ECLI:NL:RBROT:2024:10518
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd op grond van de Participatiewet wegens schending van de inlichtingenplicht en normale verwijtbaarheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. Dekker, en het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres, vertegenwoordigd door mr. S. de Groot. Eiseres ontving sinds 10 juli 2017 een bijstandsuitkering en heeft op 2 juni 2022 een wijzigingsformulier ingediend waarin zij aangaf per 1 augustus 2022 te gaan samenwonen. Naar aanleiding van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening heeft verweerder op 9 februari 2023 een boete van € 1.067,04 opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. Dit besluit werd op 19 oktober 2023 in stand gehouden na bezwaar van eiseres.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde boete, waarbij zij aanvoert dat zij geen melding hoefde te maken van de ontvangen gelden, omdat het deels om leningen van familieleden ging. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door niet te melden dat zij ontvangsten van derden en inkomsten uit arbeid had ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boete terecht is opgelegd, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake was van verminderde verwijtbaarheid. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake was van recidive, aangezien eiseres eerder een boete had gekregen voor het niet opgeven van een wijziging in haar woon- en leefsituatie.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de opgelegde boete van € 1.067,04 in stand blijft. Eiseres krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.