ECLI:NL:HR:2023:309

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
22/04028
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een crisismaatregel op basis van psychische stoornis versus psychogeriatrische aandoening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de rechtsgeldigheid van een crisismaatregel die was opgelegd aan betrokkene, die lijdt aan een ernstige neurocognitieve stoornis en schizofrenie in remissie. De rechtbank Oost-Brabant had op 12 september 2022 een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, maar de advocaat van betrokkene stelde dat de Wvggz niet het juiste juridische kader was en dat de Wet zorg en dwang (Wzd) van toepassing zou moeten zijn. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onbegrijpelijk had geoordeeld dat het gedrag van betrokkene voortvloeit uit een psychische stoornis, terwijl de relevante aandoening een psychogeriatrische aandoening betreft, namelijk dementie. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling.

De zaak begon met een crisismaatregel die op 8 september 2022 door de burgemeester was genomen, gebaseerd op een medische verklaring van een psychiater die betrokkene had onderzocht. De psychiater had vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een ernstige neurocognitieve stoornis en dat haar gedrag, dat leidde tot een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, niet zonder verplichte zorg kon worden afgewend. De rechtbank had echter geoordeeld dat de Wvggz van toepassing was, terwijl de advocaat van betrokkene betoogde dat de Wzd het juiste kader was. De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank niet had onderkend dat dementie een psychogeriatrische aandoening is en dat de relevante problematiek niet correct was beoordeeld.

De Hoge Raad benadrukte dat bij multi-problematiek, waarbij zowel een psychische stoornis als een psychogeriatrische aandoening aanwezig is, de actuele zorgbehoefte bepalend is voor het toepasselijke regime. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en droeg deze op om de zaak opnieuw te behandelen, waarbij de juiste juridische kaders in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/04028
Datum24 februari 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-BRABANT,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/01/385490 / FA RK 22-3922 van de rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2022.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2022 en tot terugwijzing.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 8 september 2022 heeft de burgemeester op grond van art. 7:1 Wvggz een crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene. De burgemeester vermeldt als zorg die noodzakelijk is om de crisissituatie af te wenden:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene.
(ii) In zijn beschikking verwijst de burgemeester naar een op dezelfde dag uitgebrachte medische verklaring van de onafhankelijke psychiater die betrokkene die dag heeft onderzocht. Daarin is als (vermoedelijke) diagnose gesteld: “Ernstige neurocognitieve stoornis, schizofrenie in remissie”. Bij de DSM-afgeleide classificatie heeft de psychiater aangekruist: “Neurocognitieve stoornissen (o.a. dementie en delier)”. Volgens de medische verklaring bestaat het (onmiddellijk dreigend) ernstig nadeel uit: “Opnieuw vallen bij neiging tot roken ’s nachts. Pte is vanwege vergevorderde dementie niet te instrueren.”. Het advies luidt: “Ondergetekende verklaart wel het ernstige vermoeden te hebben dat voornoemde persoon lijdt aan een psychische stoornis waaruit gedrag voortvloeit dat een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakt dat niet zonder verlening van verplichte zorg kan worden afgewend, waarbij de crisissituatie dermate ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.”
2.2
Op 9 september 2022 heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de vormen van zorg zoals vermeld in de crisismaatregel. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling staat onder meer het volgende:
“Psychiater:
(…) Ik heb destijds de crisismaatregel uitgeschreven. (…) Ik kan wel wat meer over de rode lijn vertellen. Mevrouw is in het verleden bekend met schizofrenie en heeft een uitgebreide vorm van dementie. De schizofrenie is momenteel afgezwakt. Het is nog wel een neurocognitieve stoornis. Betrokkene gaat binnenkort ook naar een verpleegtehuis. Haar zoon gaat daarvoor binnenkort kijken.
Betrokkene valt erg veel. (…) Door haar stoornis is ze niet te instrueren. (…)”
2.3
Op 12 september 2022 heeft de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van betrokkene verleend tot en met 3 oktober 2022. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover in cassatie van belang, als volgt overwogen:
“De advocaat heeft ter zitting aangevoerd dat de Wvggz niet het juiste juridische kader is
voor het verzoek, maar de Wet zorg en dwang. De rechtbank volgt de advocaat hierin niet
en overweegt daartoe als volgt.
Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is
gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig
nadeel, door het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel.
Betrokkene is afgelopen weken meermaals gevallen. Recent is betrokkene gevallen met
heupfractuur en ribfractuur als gevolg, waarvoor opname met operatie in ziekenhuis
noodzakelijk was. Tijdens ziekenhuisopname en daarna is betrokkene ook meermaals
gevallen. Zij heeft de neiging om ’s nachts te roken en dan bestaat het risico dat ze valt.
Vanwege haar psychische stoornis is betrokkene niet te instrueren om niet haar bed uit te
gaan zonder hulp. Het valrisico is nu beperkt met een tentbed.
Anders dan de advocaat heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het ernstige
vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat
voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van ernstige neurocognitieve stoornis en
schizofrenie in remissie.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel klaagt dat onbegrijpelijk is dat de rechtbank heeft geoordeeld dat het gedrag van betrokkene voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van ernstige neurocognitieve stoornis en schizofrenie in remissie, en dat de rechtbank heeft beslist op basis van de Wvggz. De voor de beslissing relevante stoornis is de uitgebreide vorm van dementie bij betrokkene, wat een psychogeriatrische aandoening is die valt onder de Wzd, aldus de klacht.
3.2
De Wvggz bevat regels voor het verlenen van verplichte zorg aan personen met een psychische stoornis. De Wzd regelt het verlenen van onvrijwillige zorg aan personen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap. Als een persoon zowel een psychische stoornis als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap heeft, is sprake van zogenoemde ‘multi-problematiek’. Bij de beoordeling welk regime in dat geval van toepassing is, dient te worden vastgesteld welke problematiek (psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap) op het moment van beoordeling ‘voorliggend is’, dat wil zeggen: op de voorgrond staat, omdat die problematiek de actuele zorgbehoefte bepaalt, waarbij ook de continuïteit van de zorg in een vertrouwde omgeving in aanmerking moet worden genomen. [1]
3.3
Het middel slaagt.
Uit het verzoekschrift volgt dat de grondslag voor het nemen en voortzetten van de crisismaatregel is gelegen in onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, bestaande uit aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel door vallen. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene ’s nachts uit bed komt met het risico op vallen en dat zij vanwege vergevorderde dementie niet meer te instrueren is (zie hiervoor in 2.1 onder (ii)). Volgens de verklaring van de psychiater tijdens de mondelinge behandeling is betrokkene in het verleden bekend met schizofrenie, is de schizofrenie afgezwakt en lijdt betrokkene aan een uitgebreide vorm van dementie.
Dementie is geen psychische stoornis, maar een psychogeriatrische aandoening. In het licht van het voorgaande is onbegrijpelijk het oordeel van de rechtbank dat is gebleken dat betrokkene vanwege haar psychische stoornis niet is te instrueren om niet haar bed uit te gaan zonder hulp en dat het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van ernstige neurocognitieve stoornis en schizofrenie in remissie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2022;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
24 februari 2023.

Voetnoten

1.HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1271, rov. 3.1.2.