ECLI:NL:RBROT:2024:11628

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
ROT 23/5239
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling inzageverzoek politiegegevens en goede procesorde in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 21 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van politie inzake een verzoek tot inzage op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G.A. Soebhag, heeft verzocht om inzage in zijn politiegegevens, die in het verleden zijn verwerkt. Het bestreden besluit, gedateerd op 20 juni 2023, heeft het verzoek van eiser toegewezen, maar eiser is van mening dat niet alle gevraagde gegevens zijn verstrekt. De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat verweerder meer documenten heeft dan die hij heeft ingezien. De rechtbank oordeelt dat verweerder op een juiste wijze heeft beslist en dat eiser voldoende inzage heeft gekregen in de verwerkte politiegegevens. De rechtbank wijst erop dat de vragen van eiser na de inzage zijn beantwoord en dat verweerder niet verplicht was om een overzicht van de verzochte gegevens te verstrekken. Eiser's verzoek om een dwangsom en schadevergoeding wordt afgewezen, omdat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5239

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. G.A. Soebhag),
en
de korpschef van politie, de politiechef van de regionale eenheid Rotterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. V. Vermeulen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder op het verzoek tot inzage op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg).
1.1.
Met het bestreden besluit, gedateerd op 20 juni 2022 (de rechtbank begrijpt 20 juni 2023), heeft verweerder het verzoek toegewezen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Tegen eiser hebben in het verleden politieonderzoeken gelopen. Eiser wil weten welke persoonsgegevens (politiegegevens) over hem zijn verwerkt en de rechtmatigheid daarvan controleren. Eerder heeft eiser op 9 juni 2019 de Politie Landelijke Eenheid op grond van de Wpg verzocht om inzage in en informatie over de door de politie over hem verwerkte politiegegevens. Bij besluit van 11 februari 2020 heeft verweerder hierop beslist. Bij uitspraak van 10 maart 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:2045) heeft de rechtbank het beroep daartegen ongegrond verklaard. Op 21 april 2021 heeft eiser de Politie Landelijk eenheid opnieuw verzocht om inzage in en informatie over de door de politie over hem verwerkte politiegegevens. Bij besluit van 29 juni 2021 heeft verweerder hierop beslist. Bij uitspraak van 6 oktober 2023 (zaaknummer ROT 21/4378) heeft de rechtbank het beroep daartegen gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht in stand gelaten.
3. Op 17 maart 2023 heeft eiser bij verweerder verzocht om informatie over de door verweerder over hem verwerkte politiegegevens. Eiser heeft verweerder daarbij gevraagd aan te geven:
  • om welke gegevens het gaat;
  • wat het doel is van het gebruik;
  • aan wie verweerder de gegevens eventueel heeft verstrekt;
  • hoe lang de gegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen;
  • wat de herkomst is van de gegevens, als deze bekend is;
  • of er sprake is van geautomatiseerde besluitvorming, waaronder profilering. In dat geval wil eiser graag weten wat de onderliggende logica hiervan is. Wat is het belang van verweerder en wat zijn de verwachte gevolgen van deze geautomatiseerde besluitvorming voor eiser;
  • welke passende waarborgen voor doorgifte heeft verweerder getroffen als verweerder deze gegevens heeft doorgegeven aan een ander land of aan een internationale organisatie.
4. Per brief van 6 mei 2023 heeft eiser desgevraagd de gegevens waar hij om verzoekt nader gespecificeerd. Eiser geeft daarbij aan dat hij inzage wil hebben in alle gegevens die op 22 juli 2015 van de FIOD of de Belastingdienst zijn ontvangen. Ook vraagt hij om inzage in alle gegevens die later aan de hand van de vordering verstrekkingen historische gegevens van 1 februari 2016 zijn ontvangen. Ook verzoekt eiser om een overzicht van de politiegegevens.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de inzageverlening in de politiegegevens en of verweerder kon volstaan met toewijzing van het verzoek zonder verstrekking van een overzicht van de politiegegevens van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder het verzoek te beperkt opgevat?
7.1.
Eiser voert aan dat hij geen inzage heeft gehad in alle gegevens waar hij om heeft gevraagd. Eiser is van mening dat verweerder het verzoek te beperkt heeft opgevat. Daarnaast wil eiser ook inzage in de communicatie tussen de Belastingdienst en verweerder die heeft plaatsgevonden naar aanleiding van zijn aanvullende vragen na de feitelijke inzage op het politiebureau. Ook was er volgens eiser teveel zwart gelakt op de documenten die hij wel heeft ingezien. Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.2.
Eiser heeft in zijn brief van 6 mei 2023 het verzoek om inzage gespecificeerd. Gelet op de eerdere Wpg-verzoeken van eiser kon verweerder redelijkerwijs het gespecificeerde verzoek voor de zoekslag hanteren. Verweerder heeft inzage geboden in de met de verrichte zoekslag aangetroffen documenten. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verweerder over meer documenten beschikt dan hij heeft gezien tijdens de inzage. Eiser heeft daarmee inzage gehad in de door hem verzochte gegevens. Het ter zitting naar voren gebrachte verzoek om inzage te krijgen in de communicatie tussen de Belastingdienst en verweerder van na de inzage, valt niet onder het oorspronkelijke verzoek en valt daarmee buiten de omvang van dit geding. Eiser kan met deze procedure dan ook niet bewerkstelligen dat hij ook daarin inzage krijgt. Verder heeft eiser pas ter zitting aangevoerd dat de documenten die hij wel heeft gezien naar zijn mening teveel zwart gelakte tekst bevatten. Dit is een nieuwe beroepsgrond die pas ter zitting is ingebracht. Niet valt in te zien, waarom dit niet eerder kon worden aangevoerd. De rechtbank acht dit in strijd met de goede procesorde en gaat hieraan dan ook voorbij.
Had verweerder een overzicht van de Wpg gegevens aan eiser moeten verstrekken?
8.
8.1.
Eiser voert aan dat een overzicht van de Wpg gegevens aan hem verstrekt had moeten worden. Eiser verwijst ter onderbouwing van de beroepsgrond naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 september 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3461). Hij voert aan dat door het ontbreken van dit overzicht en het niet motiveren daarvan het besluit onzorgvuldig is genomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8.2.
In artikel 25 van de Wpg is bepaald dat een betrokkene het recht heeft om uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende politiegegevens en als dat het geval is om die gegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over onder meer de doelen van de verwerking, de periode van opslag of de criteria om dat te bepalen, de betrokken categorieën van politiegegevens en of de politiegegevens zijn verstrekt en over de ontvangers daarvan.
8.3.
De rechtbank legt ‘het recht om uitsluitsel te verkrijgen’ in dit artikel zo uit dat het uitsluitend gaat om het verkrijgen van duidelijkheid over de vraag óf er politiegegevens zijn verwerkt. De rechtbank vindt voor deze uitleg aanknopingspunten in de Memorie van Toelichting bij de Wpg waarin is vermeld: ‘De richtlijn kent aan de betrokkene het recht toe om van de verantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over de al dan niet verwerking van de hem betreffende politiegegevens (…)’ [1] Als er politiegegevens zijn verwerkt en daarover uitsluitsel is gegeven, kan verweerder kiezen hoe hij de verzoeker inzage biedt en verdere informatie verschaft. De uitspraak van de Afdeling die eiser aanhaalt ziet enkel op de eisen die worden gesteld aan een overzicht in het geval dat verweerder ervoor kiest om zo’n overzicht te verstrekken. Uit deze uitspraak volgt niet dat verweerder een overzicht in het besluit moet opnemen of moet bijvoegen. Er is ook overigens geen rechtsregel waaraan een aanspraak op een overzicht kan worden ontleend. Verweerder was daarom niet gehouden om aan eiser een overzicht te verstrekken.
8.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op een juiste wijze heeft beslist op en gevolg heeft gegeven aan het inzageverzoek van eiser. Ook zijn de vragen van eiser beantwoord die hij na de inzage heeft gesteld. Door die inzage heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank de aard en omvang en categorieën van de verwerkte politiegegevens kunnen nagaan. Hiermee moet hij in staat worden geacht om de hem toekomende rechten op correctie of verwijdering uit te kunnen oefenen. De rechtbank oordeelt dat verweerder met de uitnodiging in het bestreden besluit, de daaropvolgende inzage, het nadere verzoek om informatie en de antwoorden daarop aan het verzoek van eiser heeft voldaan. Nu verweerder ook niet gehouden is om een overzicht van de verzochte gegevens te verstrekken is er geen sprake van een gebrekkige motivering of onzorgvuldige besluitvorming.
8.5.
Eiser heeft verzocht verweerder onder oplegging van een dwangsom te gelasten volledige inzage aan hem te bieden. Nu de beroepsgronden van eiser niet kunnen slagen kan evenmin sprake zijn van de oplegging van een dwangsom. Eiser heeft tot slot verzocht om een schadevergoeding vanwege stress en frustratie ondervonden door onbehoorlijk bestuur van de politie. Nu geen sprake is van een onrechtmatig besluit is er ook geen grond voor een schadevergoeding (artikel 8:88 Awb).

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij met de inzage aan het verzoek van eiser heeft voldaan. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.TK 2017-2018, 34 889, nr. 3, p. 78.