ECLI:NL:RBROT:2024:12639

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
ROT 24/928
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot wijziging van persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP)

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot wijziging van gegevens in de Basisregistratie Personen (BRP). Het college van burgemeester en wethouders van de Hoeksche Waard heeft het verzoek van eiser, dat betrekking heeft op de wijziging van zijn voornamen, geslachtsnaam, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland, afgewezen. Eiser heeft zijn verzoek onderbouwd met een attestation of birth en een statutory declaration of age, maar het college heeft deze documenten niet als betrouwbaar aangemerkt. De rechtbank heeft op 11 november 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.

De rechtbank oordeelt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de in de attestation of birth vermelde gegevens niet in de BRP verwerkt kunnen worden. De rechtbank stelt vast dat eiser niet de juiste brondocumenten heeft overgelegd die voldoen aan de eisen van de Wet BRP. De rechtbank benadrukt dat de gegevens in de BRP betrouwbaar en duidelijk moeten zijn en dat de verzoeker moet kunnen aantonen dat de gegevens juist zijn. Eiser heeft niet kunnen bewijzen dat hij de persoon is die in de documenten wordt genoemd, en de rechtbank concludeert dat het college terecht het verzoek heeft afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/928

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de Hoeksche Waard, het college

(gemachtigde: mr. P. van Egmond).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot wijziging van gegevens in de brp [1] .
1.1.
Het college heeft dit verzoek met het primaire besluit van 1 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 december 2023 is het college daarbij gebleven.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser vergezeld door zijn partner, de gemachtigde van eiser, [naam 1] (tolk) en namens het college de gemachtigde en [naam 2].

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is in 2010 naar Nederland gekomen. Hij staat ingeschreven in de brp als [eiser], geboren in Liberia in 1985, op basis van een op 22 december 2010 door hem onder ede afgelegde verklaring.
2.1.
Op 18 juli 2022 heeft eiser een verzoek ingediend om zijn persoonsgegevens in de brp aan te passen. Het gaat om wijziging van zijn voornamen en geslachtsnaam (van [naam 3] naar: [naam 4]), geboortedatum (van 1985 naar [datum] 1982), geboorteplaats en geboorteland (van Ganta, Liberia, naar Aba, Nigeria). Hij heeft daarbij een door de National Population Commission te Surulere, Nigeria, afgegeven attestation of birth van 24 maart 2022 overgelegd. Het college heeft het verzoek met het primaire besluit afgewezen.
2.2.
Eiser heeft bij het bezwaarschrift een door de National Population Commission te Owerri, Nigeria, afgegeven attestation of birth van 25 mei 2023, een daaraan gehechte door de Registry van de High Court van Imo State afgegeven statutory declaration of age van 24 mei 2023 (hierna: de statutory declaration of age) en een door de Nigeriaanse ambassade te Den Haag verstrekte letter of proof of nationality van 23 mei 2023 overgelegd. Het college heeft het standpunt ingenomen dat niet kan worden uitgegaan van de inhoudelijke juistheid van de attestation of birth van 24 maart 2022 en die van 25 mei 2023 en dat geldt eveneens voor de statutory declaration of age. Uit de inhoud van de statutory declaration of age is onduidelijk of deze is afgelegd door een ouder familielid en ontbreekt de foto van degene die de verklaring heeft afgelegd. Het ingediende geboortebewijs kan daarom niet worden gekwalificeerd als brondocument en om die reden heeft het college eisers verzoek afgewezen. Ook als wel sprake zou zijn van een overgelegd brondocument, wijst het college het verzoek af omdat op geen enkele manier is gebleken dat eiser en [naam 4] dezelfde persoon zijn. In het bestreden besluit is het college bij de afwijzing van eisers verzoek gebleven.

Het beroep van eiser

3. Eiser is het er niet mee eens dat het college zijn verzoek heeft afgewezen. Het college heeft ten onrechte niet voldaan aan zijn informatieplicht en nagelaten om aan te geven welke nadere documenten moesten worden overgelegd om eisers identiteit aan te tonen. Daarnaast heeft het college niet de andere door eiser overgelegde documenten meegenomen in de beoordeling van zijn verzoek. Eiser stelt ten behoeve van zijn verzoek twee originele Nigeriaanse paspoorten, een Nigeriaans rijbewijs, zijn Zweedse identiteitskaart en een Spaanse verblijfsvergunning en rijbewijs te hebben ingediend, waaruit eveneens blijkt dat hij is wie hij stelt te zijn. Verder zijn eisers vingerafdrukken gelijk aan die van [naam 4] wat kan worden gecontroleerd door de vingerafdrukken bij de IND van eiser op te vragen en te vergelijken met vingerafdrukken van [naam 4]. Ten aanzien van de statutory declaration of age (waarin [naam 5] verklaart de broer te zijn van [naam 4]) voert eiser aan dat het ontbreken van de foto en geboortedatum van eisers broer niet maakt dat er geen familierechtelijke relatie tussen hen bestaat. Ten slotte stelt eiser dat hem ten onrechte wordt verweten dat er geen behoorlijk onderzoek naar de in de statutory declaration of age opgenomen feiten heeft plaatsgevonden. Het college heeft daarmee een onjuist criterium toegepast, het juiste criterium is of er sprake is van een kennelijk onbehoorlijk onderzoek. Eiser betwist dat er sprake is geweest van een kennelijk onbehoorlijk onderzoek nu uit de door eiser overgelegde documenten kan worden geconcludeerd dat het geboortebewijs de juiste persoonsgegevens bevat en aan eiser is te koppelen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek van eiser om zijn gegevens in de brp te wijzigen. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wetgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] moet voorop worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever in artikel 2.8 van de Wet brp een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een “lager” document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen “hoger” document kan worden overgelegd. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten.
6.1.
In zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de brp moet eerst de vraag beantwoord worden of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Pas wanneer die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, buiten redelijke twijfel volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving in de brp heeft plaatsgevonden, worden de betreffende gegevens in de brp gewijzigd.
6.2.
Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb is het in beginsel aan de aanvrager om zijn verzoek te onderbouwen met gegevens en bescheiden. Eiser heeft er voor gekozen om zijn aanvraag te baseren op een geboortebewijs en heeft daarvoor een attestation of birth en een statutory declaration of age overgelegd.
6.3.
Het college heeft de attestation of birth van 25 mei 2023 voorgelegd aan Bureau Documenten. Bureau Documenten heeft op 11 juli 2023 geconcludeerd dat voor zover waarneembaar geen onregelmatigheden zijn aangetroffen en dat dit document echt is. Het Bureau Documenten kon geen uitspraak doen over de afgifte en/of de inhoudelijke juistheid van het document. In de attestation of birth wordt verwezen naar de statutory declaration of age. In de statutory declaration of age verklaart [naam 5] de broer te zijn van [naam 4]. Bij deze leeftijdsverklaring ontbreken verdere identiteitsgegevens zoals een geboortedatum en een foto van [naam 5]. Daarmee is onduidelijk of degene die de verklaring heeft afgelegd waarop de
statutory declaration of ageis gebaseerd, daadwerkelijk een oudere broer is van eiser die kan verklaren over de geboorte van laatstgenoemde veertig jaar geleden. Het college heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat de statutory declaration of age naar objectieve maatstaven gemeten niet op betrouwbare gegevens is gebaseerd. Omdat de attestation of birth is afgegeven op basis van de statutory declaration of age komt aan dat document evenmin betekenis toe. Eisers stelling dat hij tijdens de verklaring onder ede (op 22 december 2010) valse verklaringen over zijn identiteit heeft afgelegd kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot een andere conclusie.
6.4.
Ten aanzien van de overige door eiser overgelegde documenten geldt dat deze documenten dateren van ver vóór de afgifte van de
attestation of birth. Voor zover eiser stelt dat deze documenten als zelfstandige brondocumenten kunnen worden aangemerkt, overweegt de rechtbank dat eiser deze stukken als kopie en niet in origineel heeft overgelegd. [3] Het college heeft deze documenten daarom niet kunnen voorleggen voor beoordeling door het Bureau Documenten en ook niet in zijn beoordeling hoeven te betrekken. Eiser heeft verder verwezen naar de mogelijkheid van controle door het college van de door de IND bij eiser afgenomen vingerafdrukken met zijn eigen vingerafdrukken. Voor zover het college hiertoe al gehouden zou zijn, volgt de rechtbank de toelichting van het college ter zitting dat deze controle geen uitsluitsel kan bieden voor de vraag of eiser [naam 4] is. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser sinds zijn vestiging in Nederland herhaaldelijk heeft verklaard dat de in de brp opgenomen gegevens juist zijn en dat hij vele jaren met deze verklaarde identiteit aan het maatschappelijk leven heeft deelgenomen. Voor zover eiser ten slotte ter zitting heeft verwezen naar een op 21 juli 2020 met de vreemdelingenpolitie besproken verzoek tot mogelijke wijziging van persoonsgegevens en daarbij ingediende stukken, overweegt de rechtbank dat dit verzoek en bijbehorende stukken buiten de omvang van het geding vallen en niet kunnen worden meegenomen bij de beoordeling van het beroep.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het voorgaande heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de in de attestation of birth vermelde gegevens niet in de brp verwerkt kunnen worden. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.M. de Grave, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante bepalingen uit de Wet brp

Artikel 2.8
(…)
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

Artikel 2.10

(…)
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
3. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.

Artikel 2.58

1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen. (…)
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling. (…)

Voetnoten

1.Basisregistratie personen.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198, en van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:127