 van het Burgerlijk Wetboek, betrokkene zich in een geding over een onder bewind gesteld goed moet laten vertegenwoordigen door haar bewindvoerder. Dit betekent dat het bezwaar van betrokkene een bevoegdheidsgebrek vertoonde, maar dat dit gebrek reparabel is. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen. De Raad benadrukt dat de bewindvoerder de procedure als formele procespartij kan overnemen, ook na afloop van de bezwaartermijn, zolang dit binnen de hersteltermijn gebeurt. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rol van bewindvoerders in procedures rondom uitkeringsaanspraken van onder bewind gestelden.