ECLI:NL:RBROT:2024:1095
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor griffierecht na te late indiening
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Bergschenhoek en het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland. De eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat deze meer dan een maand na het opkomen van de kosten was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag om bijzondere bijstand op 20 oktober 2022 was ingediend, terwijl de kosten al waren opgekomen op 25 augustus 2022. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet tijdig had gehandeld en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regel rechtvaardigden.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de eiser in eerdere procedures al bekend had moeten zijn met de regels omtrent het indienen van aanvragen voor bijzondere bijstand. De eiser had de mogelijkheid om zijn aanvraag aan te vullen met de factuur van de advocaat, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank concludeert dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat de eiser geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.