ECLI:NL:RBROT:2024:10542

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/685096 / FA RK 24-6449
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel en verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 24 oktober 2024, wordt het beroep van verzoeker tegen een door de burgemeester van Albrandswaard genomen crisismaatregel behandeld. Verzoeker heeft op 29 augustus 2024 beroep ingesteld tegen de crisismaatregel die op 22 augustus 2024 was opgelegd, en heeft tevens een verzoek tot schadevergoeding ingediend. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester niet heeft voldaan aan de hoorplicht zoals voorgeschreven in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank concludeert dat er onvoldoende pogingen zijn gedaan om verzoeker te horen voordat de crisismaatregel werd opgelegd. Hierdoor is het beroep van verzoeker gegrond verklaard en wordt de gemeente veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 500,-, gebaseerd op de Oriëntatiepunten voor schadevergoeding in verplichte zorgzaken. De rechtbank benadrukt dat de hoorplicht essentieel is voor de rechtmatigheid van de genomen crisismaatregel. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/l 0/685096 / FA RK 24-6449
Beschikking van 24 oktober 2024 betreffende het beroep tegen een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 van de Wvggz
ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] ,
hierna: verzoeker
wonende te [woonplaats] ,
op dit moment verblijvende te [verblijfadres] ,
advocaat mr. R. Moghni te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Bij beroep- en verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 29 augustus 2024, heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de door de burgemeester (hierna: burgemeester) van de gemeente Albrandswaard (hierna: gemeente) op 22 augustus 2024 jegens verzoeker genomen crisismaatregel en een verzoek tot schadevergoeding jegens de gemeente ingediend.
1.2.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend, ingekomen op 30 augustus 2024.
1.3.
Op 1 oktober 2024 is de behandeling aangehouden, omdat de burgemeester niet was verschenen. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
1.4.
De voortgezette mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • verzoeker met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 1] vertegenwoordiger van de gemeente.

2.Feiten

2.1.
Op 21 augustus 2024 is door psychiater [naam 2] een medische verklaring als bedoeld in artikel 7:1 lid 3 sub a. Wvggz opgesteld over verzoeker. Deze psychiater oordeelde dat bij verzoeker sprake is van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, bestaande uit agressie naar derden, psychische schade voor onder andere zijn minderjarige dochter, levensgevaar of ernstig lichamelijk letsel, maatschappelijke teloorgang en het oproepen van agressie over zichzelf. De psychiater heeft geoordeeld dat er sprake was van een ernstig vermoeden van een psychische stoornis waaruit het gedrag voortvloeide dat het voornoemde onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakte, zijnde een manisch psychotisch beeld. De psychiater constateerde verder dat dit ernstig nadeel alleen kon worden weggenomen door verplichte zorg omdat verzoeker zich verzette tegen zorg. Verzoeker weigerde overplaatsing naar een afdeling waar meer intensievere zorg kon worden geboden. De crisissituatie was dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
2.2.
De burgemeester heeft op 22 augustus 2024 op basis van deze medische verklaring een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoeker op grond van artikel 7:1 lid 1 Wvggz.

3.Beroep, verzoek en verweer

3.1.
Verzoeker stelt dat de crisismaatregel ten onrechte aan hem is opgelegd door de burgemeester, omdat ten tijde van de oplegging geen grond hiervoor bestond. Daartoe voert hij twee gronden aan. Verzoeker stelt ten eerste dat er geen sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, dan wel dat dit niet (voldoende) is onderbouwd. Ten tweede stelt verzoeker dat de burgemeester hem niet heeft gehoord, dan wel dat niet (voldoende) is onderbouwd waarom verzoeker niet alsnog kon worden gehoord.
3.2.
Verzoeker stelt verder dat hij als gevolg van de onrechtmatig genomen crisismaatregel immateriële schade heeft geleden. Verzoeker is van zijn vrijheid beroofd en ten onrechte en tegen zijn wil onderworpen aan de toediening van onder andere medicatie en vocht. Namens verzoeker wordt verzocht dat de gemeente dan wel de zorgverlener wordt veroordeeld tot betaling van een billijke schadevergoeding aan hem, door de rechtbank in goede justitie te bepalen. Tijdens de mondelinge behandeling stelt verzoeker dat hem een bedrag van € 100,- per dag moet worden toegekend. Daarbij verzoekt verzoeker de gemeente te veroordelen in proceskosten.
3.3.
Namens de burgemeester is gemotiveerd verweer gevoerd. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de crisismaatregel rechtmatig is genomen. De gemeente meent om die reden dat het verzoek tot schadevergoeding moet worden afgewezen.

4.Beoordeling beroep tegen crisismaatregel

4.1.
Ontvankelijkheid
4.1.1.
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan een betrokkene door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
4.1.2.
Op 22 augustus 2024 is door de burgemeester een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoeker. Verzoeker heeft op 29 augustus 2024 beroep ingesteld tegen deze crisismaatregel. Het beroep is dan ook tijdig ingediend.
4.1.3.
De vervolgvraag is of sprake is van een ‘schriftelijk en gemotiveerd’ verzoek. Aan het schriftelijkheidsvereiste is zonder meer voldaan, omdat verzoeker schriftelijk beroep heeft ingesteld. Over de vraag of het verzoek ook voldoende gemotiveerd is, geldt het volgende.
4.1.4.
In de Wvggz is niet verder uitgewerkt welke motiveringseisen aan het beroepschrift worden gesteld. Ook bij de totstandkoming van artikel 7:6 Wvggz is geen aandacht besteed aan de reikwijdte van de motiveringsplicht. Naar het oordeel van de rechtbank is ten minste enige onderbouwing noodzakelijk. Voor de betrokken partijen, waaronder verweerder, moet voldoende inzichtelijk zijn op welke gronden het beroep gegrond is. Alleen dan is het mogelijk om procesrechtelijke beginselen in de praktijk te brengen, zoals het beginsel van hoor- en wederhoor. Daarbij is iedereen, waaronder ook verzoeker, gebaat, omdat dit uiteindelijk ten goede komt aan de rechterlijke oordeelsvorming.
4.1.5.
In het verzoekschrift in beroep is aangevoerd dat:
1) de oplegging van de crisismaatregel in strijd is met de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid, omdat geen sprake is (geweest) van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel;
2) de burgemeester heeft verzuimd om verzoeker te horen.
4.1.6.
De stelling onder 1) is niet verder onderbouwd. Een motivering ontbreekt dus voor deze stelling. Dit heeft zowel de burgemeester als de rechtbank beperkt in haar mogelijkheid tot voorbereiding van de mondelinge behandeling. Pas nadat de rechter tijdens de mondelinge behandeling gevraagd heeft naar een motivering is namens verzoeker gesteld dat hij zich niet kan vinden in het ernstig nadeel zoals weergegeven. Verzoeker heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat geen sprake is geweest van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Er zijn geen concrete feiten en/of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel zou ontbreken. Bovendien blijft staan dat niet vooraf een gemotiveerd beroepschrift is ingediend, terwijl de wet dit wel voorschrijft.
4.1.7.
Omdat ten aanzien van stelling 1) niet is voldaan aan het motiveringsvereiste, voldoet het beroepschrift op dit onderdeel niet aan de eisen die artikel 7:6 lid 1 Wvggz daaraan stelt. De consequentie hiervan is dat verzoeker op dat gedeelte niet-ontvankelijk is in zijn beroep tegen de crisismaatregel (vgl.
Kamerstukken II2009/10, 32 399, nr. 3, p. 63).
4.1.8.
Voor het overige is het beroepschrift wel gemotiveerd en verklaart de rechtbank het beroep ontvankelijk.
Het horen van verzoeker door de burgemeester
4.1.9.
Verzoeker voert onder stelling 2) aan dat hij niet is gehoord en dat de burgemeester niet – dan wel onvoldoende – heeft onderbouwd waarom verzoeker niet alsnog kon worden gehoord.
4.1.10.
Artikel 7:1 lid 3 sub b Wvggz bepaalt dat de burgemeester niet eerder een crisismaatregel neemt dan nadat hij de betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord.
4.1.11.
De aanduiding ‘zo mogelijk’ in voornoemd artikel is door de Hoge Raad in zijn arrest van 20 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1806) onder verwijzing naar de totstandkomingsgeschiedenis toegelicht. ’Zo mogelijk’ ziet op de situatie dat de betrokkene niet wil worden gehoord of niet aanspreekbaar is. De burgemeester moet moeite doen om de betrokkene te horen en mag er niet te licht van uitgaan dat dit niet mogelijk is. Als het horen niet plaatsvindt, zal de burgemeester moeten kunnen motiveren waarom dat niet is gebeurd en wordt dat in het besluit met redenen omkleed.
4.1.12.
De Hoge Raad heeft daarbij geoordeeld dat van de burgemeester kan worden verlangd dat hij, ingeval bij de aanvraag van de crisismaatregel uitsluitend is vermeld dat de betrokkene niet kan of wil worden gehoord en daarvoor in het bij de aanvraag behorende dossier geen aanknopingspunt te vinden is, nagaat op welke omstandigheden de desbetreffende vermelding berust en dat hij daarvan verantwoording aflegt in zijn besluit. Als hij heeft nagelaten van zijn bevindingen in het besluit melding te maken, kan dat verzuim in geval van een beroep tegen de crisismaatregel bij de rechter worden hersteld.
4.1.13.
In de beschikking van de burgemeester van Albrandswaard is alleen vermeld dat het, nadat daartoe meerdere pogingen zijn ondernomen, niet mogelijk is gebleken verzoeker te horen. Niet is gebleken wat die meerdere pogingen inhielden. Dit verzuim is naar het oordeel van de rechtbank bij de rechter hersteld door de toelichtingen die in het verweerschrift zijn opgenomen en tijdens de mondelinge behandeling naar voren zijn gebracht.
4.1.14.
Uit het als productie 2 door de gemeente overgelegde hoorverslag blijkt dat op 22 augustus 2024 om 00.25 uur contact is opgenomen met de instelling waar verzoeker verbleef, maar zonder gehoor. Om 00.26 uur is wederom contact opgenomen. Vervolgens is gesproken met een verpleegkundige op afdeling. De verpleegkundige is naar verzoeker zijn kamer gegaan en kondigt aan dat zij de kamer betreedt. Hier wordt verzoeker niet wakker van. Vervolgens is besloten verzoeker te laten slapen, om zijn nachtrust niet te verstoren. Hierdoor is verzoeker niet gehoord.
4.1.15.
De vraag ligt voor of de burgemeester voldoende heeft gedaan om verzoeker te horen en tot het oordeel kon komen dat verzoeker niet kon worden gehoord. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.16.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de poging om 00.25 uur niet kan worden gezien als een eerste poging. De rechtbank gaat hierin mee. Deze poging kan niet worden beschouwd als een eerste poging. Er is immers geen contact gekregen met de instelling. Dat er, zoals in het verslag en in de beschikking van de burgemeester staat, meerdere pogingen zijn gedaan, is dus onjuist. De vervolgvraag is of de eerste en enige poging om 00.26 uur voldoende is om vast te stellen dat verzoeker niet kon worden gehoord.
4.1.17.
De rechtbank is zich ervan bewust dat in een crisissituatie moet worden gekeken naar de feiten en omstandigheden van het geval en dat niet in elk geval van de burgemeester kan worden verlangd dat een tweede poging wordt gedaan. In deze specifieke situatie is de rechtbank van oordeel dat dit wel verlangd kon en moest worden van de burgemeester. Dat verzoeker om 00.26 uur niet is gewekt om te worden gehoord, omdat dit volgens de burgemeester schadelijk zou (kunnen) zijn voor de gezondheid van verzoeker, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk. Uit de medische verklaring blijkt immers dat betrokkene sinds enkele weken zeer beperkt slaapt en dat er een gevaar is op uitputting door onder meer het zeer beperkt slapen. Maar daarmee is nog niet gegeven dat betrokkene om die reden niet gehoord kon worden. In de wet worden geen termijnen gesteld waarbinnen de crisismaatregel moet worden genomen. Wel wordt in artikel 7:3 lid 2 Wvggz voor tijdelijk verplichte zorg in dat kader een termijn van in totaal achttien uur en twaalf uur vanaf het onderzoek van de onafhankelijke psychiater genoemd. Geprobeerd is om verzoeker ’s nachts te horen. Op dit tijdstip is het niet ongebruikelijk dat verzoeker sliep. Onvoldoende gemotiveerd is naar het oordeel van de rechtbank echter waarom de volgende ochtend niet nogmaals een poging is gedaan om verzoeker te horen. Volgens de medische verklaring heeft de onafhankelijk psychiater betrokkene op 21 augustus 2024 om 21.00 uur onderzocht. Vanaf dat moment kon nog maximaal twaalf uur tijdelijk verplichte zorg worden verleend op grond van artikel 7:3 lid 2 Wvggz. Naar het oordeel van de rechtbank was er dan ook nog voldoende tijd om nog een poging te doen om betrokkene te horen. Dit had wel gemoeten.
Conclusie
4.2.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester niet heeft voldaan aan de hoorplicht die op grond van artikel 7:1 lid 3 onder b Wvggz op hem rust. De rechtbank acht het beroep van verzoeker in zoverre gegrond.

5.Beoordeling verzoek tot schadevergoeding

5.1.
Op grond van artikel 10:12 lid 1 Wvggz kan verzoeker of de vertegenwoordiger de rechter verzoeken tot schadevergoeding ten laste van de gemeente als de wet niet in acht genomen is bij het nemen van een crisismaatregel. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
5.2.
In beginsel is het reguliere aansprakelijkheidsrecht van toepassing. Verzoeker moet stellen dat hij schade heeft geleden en dat er een causaal verband bestaat tussen zijn schade en de normschending. De wetgever heeft met artikel 10:12 Wvggz een laagdrempelige regeling in de wet opgenomen ten aanzien van een verzoek om schadevergoeding door een belanghebbende. De rechtbank betrekt daarbij dat de regeling zoals deze gold onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen ook een laagdrempelige regeling bevatte. Niet blijkt dat de wetgever met deze regeling en de daaruit gegroeide praktijk heeft willen breken. Daaruit volgt dat in beginsel, als bij het nemen van een crisismaatregel de wet niet in acht is genomen, en de betrokkene stelt dat hij daarvan nadeel heeft ondervonden, hij recht heeft op een schadevergoeding naar billijkheid. In zodanig geval is immers aannemelijk dat de betrokkene daarvan nadeel heeft ondervonden. Om die reden stelt de rechtbank geen al te hoge eisen aan het bewijs van schade, als er maar enige onderbouwing is en voldoende aannemelijk is dat er schade is.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat met deze toelichting van verzoeker zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.2 voldoende is gemotiveerd dat verzoeker immateriële schade heeft geleden door het niet volgen van de wettelijke procedure voor het verlenen van een crisismaatregel.
5.4.
De rechtbank kan daarom overgaan tot het toekennen van een schadevergoeding. Onlangs zijn de Oriëntatiepunten voor schadevergoeding in verplichte zorgzaken (hierna: de oriëntatiepunten) van het Landelijk Overleg Vakinhoud Familierecht (LOVF) op www.rechtspraak.nl gepubliceerd. De oriëntatiepunten bieden een handvat, waarvan kan worden afgeweken als omstandigheden van de zaak daartoe aanleiding geven. Aangezien het verzuim van de burgemeester om de hoorplicht na te leven de rechtmatigheid van de crisismaatregel aantast (zie HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1932), is de rechtbank van oordeel dat gedurende de crisismaatregel sprake is geweest van een opname zonder juridische titel. Voor de situatie waarin een opname zonder geldige titel heeft plaatsgevonden, wordt in de oriëntatiepunten een bedrag van € 100,- per dag genoemd. De rechtbank ziet in de omstandigheden geen aanleiding om van de oriëntatiepunten af te wijken. Om die reden zal de rechtbank eveneens een bedrag van € 100,- per dag toekennen.
5.5.
Omdat de crisismaatregel op 22 augustus 2024 is genomen en heeft geduurd tot en met 26 augustus 2024, zijnde vijf (5) dagen stelt de rechtbank de schade in totaal vast op een bedrag van € 500,-.

6.Proceskosten

6.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
verklaart onderdeel 1) van het beroep ten aanzien van de stelling dat geen sprake is (geweest) van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel niet-ontvankelijk;
7.2.
verklaart het onderdeel van het beroep ten aanzien van het schenden van de hoorplicht gegrond;
7.3.
wijst het verzoek tot schadevergoeding toe en veroordeelt de gemeente tot betaling van een bedrag van € 500,- aan verzoeker;
7.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 24 oktober 2024 gegeven door mr. E.M. Moerman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Z.P. van der Knaap, griffier.