ECLI:NL:RBROT:2024:11945
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag toegang maatschappelijke opvang op basis van zelfredzaamheid
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 november 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster, afkomstig uit Libanon, had op 30 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor toegang tot de maatschappelijke opvang, nadat zij en haar zoon tijdelijk bij een vriendin verbleven. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze aanvraag op 1 november 2024 afgewezen, omdat verzoekster in staat werd geacht om zich met gebruikelijke voorzieningen en hulp van haar sociale netwerk te handhaven in de samenleving.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster geen recht heeft op opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), omdat zij niet tot de doelgroep behoort. Tijdens de zitting op 25 november 2024 werd duidelijk dat verzoekster geen lichamelijke of psychische klachten heeft en niet verslaafd is. Ze heeft een opleiding in Libanon gevolgd en heeft daar gewerkt in de kinderopvang. In Nederland heeft ze tijdelijk in een restaurant gewerkt. Ondanks dat ze geen Nederlands spreekt, kan ze zich redden met Engels en vertalingen.
De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekster, hoewel ze in een moeilijke situatie verkeert, zelfredzaam is en niet in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang. De afwijzing van haar aanvraag leidt niet tot een schending van artikel 8 van het EVRM, aangezien er geen recht op huisvesting kan worden afgeleid uit dit artikel. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat het college niet verplicht is om verzoekster op te vangen. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.