ECLI:NL:RBROT:2024:1100

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/10/672273 / FA RK 24-411
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortzetting van verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van betrokkene, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en psychoses. De rechtbank heeft vastgesteld dat de problematiek van betrokkene zich op het snijvlak van de Wet zorg en dwang (Wzd), de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet forensische zorg (Wfz) bevindt. De rechtbank oordeelt dat de Wzd-problematiek voorliggend is, gezien de ernst van de situatie en de noodzaak voor adequate behandeling.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de medische verklaring van een psychiater, die bevestigt dat betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap. De rechtbank concludeert dat betrokkene niet in staat is om de juiste keuzes te maken, wat leidt tot ernstig nadeel voor zijn gezondheid en de veiligheid van anderen. De rechtbank wijst erop dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen.

De rechterlijke machtiging is verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 5 augustus 2024. Betrokkene heeft zich verzet tegen de voortzetting van zijn verblijf, maar de rechtbank oordeelt dat de continuïteit van zorg in de huidige Wzd-accommodatie van groot belang is voor zijn behandeling en stabilisatie. De beschikking is mondeling gegeven door rechter E.M. Moerman en schriftelijk uitgewerkt op 19 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/672273 / FA RK 24-411
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 5 februari 2024 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[betrokkene01] ,
geboren op [geboortedatum01],
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats01],
op dit moment verblijvende in [instelling01] te [plaats01] ,
advocaat mr. J.J.J.L. Maalsté te Utrecht.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen op de griffie op 18 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam01] , psychiater, van 5 januari 2024;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 12 januari 2024;
  • een afschrift van het zorgplan van 12 januari 2024;
  • het voortgangsverslag mei 2023 - januari 2024;
  • de beschikking van deze rechtbank van 11 januari 2024 over de voortzetting van de inbewaringstelling;
  • de machtiging van het CIZ.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam02] (GZ-psycholoog), [naam03] (arts) en [naam04] (GZ-psycholoog), verbonden aan [instelling01] (hierna: de behandelaren).
De twee laatstgenoemde personen hebben deelgenomen via een beeldverbinding.

2.Beoordeling

Eerdere machtiging
2.1.
Op 11 januari 2024 is door de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend tot en met 22 februari 2024. Op 18 januari 2024 heeft het CIZ verzocht een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie te verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd.
Wzd van toepassing?
2.2.
In deze zaak is sprake van zogeheten multi-problematiek. Betrokkene heeft een voorgeschiedenis met psychoses, waarbij er sterke aanwijzingen zijn voor schizofrenie. Betrokkene heeft ook een licht verstandelijke beperking. Daarnaast is betrokkene veroordeeld voor het plegen van meerdere zedendelicten, die hij gepleegd heeft in een psychotische toestand en onder invloed van middelen. Daarmee bevindt de problematiek van betrokkene zich op het snijvlak van de Wzd (vanwege de licht verstandelijke beperking), de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz; vanwege de psychoses) en de Wet forensische zorg (vanwege de zedendelicten). Hiervoor gelden verschillende juridische kaders. Namens het CIZ is verzocht om een rechterlijke machtiging. Dit betekent dat de rechtbank moet toetsen of de Wzd van toepassing is. De advocaat van betrokkene meent van niet. Hij is van oordeel dat de Wzd er ‘bij de haren bijgesleept’ is om betrokkene in de huidige Wzd-accommodatie te behouden. Voor zover er al sprake is van een verstandelijke beperking, staat die niet op de voorgrond. Volgens de advocaat is de Wvggz van toepassing.
2.3.
Uit de medische verklaring is gebleken dat betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap, te weten een licht verstandelijke beperking. De diagnose is gesteld op basis van een eerder intelligentie-onderzoek in combinatie met de constatering dat betrokkene tekortschiet in adaptieve vaardigheden. De onafhankelijk psychiater merkt in de medische verklaring op dat de klinische indrukken bij het opstellen van de verklaring hierop aansluiten. De intelligentie van betrokkene wordt op een verstandelijk beperkt niveau ingeschat. De psychiater komt tot de slotsom dat sprake is van een verstandelijke beperking. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze diagnose. In zoverre is er sprake van een aandoening die valt onder de reikwijdte van de Wzd. Het verweer van de advocaat dat er geen sprake is van een Wzd-aandoening, wordt op dit punt dan ook verworpen.
2.4.
Hiervoor is aangegeven dat sprake is van multi-problematiek. In dit geval moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de Wvggz of de Wzd van toepassing is. Daarbij dient op basis van vaste rechtspraak te worden vastgesteld welke problematiek (psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap) op het moment van beoordeling ’voorliggend’ is, dat wil zeggen: op de voorgrond staat, omdat die problematiek de actuele zorgbehoefte bepaalt, waarbij ook de continuïteit van de zorg in een vertrouwde omgeving in aanmerking moet worden genomen (zie HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1271, rov. 3.1.2 en HR 24 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:309, rov. 3.2).
2.4.1.
De rechtbank is op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat de verstandelijke handicap voorliggend is en daarmee het verzoek op de juiste wet is gegrond. De rechtbank acht hierbij het volgende doorslaggevend. Vaststaat dat betrokkene kampt met psychoses en dat hij daar momenteel ook voor behandeld wordt. De behandelaren geven aan dat deze behandeling aan lijkt te slaan en dat hij langzaam stabiliseert. Betrokkene heeft echter een gebrek aan ziekte-inzicht. De behandelaren hebben toegelicht dat betrokkene vanwege zijn verstandelijke beperking niet in staat is om de juiste keuzes te maken en zichzelf niet adequaat kan verzorgen. Hierdoor heeft hij moeite om te begrijpen dat hij antipsychotica moet innemen en dat hij geen drugs mag gebruiken. Betrokkene heeft hierbij intensieve ondersteuning nodig. De accommodatie waar betrokkene op dit moment verblijft heeft de expertise en de mogelijkheid om betrokkene de juiste behandeling te bieden. Met betrekking tot de verstandelijke beperking kan betrokkene worden begeleid en behandeld. Op het moment dat er sprake blijkt te zijn van middelengebruik met als gevolg een psychische ontregeling, dan heeft de huidige accommodatie ook de deskundigheid om de psychische ontregeling te behandelen. Daarnaast biedt de huidige accommodatie ook forensische behandeling om een terugval in delictgedrag te voorkomen. Daarmee sluit de behandeling die de accommodatie biedt aan op de actuele zorgbehoefte van betrokkene. Bovendien is betrokkene al bekend in deze instelling, waardoor de benodigde zorg kan worden voortgezet. Zeker gelet op de complexe problematiek van betrokkene, is continuïteit van behandeling van groot belang. Overplaatsing naar een andere instelling zou de behandeling doorkruisen.
2.4.2.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de advocaat. De Wzd-problematiek is voorliggend.
De rechterlijke machtiging
2.5.
Zoals hiervoor is overwogen, is betrokkene vanwege de verstandelijke beperking niet in staat om de juiste keuzes te maken. Hierdoor kan er ernstig nadeel ontstaan. Het ernstig nadeel is gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is onlangs veroordeeld voor het plegen van meerdere zedendelicten. Tijdens een recente psychische ontregeling in de kliniek heeft betrokkene seksueel grensoverschrijdende uitspaken gedaan naar vrouwelijke begeleiders. Het risico op recidive met betrekking tot zedendelicten wordt daarom hoog ingeschat. Gelet op de verstandelijke beperking van betrokkene ligt het in de lijn der verwachting dat hij zonder adequate behandeling en begeleiding opnieuw psychisch zal ontregelen. Zoals hiervoor is overwogen is betrokkene vanwege zijn verstandelijke beperking namelijk niet in staat om de juiste keuzes te maken. Gedurende de huidige opname heeft betrokkene meermaals dreigende uitspraken gedaan over het neersteken van specifieke personen. Ook heeft hij gedreigd met brandstichting. Verder is betrokkene vanuit zijn verstandelijke beperking niet voldoende in staat om voor zichzelf te zorgen. Betrokkene heeft intensieve aansturing nodig bij alle dagelijkse levensverrichtingen.
2.6.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.8.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen voortzetting van het verblijf. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene verzet toont tegen voortzetting van zijn opname en verblijf binnen de huidige Wzd-accommodatie. Betrokkene heeft aangegeven te willen vertrekken naar een andere kliniek of (terug) naar de gevangenis. Tijdens de mondelinge behandeling is het voorgaande door betrokkene bevestigd. Verder ontkent betrokkene psychotisch te zijn geweest, volgens betrokkene was hij alleen wat achterdochtig. Betrokkene vertelt geen medicatie nodig te hebben, behalve voor eventueel drugsgebruik.
2.9.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [betrokkene01] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 5 augustus 2024.
Deze beschikking is op 5 februari 2024 mondeling gegeven door mr. E.M. Moerman, rechter, in tegenwoordigheid van B. Bajra, griffier, en op 19 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.