In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen ERES NL XXX Coöperatief U.A. en [gedaagde01] c.s. over huurachterstand en de ontbinding van de huurovereenkomst. ERES vorderde betaling van een huurachterstand van € 4.998,13, die was ontstaan door niet tijdige betalingen door [gedaagde01] c.s. De huurovereenkomst was op 7 juni 2022 ingegaan met een initiële huurprijs van € 1.270,- per maand, die later was verhoogd. De kantonrechter oordeelde dat de huurprijsverhoging, die ERES had doorgevoerd, als oneerlijk moest worden aangemerkt op basis van de Richtlijn 93/13 EG, waardoor de oorspronkelijke huurprijs van € 1.270,- per maand moest worden gehanteerd voor de berekening van de huurachterstand. De rechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand toegewezen, maar de buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen omdat niet was komen vast te staan dat [gedaagde01] c.s. aanmaningen hadden ontvangen. Tevens werd een betalingsregeling van € 500,- per maand afgesproken, met de voorwaarde dat [gedaagde01] c.s. de huur op tijd blijven betalen. Indien zij zich niet aan deze regeling houden, zou de huurovereenkomst ontbonden worden en moesten zij de woning ontruimen. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van ERES toegewezen, die in totaal € 1.436,57 bedragen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.