ECLI:NL:RBROT:2024:12044

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
11009169 \ MB VERZ 24-2367
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mulderbeschikking inzake snelheidsovertreding met betwisting van de meting

In deze zaak gaat het om een Mulderbeschikking die is opgelegd aan de betrokkene voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 7 km/h. De overtreding vond plaats op 13 oktober 2022 te Rotterdam. De betrokkene heeft tegen de beschikking beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de betrokkene op 14 augustus 2023 beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 27 september 2024 heeft de vertegenwoordiger van de CVOM aangevoerd dat de verhoging van € 25,50 ten onrechte is opgelegd, omdat het beroep tijdig was ingediend. De betrokkene heeft betoogd dat de meting niet correct was, gebaseerd op zijn eigen berekeningen en de foto’s die zijn gemaakt tijdens de overtreding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende vaststaat en dat de sanctie gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard, maar heeft wel vastgesteld dat de verhoging van € 25,50 niet verschuldigd is en dat dit bedrag moet worden teruggegeven aan de betrokkene. De beslissing is genomen door de kantonrechter en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11009169 \ MB VERZ 24-2367
cjib-nummer: [nummer X]
registratienummer: [nummer Y]
uitspraak: 11 oktober 2024
uitspraak van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
betrokkene: [naam betrokkene]
woonplaats: Rotterdam
gemachtigde: mr. drs. M.J.G. Schroeder

1.Het verloop van de procedure

Bij inleidende beschikking van 30 oktober 2022 is aan betrokkene een sanctie opgelegd van € 51,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten. De beschikking is opgelegd voor “Overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 7 km/h (gedragsregel)”, begaan op donderdag 13 oktober 2022 om 22.53 uur te Rotterdam aan de President Rooseveltweg kruising Prins Alexanderlaan richting Ommoord (feitcode VA007).
Tegen deze beschikking is betrokkene op 15 december 2022 bij de officier van justitie in beroep gekomen.
Op 22 juni 2023 is (de gemachtigde van) betrokkene telefonisch gehoord.
De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 30 juni 2023 aan betrokkene verzonden.
Tegen de beslissing van de officier van justitie heeft betrokkene op 14 augustus 2023 beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De sanctie is van rechtswege op 5 september 2023 verhoogd met € 25,50. De totale hoogte bedraagt dus € 85,50.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 27 september 2024, waar namens de officier van justitie een vertegenwoordiger van de CVOM en de gemachtigde van betrokkene zijn verschenen.

2.De beoordeling

2.1
Ter zitting heeft de CVOM-vertegenwoordiger te kennen gegeven dat de verhoging van € 25,50 ten onrechte is opgelegd, aangezien het beroep van betrokkene tijdig is ingediend. Het beroepschrift is op 14 augustus 2023 bij de CVOM ontvangen, maar uit de poststempel op de envelop blijkt dat betrokkene het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post heeft gedaan.
2.2
De termijnen voor de procedure bij de kantonrechter zijn in acht genomen.
2.3
Betrokkene concludeert tot gegrondverklaring van het beroep. In het administratief beroep is overwogen dat snelheidsovertredingen niet worden vastgesteld op basis van de intervaltijd die is voormeld op de foto’s. Tegenbewijs tegen een meting kan echter worden geleverd middels een meting op basis van een andere systematiek (zoals een berekening) of een ander meetmiddel. Betrokkene heeft verwezen naar ECLI:NL:GHARL:2018:4202 en ECLI:NL:RBROT:2023:12282. Betrokkene beroept zich op de foto’s en zijn berekening. Daaruit blijkt dat het voertuig van betrokkene tussen de eerste en de tweede foto een afstand heeft afgelegd van één voertuiglengte, van voorste wielas tot achterste wielas. De wielbasis van het voertuig bedraagt 2,62 m. De intervaltijd tussen de foto’s bedraagt 0,478 seconden. En voertuig dat met 60 km/h rijdt legt in 0,478 seconden een afstand af van 7,967 m. De afgelegde afstand was echter slechts 2,62 m. Al met al is de gemeten gereden afstand in de intervaltijd (2,620 m) aanzienlijk kleiner dan hij zou moeten zijn (7,967 m) indien het voertuig met een snelheid van 60 km/h te hebben gereden. Bij een dermate groot verschil moet de conclusie worden getrokken dat de meting niet correct was. Betrokkene reed niet te hard. Verzocht wordt om de officier van justitie te veroordelen in de proceskosten.
2.4
De officier heeft aangevoerd dat het verweer van betrokkene niet opgaat en heeft verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.5
De kantonrechter stelt vast dat de in de zaakoverzicht volgende gegevens staan (voor zover hier relevant):

GEDRAGINGSGEGEVENS:
Door mij is waargenomen hetgeen langs elektronische weg is geconstateerd en digitaal is vastgelegd. De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting getest, goedgekeurd en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid : 60 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 57 km per uur.
Overschrijding met : 7 km per uur.
De werkelijke snelheid is het resultaat van een, overeenkomstig de geldende Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers van het college van Procureurs–Generaal, uitgevoerde correctie op de met het meetmiddel gelezen (afgelezen) snelheid.
Doordat de overtreding met een flitspaal is geconstateerd bestond er geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder. Daarom is op kenteken bekeurd.
De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd door middel van goedgekeurde radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal.”
2.6
In het dossier bevinden zich twee foto’s. Op foto A is het voertuig van betrokkene te zien terwijl hij zich met zijn achterwielen ter hoogte van de doorgetrokken streep voor het zebrapad bevindt. Op foto B is te zien dat het voertuig van betrokkene iets verder is gereden. Uit de intervaltijd die op foto B staat vermeld kan worden afgeleid dat die foto 0,478 seconde later is genomen. Verder staat op de foto’s: Locatie: 3851 Rotterdam Pres Rooseveltweg / kr Pr Alexanderln ri Ommoord.
2.7
Op de website van het CJIB is te vinden dat voor de betreffende flitspaal op 5 september 2022 een verklaring van het NMI is afgegeven met een geldigheidsduur tot 3 oktober 2023.
2.8
De kantonrechter overweegt dat uit r.o. 14 van het arrest van het gerechtshof Arnhem – Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2018:4202) kan worden afgeleid dat de intervaltijd van belang kan zijn om de snelheid te berekenen en dat dit een meetmethode betreft die deel uitmaakt van de typekeuring en onder de certificering valt. De enkele stelling dat het voertuig van betrokkene volgens de gemachtigde tussen de eerste en de tweede foto niet meer dan 2,620 m zou hebben afgelegd (wat kennelijk alleen gebaseerd is op de visuele waarneming van de gemachtigde) is onvoldoende om aan de juistheid van die meting te twijfelen.
2.9
De gedraging staat voldoende vast en dit rechtvaardigt dat een sanctie wordt opgelegd.
2.1
Niet gebleken is van feiten of omstandigheden op grond waarvan de sanctie behoort te worden gematigd.
2.11
Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Bij die uitkomst ziet de kantonrechter geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3.De beslissing

De kantonrechter:
stelt vast dat betrokkene de verhoging van € 25,50 niet is verschuldigd en dat betrokkene recht heeft op teruggave van dit bedrag;
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare zitting.
885
Wanneer de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer bedraagt dan € 110,00 of uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard op grond van het niet tijdig stellen van zekerheid, staat ingevolge artikel 14 Wahv tegen deze uitspraak hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift dient ingezonden te worden bij de kantonrechter (Postbus 50955, 3007 BS Rotterdam). Het is niet mogelijk om hoger beroep in te stellen per e-mail.
Datum toezending: