ECLI:NL:RBROT:2024:11872

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
ROT 24/4248
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag standplaatsvergunning voor loempia's bij metrostation Zuidplein

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van een herhaalde aanvraag voor een standplaatsvergunning. Eiseres had op 19 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor het verkopen van loempia’s vanuit een loempiakar bij het metrostation Zuidplein. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze aanvraag afgewezen met het primaire besluit van 17 februari 2022 en bleef bij deze afwijzing in het bestreden besluit van 14 maart 2024. Eiseres heeft eerder meerdere aanvragen voor dezelfde locatie ingediend, die allemaal zijn afgewezen. De rechtbank heeft op 24 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar zoon en de gemachtigde van het college aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag van eiseres terecht heeft aangemerkt als een herhaalde aanvraag. Eiseres heeft sinds 2017 meerdere aanvragen voor een standplaatsvergunning voor dezelfde locatie ingediend, waarvan de afwijzing door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerdere uitspraken is bevestigd. De rechtbank concludeert dat de wet vereist dat bij een herhaalde aanvraag nieuwe feiten of veranderde omstandigheden worden aangevoerd, wat in dit geval niet is gebeurd. Het college heeft terecht geoordeeld dat de aanvraag voor een kleinere loempiakar geen nieuw feit of veranderde omstandigheid oplevert. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4248

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit Puttershoek, eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van een herhaalde aanvraag voor een standplaatsvergunning.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 17 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 maart 2024 is het college daarbij gebleven. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Op 8 oktober 2024 heeft eiseres een nader stuk ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar zoon, en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 19 oktober 2023 een aanvraag voor een standplaatsvergunning bij het metrostation Zuidplein/aan de Gooilandsingel ingediend voor het verkopen van loempia’s vanuit een loempiakar. Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit afgewezen. In het bestreden besluit is het college bij die afwijzing gebleven. Het college heeft de aanvraag van eiseres opgevat als herhaalde aanvraag, omdat zij eerder en vaker voor deze locatie een aanvraag voor een standplaatsvergunning heeft ingediend. Al deze aanvragen zijn afgewezen. Het enige verschil met deze aanvraag is dat eiseres nu een aanvraag heeft ingediend om vanuit een kleinere loempiakar loempia’s te verkopen. Het college heeft het standpunt ingenomen dat dit geen nieuw feit of veranderde omstandigheid oplevert op grond waarvan terug moet worden gekomen van de eerdere afwijzingen van die aanvragen. Het college heeft toegelicht dat het gebied waarvoor eiseres een standplaatsvergunning wil al sinds 2004 een standplaatsvrij gebied is en een standplaats voor een kleinere loempiakar past hier (ook) niet in.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres van 19 oktober 2023 terecht heeft aangemerkt als een herhaalde aanvraag. [1] Eiseres heeft immers sinds 2017 meerdere keren dezelfde aanvraag ingediend bij het college. Op basis van het dossier lijkt het te gaan om 8 eerdere aanvragen, in ieder geval was sprake van een aanvraag op 2 juli 2017 (aanvraag 1) en een aanvraag op 14 december 2020 (aanvraag 2). In die gevallen ging het dus ook om een aanvraag voor een standplaatsvergunning voor de locatie op de Gooilandsingel bij station Zuidplein. Het afwijzende besluit van het college op aanvraag 1 is inmiddels onherroepelijk geworden. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in een uitspraak van 17 juni 2020 [2] uitgebreid gemotiveerd waarom de afwijzing van aanvraag 1 terecht was. Het college heeft aanvraag 2 afgewezen met een beslissing op bezwaar van 23 september 2021. De rechtbank heeft het beroep tegen deze beslissing op bezwaar ongegrond verklaard bij uitspraak van 7 juni 2023. [3] Het daartegen ingestelde hoger beroep loopt nog.
4. Bij een herhaalde aanvraag vereist de wet [4] dat de aanvrager nieuwe feiten of veranderde omstandigheden moet vermelden. Het moet gaan om feiten die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Eiseres heeft aangevoerd met een kleinere loempiakar een standplaats te willen innemen. Het college heeft in redelijkheid het standpunt mogen innemen dat dit geen nieuw feit of veranderde omstandigheid oplevert op grond waarvan het college terug had moeten komen op de afwijzing en eiseres nu wel recht zou hebben op een standplaatsvergunning. Het gebied rondom metrostation Zuidplein (waaronder de Gooilandsingel) is door het college immers aangemerkt als een standplaatsvrij gebied. Het college mocht verder concluderen dat het door eiseres gedane beroep op het vertrouwensbeginsel (vanwege mogelijk gedane beloftes voor een vergunning voor een kiosk in het zwembad bij het metrostation) niet kan worden aangemerkt als nieuw feit of veranderde omstandigheid. Bij het intrekken van de standplaatsvergunning is immers al hierover beslist. De uitspraak van de Afdeling hierover staat ook in rechte vast. [5] De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college terecht de herhaalde aanvraag heeft afgewezen. In wat eiseres in beroep heeft aangevoerd ziet de rechtbank ook geen aanleiding voor het oordeel dat de afwijzing van de herhaalde aanvraag evident onredelijk zou zijn.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zaaknummer ROT 21/5528
4.Artikel 4:6 van de Awb