ECLI:NL:RBROT:2024:12246

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
ROT 24/9970
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens gebrek aan legitimatie en informatie over verblijfplaatsen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2024 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om een bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Verzoekster had op 18 september 2024 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar het college heeft deze aanvraag op 31 oktober 2024 afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoekster zich niet had gelegitimeerd op het stadhuis of bij een kantoor van de gemeente en dat zij onvoldoende informatie had verstrekt over haar slaap- en verblijfadressen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college terecht van verzoekster mocht verlangen zich te legitimeren en dat de verstrekte informatie over haar verblijfplaatsen onvoldoende was om het recht op bijstand vast te stellen. Verzoekster had weliswaar een mail gestuurd met enkele documenten, maar deze voldeden niet aan de eisen die het college stelde. Tijdens de zitting op 25 november 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigden aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende spoedeisend belang was voor de beoordeling van het verzoek, maar wees het verzoek af. Dit betekent dat verzoekster voorlopig geen recht op bijstand heeft en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/9970

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 december 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam], verzoekster

(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).

Samenvatting

Deze zaak gaat over de afwijzing van verzoeksters aanvraag om een bijstandsuitkering. Het college heeft de aanvraag van verzoekster afgewezen omdat zij zich niet had gelegitimeerd op het stadhuis of bij een kantoor van de gemeente en omdat zij onvoldoende informatie over haar slaap- en verblijfadressen had gegeven. De voorzieningenrechter vindt dat het college van verzoekster mocht verlangen zich te legitimeren. Daarnaast vindt de voorzieningenrechter dat verzoekster onvoldoende informatie over haar verblijfplaatsen heeft verstrekt om het recht op bijstand te kunnen vaststellen. Daarom heeft het college de aanvraag terecht afgewezen.

Procesverloop

1.1.
Met een besluit van 31 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft het college de aanvraag van verzoekster om een bijstandsuitkering afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoekster heeft op 18 september 2024 een bijstandskering aangevraagd. Het college heeft op 15 oktober 2024 aan verzoekster een mail gestuurd met daarin het verzoek om door te geven waar zij daadwerkelijk verblijft en om bankafschriften en salarisstroken over te leggen. Ook diende verzoekster zich te legitimeren bij het stadhuis of bij een kantoor van de gemeente. Verzoekster heeft per mail van 29 oktober 2024 gereageerd op het verzoek van het college en het formulier met slaapadressen, haar salarisspecificaties, bankafschriften, een kopie van haar Marokkaanse paspoort en een kopie van haar verblijfsvergunning toegestuurd.
3. Met het bestreden besluit heeft het college vervolgens de aanvraag van verzoekster afgewezen. Verzoekster heeft zich namelijk niet in persoon gelegitimeerd aan de balie met een geldig legitimatiebewijs. Ook mist een brief waarin verzoekster schrijft op welk adres zij elke dag van de week overnacht, de naam van de hoofdbewoner van dat adres en de relatie die verzoekster heeft tot de bewoners. Verder is het formulier slaap- en verblijfadressen onvolledig ingevuld.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het verzoek
4. Verzoekster is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag. Zij vindt dat zij niet verplicht is zich aan de balie te legitimeren. Verder stelt zij dat zij in een auto slaapt waardoor zij het adres waar zij verblijft niet kan geven. Met het verzoek om voorlopige voorziening wil verzoekster bereiken dat zij een bijstandsuitkering ontvangt.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
6.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6.2.
De voorzieningenrechter vindt dat er voldoende spoedeisend belang is voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. Het verzoek heeft betrekking op algemene bijstand, een vangnetvoorziening. Een dergelijk verzoek is naar zijn aard spoedeisend, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Die aanwijzingen zijn er hier niet. Verzoekster ontvangt weliswaar salaris en alimentatie, maar het totaal daarvan ligt onder de bijstandsnorm.
Wat zijn de toepasselijke regels?
7. Iemand die bijstand aanvraagt, moet aannemelijk maken dat hij recht heeft op bijstand. De bewijslast van de bijstandbehoevendheid rust dus in beginsel op de aanvrager. Een aanvrager moet onder meer de nodige duidelijkheid geven over zijn woon- en verblijfplaats. Volgens vaste rechtspraak [1] kan ook van iemand die stelt dak- of thuisloos te zijn worden gevergd dat hij controleerbare gegevens verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats. Vervolgens is het aan de bijstandverlenende instantie om deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de aanvrager niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
Heeft verzoekster aannemelijk gemaakt dat zij recht heeft op bijstand?
8.1.
Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij recht heeft op bijstand.
8.2.
De voorzieningenrechter vindt dat het college van verzoekster mocht verlangen dat zij zich in persoon legitimeerde bij het stadhuis of bij een kantoor van de gemeente. Ter zitting heeft de gemachtigde van het college uitgelegd dat dit enerzijds is om vast te stellen of verzoekster een geldig legitimatiebewijs heeft en anderzijds om vast te stellen of het geen ‘spookaanvraag’ betreft. [2] De voorzieningenrechter kan dit volgen.
8.3.
Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoekster geen controleerbare gegevens heeft verstrekt over haar feitelijke verblijfplaats. Dat verzoekster deze gegevens niet wil verstrekken om de mensen die haar helpen niet in problemen te brengen, wat daar ook van zij, kan haar niet baten. Controleerbare gegevens over de feitelijke verblijfplaats zijn immers voor het college noodzakelijk om vast te kunnen stellen of verzoekster in Rotterdam verblijft en dus om het recht op bijstand vast te kunnen stellen.
8.4.
De voorzieningenrechter vindt daarom dat het college de aanvraag van verzoekster om een bijstandsuitkering terecht heeft afgewezen.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekster vooralsnog geen recht op bijstand heeft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:203.
2.Zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4610.