In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker01], en zijn werkgever, CLDN Ports Netherlands B.V. Het geschil betreft de vraag of het ontslag op staande voet van [verzoeker01] rechtsgeldig was en of hij recht heeft op een transitievergoeding. De werknemer was sinds 1 januari 2013 in dienst bij CLDN en had te maken met een alcohol- en drugsverslaving, wat leidde tot herhaaldelijk verzuim en een ontslag op staande voet op 31 oktober 2023. De werknemer verzocht om vernietiging van het ontslag en toekenning van een transitievergoeding, terwijl CLDN zich op het standpunt stelde dat het ontslag terecht was en dat de werknemer niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoeken vanwege het verstrijken van de vervaltermijn. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek van [verzoeker01] niet tijdig was ingediend, waardoor hij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot vernietiging van het ontslag. Desondanks oordeelde de rechter dat [verzoeker01] recht had op een transitievergoeding, omdat zijn gedragingen niet als ernstig verwijtbaar konden worden aangemerkt. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer ten tijde van het ontslag kampte met een verslavingsproblematiek, wat als een ziekte wordt beschouwd. De hoogte van de transitievergoeding werd vastgesteld op € 23.239,00 bruto. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.