Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift van [verzoeker], met bijlagen;
- het verweerschrift van RET met (voorwaardelijk) tegenverzoek, met bijlagen;
- het verweer van [verzoeker] met (voorwaardelijk) tegenverzoek, met één bijlage;
- de spreekaantekeningen van de gemachtigde van partijen.
- [verzoeker] met enkele belangstellenden, bijgestaan door zijn gemachtigde
- namens RET, [naam 1] (Manager Bus) en [naam 2] (Juridisch Medewerker), bijgestaan door de gemachtigde mr. B.L. ’t Hart.
2.De beoordeling
“wat zei ik nou net tegen jou?..., achter de gele streep!”.Door hem dan vervolgens met flinke kracht terug te duwen met de deur van de chauffeurscabine heeft [verzoeker] niet op correcte wijze gehandeld. [verzoeker] had er op een andere manier voor kunnen en moeten zorgen dat de jongen achter de streep zou gaan staan, bijvoorbeeld door de jongen nog een laatste keer te waarschuwen en daarbij bijvoorbeeld op de deur van de chauffeurscabine te tikken, zodat [verzoeker] zeker wist dat de jongen hem hoorde. Als de jongen dan nog niet naar hem luisterde had [verzoeker] ervoor kunnen kiezen om de bus stil te zetten en hem uit de bus te zetten.
Over de loonbetaling vanaf 1 december 2024 tot de datum van de hierna te noemen ontbinding van de arbeidsovereenkomst is de wettelijke verhoging alleen verschuldigd als RET in gebreke blijft met de betaling van dat loon, waarbij geldt dat in dat geval geen aanleiding bestaat voor matiging en de maximale verhoging van 50% wordt toegewezen.
primairdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker], waardoor van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden is de arbeidsovereenkomst voort te zetten (artikel 7:669 lid 3 onder e BW). De kantonrechter is van oordeel dat die grond zich in dit geval niet voordoet. Hierna wordt die beslissing verder uitgelegd.
subsidiairdat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder g BW). Dat is een redelijke grond als de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam is verstoord. De kantonrechter is van oordeel dat hiervan wel sprake is, zoals hierna wordt uitgelegd.
(artikel 7:686a lid 1 BW)
3.De beslissing
1 april 2025, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van iedere salaristermijn tot de dag der voldoening en tevens vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% in het geval RET met de betaling van dat salaris in gebreke mocht blijven, conform de systematiek van artikel 7:625 BW;