ECLI:NL:RBROT:2024:11877
Rechtbank Rotterdam
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door veelprocedeerder
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Justitie en Veiligheid van 9 juli 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen een afwijzing van een verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet open overheid. De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft onderbouwd waarom de Rechtbank Den Haag bevoegd zou zijn en dat hij de gronden van zijn beroep niet tijdig heeft ingediend. Eiser heeft op 30 september 2024 een melding gedaan bij de politie, waarin hij beweert dat de griffier zich schuldig maakt aan strafbare feiten en een schadevergoeding van ruim € 2 miljoen claimt. De rechtbank merkt op dat eiser in het verleden al veelvuldig procedures heeft gevoerd, waarvan een groot deel niet-ontvankelijk is verklaard. Dit wijst op misbruik van procesrecht, zoals bedoeld in artikel 6:15 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het beroep onverschoonbaar te laat is ingesteld, aangezien het beroepschrift pas op 18 september 2024 is doorgestuurd naar de rechtbank, terwijl de zeswekentermijn al was verstreken. Eiser heeft ook geen adequate reactie gegeven op de griffiersbrief en heeft een grote hoeveelheid irrelevante stukken ingediend, wat de indruk wekt dat hij te kwader trouw handelt. De rechtbank waarschuwt eiser dat bij voortzetting van zijn procedures mogelijk aan bestuursorganen zal worden verzocht om hun werkelijke proceskosten op te geven, en dat hij in de proceskosten kan worden veroordeeld. De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak.