ECLI:NL:RBROT:2024:11931

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
10699579 GZ23-6136
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van mentor en benoeming van professionele mentor in zorgzaak

In deze zaak heeft de kantonrechter op 2 december 2024 uitspraak gedaan over het mentorschap van een betrokkene, geboren in 1972 en lijdend aan schizofrenie en chronische psychose. De zus van de betrokkene, [persoon 1], was benoemd tot mentor, maar de zorginstelling Pameijer heeft verzocht om haar ontslag en benoeming van Stichting Veritas Mentorschap als nieuwe mentor. Pameijer stelde dat de huidige mentor niet in staat was om de juiste zorg voor de betrokkene te waarborgen en dat er onvoldoende contact was tussen de mentor en de zorgverleners. De kantonrechter heeft de klacht van Pameijer ongegrond verklaard, maar heeft ambtshalve de huidige mentor ontslagen en Stichting Veritas Mentorschap benoemd. De rechter oordeelde dat de huidige mentor niet over de benodigde kennis en ervaring beschikte om de belangen van de betrokkene adequaat te behartigen. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de medische situatie van de betrokkene en het gebrek aan inzicht van de mentor in de zorgbehoeften van haar zus. De kantonrechter heeft benadrukt dat de zus ook zonder mentorrol een belangrijke rol kan blijven spelen in het leven van de betrokkene. De uitspraak kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10699579 GZ VERZ 23-6136 MB 11912
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter op 18 januari 2024
in de zaak van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [adres],
hierna te noemen betrokkene.
De zitting is op de rechtbank in Rotterdam.
De kantonrechter is mr. C.J. Frikkee en de griffier is mr. S. Standaert-Dobbelaar.
Aanwezig zijn:
  • [betrokkene], samen met haar zus en mentor [persoon 1] en haar zwager [persoon 2];
  • namens Stichting Pameijer (hierna: Pameijer), [persoon 3], wooncoach en begeleider;
  • namens Stichting Antes (hierna: Antes), [persoon 4], behandelaar en sociaal psychiatrisch verpleegkundige;
  • namens Stichting Veritas Vertegenwoordiging (hierna: Veritas), haar bewindvoerder [persoon 5].

1.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
1.1.
Bij beschikking van 17 november 2023 is [persoon 1] (hierna: de mentor) benoemd tot mentor van betrokkene, haar zus [betrokkene]. Betrokkene woont in een beschermde woonvorm van Pameijer. Pameijer heeft bij brief van 6 december 2023 de kantonrechter verzocht om de beslissing van 17 november 2023 te herzien. Pameijer klaagt dat zij niet als belanghebbende is gehoord door de kantonrechter. Zij is het niet eens met de benoeming van de mentor. Pameijer verzoekt de kantonrechter om de mentor te ontslaan en Stichting Veritas Mentorschap te Rotterdam te benoemen tot mentor.
1.2
Pameijer stelt zich op het standpunt dat de mentor geen stabiele factor is in het leven van betrokkene en dat zij niet altijd de juiste beslissingen in het belang van betrokkene neemt. De cognitie en de lichamelijke conditie van betrokkene, die lijdt aan schizofrenie en chronische psychose, zijn de afgelopen jaren achteruit gegaan. Op de huidige locatie kan Pameijer haar niet meer de juiste zorg bieden omdat betrokkene meer hulp nodig heeft dan daar kan worden geboden. Volgens de op de zitting aanwezige zorgverleners kan betrokkene niet meer zelfstandig voor zichzelf zorgen en is er op de huidige locatie na 21.30 uur geen begeleiding meer aanwezig, terwijl betrokkene inmiddels 24-uurszorg nodig heeft. Daarom staat betrokkene hoog op wachtlijst om naar een andere locatie van Pameijer in Rotterdam Hoogvliet te verhuizen, waar wel 24-uurszorg is. De mentor heeft geen inzicht in het ziektebeeld van betrokkene. Zij heeft aan Pameijer laten weten dat zij niet wil dat betrokkene naar een andere locatie van Pameijer gaat verhuizen en wil dat zij stopt met medicatie.
1.3
De mentor heeft enkele schriftelijke stukken op de zitting aan de kantonrechter overhandigd ter onderbouwing van haar verweer. Zij voert aan dat betrokkene volgens haar en de familie niet de juiste zorg krijgt, dat haar kamer niet hygiënisch is en dat haar medicatie te hoog is. Sinds zij tot mentor is benoemd is betrokkene opgefleurd, heeft zij weer hoop voor de toekomst, is zij meer gaan bewegen en is haar medicatie verminderd. Betrokkene wil niet verhuizen naar de locatie van Pameijer in Rotterdam Hoogvliet. Het lukt de mentor niet om in contact te komen met de begeleiding van betrokkene en een afspraak te maken voor een gesprek. Zij wil graag inzage in de medische informatie van betrokkene en komt daar met Pameijer niet verder mee.
Wat heeft de kantonrechter in de mondelinge uitspraak beslist?
1.4.
Ten eerste heeft de kantonrechter de klacht van Pameijer dat zij bij de instelling van het mentorschap ten onrechte niet als belanghebbende is gehoord door de kantonrechter ongegrond verklaard. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er alleen sprake is van een belanghebbende in de zin van art. 798 lid 1 Rv als het onderwerp van een zaak ertoe kan leiden dat de rechten of verplichtingen waarop degene die stelt belanghebbende te zijn (in dit geval de zorginstelling) zich beroept,
rechtstreeksdoor de rechterlijke beslissing worden geraakt [1] . Het is natuurlijk zo dat een zorginstelling die feitelijke zorg biedt veel betrokkenheid heeft bij betrokkene en in de praktijk ook te maken heeft met de mentor. Maar dit betekent nog niet dat de rechten en verplichtingen van de zorginstelling rechtstreeks worden geraakt door de benoeming van een mentor. Uitgangspunt van de wettelijke regeling is dat een zorginstelling alleen een verzoek tot indiening mentorschap kan doen, bij afwezigheid of het niet optreden van een partner of naaste familieleden. Dat is hier niet aan de orde, aangezien de zus van betrokkene om mentorschap heeft verzocht. Voorts waren er akkoordverklaringen van de bewindvoerder en de familie. Dit maakt dat de zorginstelling niet als belanghebbende is aangemerkt. Het voorgaande neemt niet weg dat een zorginstelling altijd via een (klacht)brief aandacht kan vragen voor hun zorgen rondom een mentor. De kantonrechter kan zonodig ook ambtshalve een mentor ontslaan.
1.5.
Ten tweede heeft de kantonrechter ambtshalve de mentor ontslagen en Stichting Veritas Mentorschap tot mentor benoemd. Op grond van art. 1:461 lid 1 onder e en lid 2 BW kan aan een mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend wegens gewichtige redenen. De kantonrechter heeft voor deze beslissing de volgende redenen.
1.6.
De kantonrechter heeft de indruk dat de mentor het beste met haar zus voor heeft. Maar gelet op de ernst en complexiteit van de medische situatie van betrokkene – schizofrenie en chronische psychose – is naar het oordeel van de kantonrechter uit alles wat ter zitting is besproken gebleken dat de mentor niet in staat is om goed te kunnen overzien wat haar zus nodig heeft. Zij heeft geen kennis van of ervaring met dit soort problematiek, maar toch heeft zij een duidelijke mening over de zorg voor betrokkene, die zij zonder veel realiteitszin en gevoel voor nuance op de zitting heeft geventileerd. De ernst van de medische problematiek waar haar zus mee te maken heeft, vraagt dat inzicht echter wel. Uit alles blijkt dat betrokkene veel hulp en zorg nodig heeft, gelet op haar medische situatie en geleidelijke achteruitgang. De uitleg die hierover ter zitting werd gegeven door de zorgverleners, die betrokkene al vele jaren begeleiden, wilde of kon de mentor niet begrijpen.
1.7
Hoewel de mentor de afgelopen jaren betrokkene wel heeft bezocht, heeft zij weinig invulling gegeven aan haar rol als eerste contactpersoon. Zo is er nauwelijks contact geweest tussen de mentor en de zorg. Ter zitting heeft de sociaal psychiatrisch verpleegkundige van Antes verklaard dat er in de afgelopen jaren slechts twee keer een gesprek is geweest met de mentor (die toen nog geen mentor was, maar wel eerste contactpersoon van betrokkene voor de zorg). Zij heeft deze gesprekken als zeer onprettig en niet constructief ervaren. De mentor heeft nooit aan haar gevraagd om de medicatie van betrokkene aan te passen en heeft evenmin contact met haar gezocht over andere aangelegenheden. Eind juni 2023 is een zorggesprek met Pameijer niet doorgegaan omdat de mentor verhinderd was. Uit niets blijkt dat de mentor daarna nog initiatief heeft genomen om een nieuwe afspraak te maken. De mentor heeft aan de kantonrechter niet kunnen uitleggen waarom die afspraak tot het moment waarop zij tot mentor werd benoemd niet meer van de grond was gekomen, terwijl zij wel op de zitting klaagt over het gebrek aan contact en zij bovendien beschikte over de contactgegevens van de zorg (de uitnodiging was via WhatsApp aan haar verzonden).
1.8
Verder is ter zitting onweersproken door Pameijer gesteld dat gedurende alle jaren door de zorg steeds kleding en schoenen etc voor betrokkene zijn aangeschaft, in overleg met de bewindvoerder, zonder dat de mentor (of andere familie) daarbij enige rol heeft vervuld. Ter zitting heeft de mentor meegedeeld dat zij tot voor kort niet wist dat Veritas de bewindvoerder van betrokkene was, terwijl betrokkene al sinds 2010 onder bewind staat. Opvallend was ook dat de mentor en haar echtgenoot op de zitting beweerden dat de locatie van Pameijer Hoogvliet (waarvoor betrokkene hoog op de wachtlijst staat) bedoeld is voor personen met dementie. Nadat Pameijer had uitgelegd dat dit niet zo is, heeft de kantonrechter gevraagd waarom de mentor en haar echtgenoot dit dachten. De reden was dat zij bewindvoerder Veritas hadden opgezocht op internet en daar hadden gelezen dat personen met dementie onder bewind kunnen staan. Waarom dit tot de conclusie zou moeten leiden dat de locatie van Pameijer in Hoogvliet bedoeld is voor mensen met dementie heeft de mentor niet kunnen uitleggen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat verband er ook niet. Daarna beweerde de mentor dat de locatie in Hoogvliet alleen voor 50+ bewoners bestemd is, maar ook dit bleek niet te kloppen. Vervolgens vroeg de mentor er aandacht voor dat de ter zitting aanwezige wooncoach/begeleider van betrokkene van Pameijer van Kaapverdische afkomst is, terwijl haar uit de website van Veritas was gebleken dat daar ook een aantal personen met Kaapverdische namen werken. Daaruit leidde zij af, naar de kantonrechter heeft begrepen, dat deze organisaties wellicht “samenspannen”. Voor deze bewering heeft de mentor geen verdere onderbouwing gegeven.
1.9
Dit alles maakt dat de kantonrechter heeft geoordeeld dat de huidige mentor niet geschikt is om de rol van mentor voor betrokkene te vervullen, ondanks haar goede bedoelingen en ondanks dat betrokkene heeft aangegeven dat zij wil dat haar zus wel mentor blijft. Zoals de kantonrechter heeft uitgelegd kan de zus ook zonder dat zij mentor is een belangrijke rol in het leven van betrokkene blijven vervullen, maar heeft betrokkene een mentor nodig die in staat is om op juiste wijze haar belangen te behartigen.
1.1
De kantonrechter heeft Stichting Veritas Mentorschap benoemd tot mentor. Ter zitting heeft de aanwezige bewindvoerder namens Stichting Veritas Mentorschap verklaard dat deze hiertoe bereid is.
1.11
Zoals de kantonrechter ter zitting aan [persoon 1] na haar ontslag als mentor heeft uitgelegd, sorteert het ‘bezwaar’ dat zij ter zitting direct na de uitspraak heeft gemaakt geen effect. Zij kan in hoger beroep gaan als zij het niet met de uitspraak eens is (zie onder de uitspraak).

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
wijst de klacht van Stichting Pameijer dat zij bij de instelling van het mentorschap ten onrechte niet is gehoord als belanghebbende af;
2.2.
ontslaat [persoon 1] als mentor;
2.3.
benoemt Stichting Veritas Mentorschap tot mentor over de belangen van niet-vermogensrechtelijke aard van [betrokkene];
2.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit proces-verbaal is op 23 januari 2024 opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter mr. C.J. Frikkee.
Tegen deze uitspraak kan in hoger beroep worden gegaan bij het gerechtshof Den Haag. Dit kan alleen worden ingesteld door een advocaat. Verzoeker en degenen aan wie een kopie van de beschikking is verstrekt moeten hoger beroep instellen binnen drie maanden na de datum van de beschikking. Voor andere belanghebbenden moet dit binnen drie maanden nadat zij van de beschikking op de hoogte zijn geraakt.

Voetnoten

1.HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:463 en 488.