4.1.Ontvankelijkheid
4.1.1.Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan een betrokkene door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
4.1.2.Op 22 augustus 2024 is door de burgemeester een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoeker. Verzoeker heeft op 29 augustus 2024 beroep ingesteld tegen deze crisismaatregel. Het beroep is dan ook tijdig ingediend.
4.1.3.De vervolgvraag is of sprake is van een ‘schriftelijk en gemotiveerd’ verzoek. Aan het schriftelijkheidsvereiste is zonder meer voldaan, omdat verzoeker schriftelijk beroep heeft ingesteld. Over de vraag of het verzoek ook voldoende gemotiveerd is, geldt het volgende.
4.1.4.In de Wvggz is niet verder uitgewerkt welke motiveringseisen aan het beroepschrift worden gesteld. Ook bij de totstandkoming van artikel 7:6 Wvggz is geen aandacht besteed aan de reikwijdte van de motiveringsplicht. Naar het oordeel van de rechtbank is ten minste enige onderbouwing noodzakelijk. Voor de betrokken partijen, waaronder verweerder, moet voldoende inzichtelijk zijn op welke gronden het beroep gegrond is. Alleen dan is het mogelijk om procesrechtelijke beginselen in de praktijk te brengen, zoals het beginsel van hoor- en wederhoor. Daarbij is iedereen, waaronder ook verzoeker, gebaat, omdat dit uiteindelijk ten goede komt aan de rechterlijke oordeelsvorming.
4.1.5.In het verzoekschrift in beroep is aangevoerd dat:
1) de oplegging van de crisismaatregel in strijd is met de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid, omdat geen sprake is (geweest) van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel;
2) de burgemeester heeft verzuimd om verzoeker te horen.
4.1.6.De stelling onder 1) is niet verder onderbouwd. Een motivering ontbreekt dus voor deze stelling. Dit heeft zowel de burgemeester als de rechtbank beperkt in haar mogelijkheid tot voorbereiding van de mondelinge behandeling. Pas nadat de rechter tijdens de mondelinge behandeling gevraagd heeft naar een motivering is namens verzoeker gesteld dat hij zich niet kan vinden in het ernstig nadeel zoals weergegeven. Verzoeker heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat geen sprake is geweest van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Er zijn geen concrete feiten en/of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel zou ontbreken. Bovendien blijft staan dat niet vooraf een gemotiveerd beroepschrift is ingediend, terwijl de wet dit wel voorschrijft.
4.1.7.Omdat ten aanzien van stelling 1) niet is voldaan aan het motiveringsvereiste, voldoet het beroepschrift op dit onderdeel niet aan de eisen die artikel 7:6 lid 1 Wvggz daaraan stelt. De consequentie hiervan is dat verzoeker op dat gedeelte niet-ontvankelijk is in zijn beroep tegen de crisismaatregel (vgl.
Kamerstukken II2009/10, 32 399, nr. 3, p. 63).
4.1.8.Voor het overige is het beroepschrift wel gemotiveerd en verklaart de rechtbank het beroep ontvankelijk.
Het horen van verzoeker door de burgemeester
4.1.9.Verzoeker voert onder stelling 2) aan dat hij niet is gehoord en dat de burgemeester niet – dan wel onvoldoende – heeft onderbouwd waarom verzoeker niet alsnog kon worden gehoord.
4.1.10.Artikel 7:1 lid 3 sub b Wvggz bepaalt dat de burgemeester niet eerder een crisismaatregel neemt dan nadat hij de betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord.
4.1.11.De aanduiding ‘zo mogelijk’ in voornoemd artikel is door de Hoge Raad in zijn arrest van 20 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1806) onder verwijzing naar de totstandkomingsgeschiedenis toegelicht. ’Zo mogelijk’ ziet op de situatie dat de betrokkene niet wil worden gehoord of niet aanspreekbaar is. De burgemeester moet moeite doen om de betrokkene te horen en mag er niet te licht van uitgaan dat dit niet mogelijk is. Als het horen niet plaatsvindt, zal de burgemeester moeten kunnen motiveren waarom dat niet is gebeurd en wordt dat in het besluit met redenen omkleed. 4.1.12.De Hoge Raad heeft daarbij geoordeeld dat van de burgemeester kan worden verlangd dat hij, ingeval bij de aanvraag van de crisismaatregel uitsluitend is vermeld dat de betrokkene niet kan of wil worden gehoord en daarvoor in het bij de aanvraag behorende dossier geen aanknopingspunt te vinden is, nagaat op welke omstandigheden de desbetreffende vermelding berust en dat hij daarvan verantwoording aflegt in zijn besluit. Als hij heeft nagelaten van zijn bevindingen in het besluit melding te maken, kan dat verzuim in geval van een beroep tegen de crisismaatregel bij de rechter worden hersteld.
4.1.13.In de beschikking van de burgemeester van Albrandswaard is alleen vermeld dat het, nadat daartoe meerdere pogingen zijn ondernomen, niet mogelijk is gebleken verzoeker te horen. Niet is gebleken wat die meerdere pogingen inhielden. Dit verzuim is naar het oordeel van de rechtbank bij de rechter hersteld door de toelichtingen die in het verweerschrift zijn opgenomen en tijdens de mondelinge behandeling naar voren zijn gebracht.
4.1.14.Uit het als productie 2 door de gemeente overgelegde hoorverslag blijkt dat op 22 augustus 2024 om 00.25 uur contact is opgenomen met de instelling waar verzoeker verbleef, maar zonder gehoor. Om 00.26 uur is wederom contact opgenomen. Vervolgens is gesproken met een verpleegkundige op afdeling. De verpleegkundige is naar verzoeker zijn kamer gegaan en kondigt aan dat zij de kamer betreedt. Hier wordt verzoeker niet wakker van. Vervolgens is besloten verzoeker te laten slapen, om zijn nachtrust niet te verstoren. Hierdoor is verzoeker niet gehoord.
4.1.15.De vraag ligt voor of de burgemeester voldoende heeft gedaan om verzoeker te horen en tot het oordeel kon komen dat verzoeker niet kon worden gehoord. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.16.Verzoeker heeft aangevoerd dat de poging om 00.25 uur niet kan worden gezien als een eerste poging. De rechtbank gaat hierin mee. Deze poging kan niet worden beschouwd als een eerste poging. Er is immers geen contact gekregen met de instelling. Dat er, zoals in het verslag en in de beschikking van de burgemeester staat, meerdere pogingen zijn gedaan, is dus onjuist. De vervolgvraag is of de eerste en enige poging om 00.26 uur voldoende is om vast te stellen dat verzoeker niet kon worden gehoord.
4.1.17.De rechtbank is zich ervan bewust dat in een crisissituatie moet worden gekeken naar de feiten en omstandigheden van het geval en dat niet in elk geval van de burgemeester kan worden verlangd dat een tweede poging wordt gedaan. In deze specifieke situatie is de rechtbank van oordeel dat dit wel verlangd kon en moest worden van de burgemeester. Dat verzoeker om 00.26 uur niet is gewekt om te worden gehoord, omdat dit volgens de burgemeester schadelijk zou (kunnen) zijn voor de gezondheid van verzoeker, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk. Uit de medische verklaring blijkt immers dat betrokkene sinds enkele weken zeer beperkt slaapt en dat er een gevaar is op uitputting door onder meer het zeer beperkt slapen. Maar daarmee is nog niet gegeven dat betrokkene om die reden niet gehoord kon worden. In de wet worden geen termijnen gesteld waarbinnen de crisismaatregel moet worden genomen. Wel wordt in artikel 7:3 lid 2 Wvggz voor tijdelijk verplichte zorg in dat kader een termijn van in totaal achttien uur en twaalf uur vanaf het onderzoek van de onafhankelijke psychiater genoemd. Geprobeerd is om verzoeker ’s nachts te horen. Op dit tijdstip is het niet ongebruikelijk dat verzoeker sliep. Onvoldoende gemotiveerd is naar het oordeel van de rechtbank echter waarom de volgende ochtend niet nogmaals een poging is gedaan om verzoeker te horen. Volgens de medische verklaring heeft de onafhankelijk psychiater betrokkene op 21 augustus 2024 om 21.00 uur onderzocht. Vanaf dat moment kon nog maximaal twaalf uur tijdelijk verplichte zorg worden verleend op grond van artikel 7:3 lid 2 Wvggz. Naar het oordeel van de rechtbank was er dan ook nog voldoende tijd om nog een poging te doen om betrokkene te horen. Dit had wel gemoeten.