Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.De zaak in het kort
- € 150.558 aan geleden schade,
- € 11.435 aan gemaakte kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid,
- € 2.394,93 aan buitengerechtelijke incassokosten.
- [gedaagde] tegenover [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door niet te handelen zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in gelijke omstandigheden mocht worden verwacht,
- deze onrechtmatige daad een zeer belangrijke factor was in de beslissing tot ontbinding van de vennootschap,
- [eiseres] daardoor schade heeft geleden tot het toe te wijzen bedrag, en
- er geen sprake is van schuld van [eiseres] aan het ontstaan van die schade.
2.De procedure
- de conclusie van antwoord met 10 producties,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging aanvullende producties tevens houdende uitlaten indexatie en schade van [eiseres] met producties 37 en 38,
- de akte tevens akte overlegging producties van [gedaagde] met producties 11 t/m 14.
3.De feiten
- inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen € 249.874
- loonheffing af € 2.681
- dividend en/of kansspelbelasting af
- bedrag van de voorlopige aanslag € 193.612
- in rekening gebrachte belastingrente bij € 10.213
- revisierente bij
4.Het geschil
5.De beoordeling
- in de berekening is uitgegaan van de fiscale waarde van de pensioen- en stamrechtaanspraken in plaats van de economische waarde en
- deze heeft verstrekt zonder enig voorbehoud of waarschuwing dat volgens de geldende wet- en regelgeving de berekening zou moeten worden gebaseerd op de economische waarde van de pensioen- en stamrechtverplichtingen en dat dit tot hogere fiscale lasten zou leiden.