ECLI:NL:RBROT:2023:12346

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
C/10/647203 / FA RK 22-7794 ( 1 december)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
  • mr. M.A.J. Ysebaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het ouderlijk gezag over een minderjarige na erkenning door de vader

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 december 2023 een beschikking gegeven over het ouderlijk gezag van de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2022. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F. van Duin, heeft een akte van erkenning ingezonden, maar de rechtbank heeft twijfels over de verklaring in deze akte met betrekking tot het gezag. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Soytekin, heeft bezwaar gemaakt tegen het gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft eerder op 26 september 2023 de beslissing over het gezag aangehouden in afwachting van de akte van erkenning en de reactie van de vrouw. Na beoordeling van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen reden is om de eerdere beslissing te herzien. De rechtbank heeft het verzoek van de man en de vrouw om gezamenlijk gezag over de minderjarige toegekend, en bepaald dat dit gezag vanaf de datum van de beschikking gezamenlijk wordt uitgeoefend. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan worden aangevochten bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/647203 / FA RK 22-7794
Beschikking van 1 december 2023 over het ouderlijk gezag
in de zaak van:
[man01], hierna: de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. J.F. van Duin te Ridderkerk.
In deze zaak is belanghebbende:
[vrouw01], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. M. Soytekin te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 26 september 2023;
  • het bericht met bijlage van de man van 25 oktober 2023;
  • het bericht van de vrouw van 31 oktober 2023;
  • de berichten met bijlage van de man van 7 november 2023 en 8 november 2023.
1.2.
De rechtbank acht geen termen aanwezig een nadere mondelinge behandeling te gelasten en zal de zaak schriftelijk afdoen.

2.De beoordeling

2.1.
Ouderlijk gezag
2.1.1.
Bij beschikking van 26 september 2023 heeft de rechtbank de beslissing ten aanzien van het gezag over de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] , aangehouden in afwachting van toezending van de akte van erkenning van de minderjarige door de man en de reactie van de vrouw.
2.1.2.
Uit de berichten met bijlage van de man van 25 oktober 2023 en 7 november 2023 blijkt dat op 26 september 2023 een akte van erkenning is opgemaakt en dat op 9 oktober 2023 een latere vermelding betreffende erkenning is opgemaakt en toegevoegd aan de akte van geboorte. Bij bericht van 31 oktober 2023 heeft de vrouw bericht dat uit de akte blijkt dat de erkenning is gerealiseerd.
2.1.3.
De vrouw heeft nog gewezen op de verklaring in de akte van erkenning, door de ambtenaar opgenomen als: “De moeder uit wie het kind is geboren en de erkenner verklaren dat het gezag over het kind alleen door de moeder uit wie het kind is geboren wordt uitgeoefend.” Zij persisteert bij de afwijzing van het verzoek tot gezamenlijk gezag.
2.1.3.1. De rechtbank plaatst vraagtekens bij deze verklaring. Uit de ondertekening van de akte blijkt in elk geval niet dat de vrouw daarbij aanwezig is geweest. Dat zou wel voor de hand hebben gelegen op grond van artikel 1:18a BW, gelezen in verbinding met artikel 20 van het Besluit burgerlijke stand 1994. Ook in de berichten die partijen de rechtbank hebben gezonden wordt van de aanwezigheid van de vrouw geen melding gemaakt. Afgaande op de email van de man aan zijn advocaat begrijpt de rechtbank dat de man ook helemaal niet heeft gezegd dat hij geen gezag wilde. Dat zou de rechtbank ook bijzonder voorkomen, immers heeft de man eerst een langdurige procedure gevoerd om het gezamenlijk gezag te verkrijgen. Het heeft er alle schijn van dat de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft willen vastleggen dat er door de erkenning geen gezamenlijk gezag zou ontstaan, omdat de rechtbank die beslissing nog niet had genomen.
2.1.3.2. Het klopt dat in de beschikking van 26 september 2023 de gezagsbeslissing formeel is aangehouden, maar de man zou hoe dan ook niet het gezag verkrijgen door de enkele erkenning: artikel 1:251b, tweede lid, aanhef en onder b BW staat daaraan in de weg. Immers, het is niet de vrouw die toestemming heeft gegeven, maar de rechtbank die dat heeft gedaan, zoals op correcte wijze is vermeld in de akte. In die situatie is artikel 1:251b, tweede lid, aanhef en onder a BW – dat ziet op de gezamenlijke verklaring van de ouders – dus niet aan de orde.
2.1.3.3. Kortom: het is de rechtbank een raadsel waarom in de akte de betreffende passage is opgenomen. Anders dan de vrouw, ziet de rechtbank in die passage geen aanknopingspunt om terug te komen van haar eerder aangekondigde beslissing.
2.1.4.
Het inhoudelijke debat over de wenselijkheid van gezamenlijk gezag wordt niet heropend; dat is afgesloten bij de beschikking van 26 september 2023.
2.1.5.
Gelet op het vorenstaande en onder verwijzing naar wat de rechtbank heeft overwogen in de beschikking van 26 september 2023 zal de rechtbank het verzoek van de man tezamen met de vrouw te worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige toewijzen.
2.2.
Proceskosten
2.2.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijzigt het ouderlijk gezag over de minderjarige in die zin, dat de man en de vrouw dit gezag over de minderjarige vanaf de datum van deze beschikking gezamenlijk uitoefenen;
3.2.
bepaalt dat van deze beslissing aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. J. van den Bos, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M.A.J. Ysebaert, griffier, op 1 december 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Verzoeker en verschenen belanghebbenden moeten het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak instellen. Andere belanghebbenden moeten het beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere manier bekend is geworden.