Op 28 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, zonder vaste woon- of verblijfplaats, en het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Verzoekster had een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) na een afwijzing van haar aanvraag op 1 juli 2021. Verzoekster, die in 2008 vanuit Somalië naar Nederland was gekomen, had in december 2020 met haar gezin Nederland gedwongen moeten verlaten en was daarna naar Turkije en Kenia verhuisd. Na een periode van ontheemding keerde zij met haar kinderen terug naar Nederland, maar bevond zich in een onhoudbare woonsituatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden waaronder verzoekster en haar kinderen Nederland hadden verlaten en de huidige situatie waarin zij zich bevonden, tijdelijke maatschappelijke opvang noodzakelijk was. De voorzieningenrechter schorste het besluit van verweerder en droeg hen op om voor een periode van maximaal zes weken opvang te bieden aan verzoekster en haar kinderen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.