In de beschikking van 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam geoordeeld over het ouderlijk gezag van de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats]. De rechtbank heeft het verzoek van de man en de vrouw om gezamenlijk gezag over de minderjarige toegekend, na ontvangst van de akte van erkenning van de man. De rechtbank constateert dat de vrouw niet heeft gereageerd op het bericht van de man waarin de erkenning werd bevestigd. De rechtbank heeft eerder, in een beschikking van 26 juli 2024, de beslissing over het gezag aangehouden in afwachting van deze erkenning. De rechtbank wijst erop dat de tekst op de erkenningsakte, die stelt dat de moeder alleen het gezag uitoefent, in strijd is met het Besluit burgerlijke stand 1994. De rechtbank benadrukt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand geen oordeel mag vellen over het gezag, en dat de verklaring van de ouders niet aan beoordeling onderhevig is. De rechtbank heeft ook een fout in haar eerdere beschikking erkend, maar concludeert dat deze geen invloed heeft op de huidige beslissing. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er wordt aantekening gemaakt in het openbare gezagsregister.