In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Betrokkene is geboren in februari 1932 en verbleef sinds december 2019 vrijwillig in een GGZ-accommodatie. Deze accommodatie verleent met ingang van 1 januari 2020 alleen Wvggz-zorg.
(ii) Op 19 februari 2020 heeft de burgemeester van de gemeente ’s-Hertogenbosch op grond van art. 7:1 lid 1 Wvggz een crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene, voor de volgende noodzakelijk geachte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- opnemen in een accommodatie.
(iii) In zijn beschikking verwijst de burgemeester naar een op dezelfde dag afgegeven medische verklaring van een onafhankelijke psychiater. De psychiater heeft in de medische verklaring als (vermoedelijke) diagnose vermeld: “organisch psychosyndroom (dd neurodegeneratieve aandoening, eventueel auto-immuunaandoening)”. In de DSM-afgeleide classificatie is de volgende diagnose aangekruist: “Neurocognitieve stoornissen (o.a. dementie en delier)”.
(iv) In de medische verklaring heeft de psychiater op de vraag “Waaruit bestaat het (onmiddellijk dreigend) ernstig nadeel?” het volgende geantwoord:
“Door matige lichamelijke toestand, valt betrokkene snel. Door haar psychiatrische toestand is het niet mogelijk om de risico’s met haar te bespreken en volgt zij instructies niet op; bijvoorbeeld om hulp van een verpleegkundige te vragen als zij ergens naartoe wil lopen. Zij is al diverse malen gevallen, wat bijvoorbeeld tot een grote bloeduitstorting in haar gelaat heeft geleid. Gezien haar leeftijd en somatische toestand bestaat er een reëel risico op ernstig letsel, zoals een gebroken heup of hoofdletsel.
Om dit nadeel weg te nemen, is het van belang om enkele vrijheidsbeperkende maatregelen te nemen, zoals het slapen in een Posey-bed. Zij kan hiertoe geen toestemming geven en het vermoeden bestaat dat zij tekenen van verzet zal tonen, wanneer zij hier ’s nachts in ligt.”
“Betrokkene is niet in staat om een coherent gesprek te voeren en kan hierdoor geen toestemming geven voor opname of genoemde vrijheidsbeperkende maatregelen (Poseybed, fixatie in rolstoel). De verwachting is dat betrokkene tekenen van verzet zal tonen, bijvoorbeeld dat zij zal proberen om ’s nachts uit het Poseybed te komen.”
2.3.2Bij mondelinge beschikking van 24 februari 2020 heeft de rechtbank machtiging verleend tot voortzetting van de crisismaatregel tot en met 16 maart 2020. De rechtbank heeft in de schriftelijke uitwerking van de beschikking, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
De psychiater heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat bij betrokkene een cognitieve stoornis, te weten ernstige dementie op de voorgrond staat. Het perspectief van betrokkene is het verblijf in een verpleeginstelling. Op dit moment kan betrokkene echter nog niet naar een verpleeginstelling, omdat haar huidige situatie daar niet werkbaar is. Het is moeilijk te voorspellen hoe lang dit nog duurt. De behandelaren onderzoeken op welke manieren de frontale ontremming van betrokkene teruggedrongen kan worden, zodat betrokkene stabieler wordt. Betrokkene lijkt steeds ofwel erg heftig ofwel geheel niet te reageren op medicatie. Betrokkene verblijft nu ongeveer twee en een halve maand op deze afdeling. Zij heeft nooit de indruk gewekt dat zij weg zou willen en heeft ook nooit verzet getoond tegen het verlenen van zorg. De crisismaatregel is aangevraagd, omdat betrokkene een Posey-bed en een rolstoel met een blad en een band nodig heeft. Betrokkene verzet zich zelf niet tegen de inzet van deze middelen. Zij lijkt zelfs met plezier in het Posey-bed te liggen en zit ook graag in de rolstoel. Het inzetten van een Posey-bed en een dergelijke rolstoel kan echter niet op vrijwillige basis gebeuren. Voor vrijheidsbeperkende maatregelen zoals deze is namelijk altijd een rechterlijke machtiging nodig. De inspectie voor de gezondheidszorg is daar heel kritisch op en heeft wel boetes gegeven voor het inzetten van vrijheidsbeperkende maatregelen zonder rechterlijke machtiging.
De verpleegkundige geeft aan dat betrokkene niet op de afdeling kan blijven indien het verzoek wordt afgewezen. Gebruik van het Posey-bed en de rolstoel met een blad en een band zijn nodig. Andere mogelijkheden om het vallen te voorkomen zijn niet mogelijk gebleken.
De dochter en de schoonzoon van betrokkene hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat betrokkene al jarenlang tekenen van cognitieve achteruitgang vertoont. In september heeft betrokkene een blaasontsteking gehad, waarna haar situatie snel is verslechterd. Zij geven aan dat zij het vervelend zouden vinden als zij door het afgeven van een rechterlijke machtiging geen inspraak meer zouden krijgen in de behandeling van betrokkene. Zij begrijpen dat het, onder andere agressieve, gedrag van betrokkene enigszins onderdrukt moet worden met medicijnen om haar situatie werkbaar te maken, maar zij vinden het ook belangrijk dat betrokkene nog wel zichzelf kan zijn. De dochter en de schoonzoon staan wel achter het verlenen van de verzochte vormen van zorg. Daarnaast zien zij dat betrokkene zich goed voelt in de accommodatie en zich niet verzet tegen de zorg.
De advocaat heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij er niet in is geslaagd om een gericht gesprek met betrokkene te voeren. Daarnaast heeft zij opgemerkt dat de voornaamste diagnose van betrokkene dementie is, waardoor betrokkene onder de werking van de Wzd (…) valt. De advocaat heeft verklaard dat het verzoek vanuit juridisch oogpunt daarom afgewezen dient te worden.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, bestaande uit de aanzienlijke kans op ernstig lichamelijk letsel. Betrokkene verkeert in matige lichamelijk[e] toestand, waardoor zij snel valt. Door de psychiatrische toestand van betrokkene is het echter niet mogelijk om de nodige veiligheidsinstructies met haar te bespreken en houdt zij zich hier ook niet aan. (…). Om dit nadeel weg te nemen is het noodzakelijk betrokkene in een Posey-bed te laten slapen en fixatie in de rolstoel. Daarnaast is verblijf op de huidige afdeling, toezicht en het toedienen van medicatie noodzakelijk. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
(…)
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief (artikel 3:3 Wvggz).
(…)
Het ernstige vermoeden bestaat dat onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychogeriatrische aandoening. Bij het nemen van de crisismaatregel is betrokkene voorlopig gediagnostiseerd met een organisch psychosyndroom. Inmiddels is duidelijk geworden dat betrokkene lijdt aan ernstige dementie.
Aangezien betrokkene onder de werking van de Wzd valt en zich bovendien niet verzet tegen het verlenen van verplichte zorg, zou het verzoek op juridische gronden afgewezen moeten worden. De rechtbank is echter van oordeel dat het afwijzen van het verzoek in de huidige situatie voor betrokkene onaanvaardbare gevolgen heeft en ziet zich geplaatst voor het volgende dilemma.
- Betrokkene dient te zijner tijd op grond van haar psychogeriatrische aandoening in een verpleeginstelling te verblijven;
- Nu en in de nabije toekomst kan zij niet worden geplaatst in een verpleeginstelling in verband met haar toestandsbeeld en haar zeer moeilijk te hanteren gedrag:
- De behandelaren en de andere betrokkenen zijn het erover eens dat betrokkene de komende tijd op de huidige afdeling dient te verblijven om mede met behulp van de juiste medicatie tot zodanige stabilisatie te komen dat zij naar een verpleeginstelling kan;
- Zij verblijft al twee en een halve maand zonder rechterlijke machtiging op de huidige afdeling maar nu is de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen, te weten een Posey-bed en een rolstoel met een blad en een band, noodzakelijk om ernstig letsel te voorkomen;
- Om die vrijheidsbeperkende maatregelen te mogen nemen is een rechterlijke beslissing noodzakelijk;
- Zonder een rechterlijke beslissing kan zij niet langer op de huidige afdeling blijven;
- De huidige afdeling betreft een Wvggz-afdeling en geen WZD-afdeling;
- Een inbewaringstelling op grond van de WZD is derhalve niet mogelijk;
- Bovengenoemd doel, te weten voortzetting van het verblijf op de huidige afdeling met inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen, is alleen mogelijk door het verlenen van een voortzetting van een crisismaatregel op grond van de Wvggz.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank derhalve het verzoek toewijzen en een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.”