ECLI:NL:RBROT:2024:10307

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
10-259024-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en jeugddetentie voor minderjarige verdachte

Op 22 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die beschuldigd werd van mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel, zoals omschreven in artikel 273f, lid 1, sub 5 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft een cruciale rol gespeeld in het faciliteren van seksuele handelingen van een minderjarige, genaamd [voornaam slachtoffer], die op dat moment nog geen achttien jaar oud was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte handelingen heeft verricht die erop gericht waren om [voornaam slachtoffer] beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen tegen betaling. Dit gebeurde door het plaatsen van advertenties en het onderhouden van contacten met potentiële klanten. De rechtbank heeft echter ook een partiële vrijspraak uitgesproken voor andere onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een minderjarige.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft benadrukt dat mensenhandel met minderjarigen ernstige gevolgen heeft en dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, verantwoordelijk gehouden moet worden voor zijn daden. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder het meewerken aan hulpverlening en het zich houden aan afspraken met de jeugdreclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-259024-23
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2007,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. Y.L. Zandbergen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, te weten het medeplegen van mensenhandel van [slachtoffer] (hierna: [voornaam slachtoffer] ), met vrijspraak van een onderdeel van het ten laste gelegde namelijk het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een minderjarige (artikel 273f, lid 1, sub 8 van het Wetboek van Strafrecht);
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en Jeugdreclassering (hierna: JBRR) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak (artikel 273f, lid 1, sub 8)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde voor zover dit ziet op artikel 273f, lid 1, sub 8 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
4.2.
Partiële vrijspraak (artikel 273f, lid 1, sub 2)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van het dossier vastgesteld kan worden dat de verdachte het oogmerk had om [voornaam slachtoffer] seksueel uit te buiten. Uit de chatgesprekken volgt dat er geld verdiend zou gaan worden door de verdachte en dat er ook al daadwerkelijk geld is verdiend aan [voornaam slachtoffer] . Met het voorgaande kan sub 2 volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan artikel 273f, lid 1, sub 2 Sr. Dit deel van het wetsartikel ziet op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is. Dit onderdeel ziet op activiteiten of uitvoeringshandelingen die een minderjarige in een positie brengen waarin deze bewogen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. De handelingen zoals omschreven zijn slechts strafbaar indien zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Om tot het oogmerk van uitbuiting te komen, moet eerst vast komen te staan dat de verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt van het tenlastegelegde werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van [voornaam slachtoffer] door de verdachte. Uit de chats blijkt bovendien dat [voornaam slachtoffer] initiatief heeft genomen ten aanzien van het verrichten van sekswerk en zelf actief de hulp van verdachte hierbij heeft ingeschakeld. Niet is gebleken dat zij door de verdachte is gerekruteerd voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling. Om die reden dient de verdachte te worden vrijgesproken van sub 2.
4.2.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde voor zover dit ziet op artikel 273f, lid 1, sub 2 kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering (artikel 273f, lid 1, sub 5)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [voornaam slachtoffer] . De verdachte heeft geen oogmerk gehad op het uitbuiten van [voornaam slachtoffer] . Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat [voornaam slachtoffer] in een situatie is gebracht waarin zij tegen betaling seks had, dan wel zou gaan hebben, met de verbalisant. Het is niet duidelijk of het hier gaat om een poging tot oplichting of om handelingen om [voornaam slachtoffer] in te prostitutie te brengen of te houden.
4.3.2.
Wettelijk kader
Aan de verdachte is het delict mensenhandel ten laste gelegd, strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Specifiek wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de strafbare gedragingen zoals omschreven in artikel 273f, lid 1, sub 5 Sr. Hierin staat de bescherming van minderjarigen centraal. Het is – kort gezegd – strafbaar gesteld wanneer een persoon een minderjarige ertoe brengt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, alsmede wanneer een persoon enige handeling onderneemt waardoor een minderjarige daartoe overgaat. Er hoeft niet bewezen te worden dat de verdachte een dwangmiddel heeft gebruikt. Dit is het geval omdat ervan wordt uitgegaan dat een minderjarige vanwege zijn of haar leeftijd altijd wordt beperkt in zijn of haar keuzevrijheid. Er is daarnaast geen grond om ‘uitbuiting’ naast de overige bestanddelen aan te merken als impliciet bestanddeel van artikel 273f lid 1, sub 5 Sr (vgl. HR 2 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1823). De minderjarigheid van het slachtoffer is een zogenaamd geobjectiveerd bestanddeel. Er hoeft dus alleen te worden vastgesteld of het slachtoffer minderjarig was. Of de verdachte wist dat het slachtoffer minderjarig was hoeft niet bewezen te worden.
4.3.3.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van de in de bijlage weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte een advertentie voor [voornaam slachtoffer] heeft gemaakt waaruit volgt dat zij beschikbaar was voor sekswerk, deze via Telegram heeft gedeeld, contact heeft gehad met potentiële klanten, seksueel getinte foto’s van [voornaam slachtoffer] heeft gestuurd, een afspraak heeft gemaakt met een potentiële klant (die later een agent bleek te zijn) en hem op het moment van de afspraak heeft ontmoet waarbij gesproken is over een betaling. De verdachte heeft bekend dat hij sekswerk voor [voornaam slachtoffer] zou gaan regelen, dat hij daarvoor een bericht op Telegram heeft geplaatst en daarnaast dat hij een deel van het door [voornaam slachtoffer] verdiende geld zou krijgen.
De verdediging heeft ter zitting aangevoerd dat de handelingen van de verdachte die specifiek zien op het contact met de verbalisant mogelijk eerder als poging tot oplichting dan als mensenhandel gezien moeten worden. Dit verweer volgt de rechtbank niet. De verdachte, de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: de medeverdachte) en [voornaam slachtoffer] hebben allen niet over een (mogelijke) oplichting verklaard. Ook biedt andere informatie uit het dossier, zoals de inhoud van de verscheidene chatgesprekken, hier geen verdere aanknopingspunten voor; integendeel. De rechtbank zal dit scenario dan ook terzijde schuiven en de vastgestelde handelingen beoordelen aan de hand van het hiervoor geschetste kader.
Artikel 273f, lid 1, sub 5, Sr is tweeledig. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte [voornaam slachtoffer]
ertoe heeft gebrachtzich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel
enige handeling heeft ondernomenwaarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [voornaam slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl zij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat [voornaam slachtoffer] geboren is op 24 november 2006 en dus in de ten laste gelegde periode (2 september 2023 tot en met 2 oktober 2023) jonger dan achttien jaar was.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door het plegen van de hierboven omschreven handelingen een cruciale faciliterende rol heeft gespeeld ten aanzien van de werkzaamheden van [voornaam slachtoffer] . Hij heeft immers gehandeld als een soort van tussenpersoon voor [voornaam slachtoffer] en de potentiële klant. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte hiermee handelingen ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [voornaam slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen. Dat [voornaam slachtoffer] zichzelf vrijwillig beschikbaar stelde voor het verrichten van deze handelingen, doet daar – gelet op haar minderjarigheid – niet aan af (vgl. HR 20 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1174). Of vervolgens daadwerkelijk seksuele handelingen zijn verricht, is voor een bewezenverklaring evenmin van belang (zie eerdergenoemd arrest van de Hoge Raad van 2 oktober 2018).
Rol van de verdachte: medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte zat samen met [voornaam slachtoffer] en de medeverdachte in een groep chat waarin onder andere haar werkzaamheden werden besproken. In deze chat zegt [voornaam slachtoffer] onder meer tegen de verdachte en de medeverdachte dat zij hun buit krijgen als zij haar “joinen” om “doekoe” aan te nemen. Ook hebben de verdachte en de medeverdachte onderling contact over een klant voor [voornaam slachtoffer] en volgt dat het de bedoeling is dat de opbrengsten van haar werkzaamheden worden verdeeld over de verdachte, [voornaam slachtoffer] en de medeverdachte. Daarnaast zijn de verdachte en de medeverdachte herkend als de twee jongens die aanwezig waren bij de afspraak met de verbalisant op 2 oktober 2023. Zij rennen hierbij samen weg, verdwijnen in een portiek en lopen daarna weer samen verder.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
4.3.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen, voor zover dit ziet op artikel 273f, lid 1, sub 5 Sr.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij,
op meer tijdstippen in de periode van 12 september 2023 tot en
met 2 oktober 2023 in Nederland,
meermalen, tezamen en in vereniging met een ander,
met en/of voor een derde tegen betaling
,enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat
een ander, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 2006)zich daardoor beschikbaar zou
stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen
(artikel 273 f lid 1 sub 5°),
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en waarbij
"enige handelingen" (zoals genoemd onder 2) hebben bestaan uit:
- het plaatsen van meerdere berichten op Telegram waarin die
[slachtoffer] , als prostituee werd aangeboden;
- het aanmaken van advertenties op platforms en/of berichtenapps en/of berichtendiensten waarin die [slachtoffer] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;
- het regelen van prostitutieklanten voor die [slachtoffer] ;
- het onderhouden van contacten met (potentiële) prostitutieklanten van die
[slachtoffer] en het maken van afspraken met die (potentiële) klant over de
locatie van de ontmoeting met verdachte en die [slachtoffer] en over de locatie
van de prostitutiewerkzaamheden en de daarvoor te betalen bedragen;
- het versturen van seksueel getinte foto’s van die [slachtoffer] naar (potentiële)
prostitutieklant;
- het ontvangen van de prostitutieklant op (de afgesproken) locatie en
het op voorhand in ontvangst willen nemen van een gedeelte van het
(afgesproken) geldbedrag voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn in
cursiefverbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het in artikel 273f, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel van de destijds 17-jarige [voornaam slachtoffer] . Hij heeft een advertentie aangemaakt en verspreid waarin werd vermeld dat [voornaam slachtoffer] beschikbaar was voor sekswerk. Daarna heeft hij contact onderhouden met een potentiële klant, seksueel getinte foto’s van haar verstuurd en afspraken voor haar gemaakt.
De rechtbank neemt in overweging dat [voornaam slachtoffer] zelf ook initiatief heeft getoond ten aanzien van het doen van sekswerk en dat de verdachte destijds ook pas 16 jaar oud was. Desalniettemin neemt de rechtbank het gedrag van de verdachte kwalijk. Hij heeft gefaciliteerd dat een minderjarige actief was als sekswerker. Minderjarigen worden geacht, ook als er geen sprake is van dwang of misleiding, op seksueel gebied nog niet volgroeid te zijn en niet zelfstandig de gevolgen van commercieel seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Mensenhandel in de vorm van prostitutie van minderjarigen wekt terecht veel weerzin op in de samenleving. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans lange tijd de psychische gevolgen hiervan ondervinden.
Aan de mogelijke negatieve gevolgen van zijn handelwijze voor [voornaam slachtoffer] heeft de verdachte kennelijk geen boodschap gehad en hij heeft hier ook op zitting geen blijk van gegeven. Hij heeft mogelijk financieel gewin zwaarder laten wegen dan de lichamelijke en geestelijke integriteit van [voornaam slachtoffer] .
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
JBRR heeft een briefrapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 juli 2024. Dit rapport houdt onder meer in dat de jeugdreclassering, in het geval van een veroordeling, adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan voorarrest. De jeugdreclassering acht een werkstraf of leerstraf op dit moment niet passend. Ook acht de jeugdreclassering een behandeling niet passend, maar JBRR adviseert wel bijzondere voorwaarden te koppelen aan een voorwaardelijke straf.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 juli 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Bij veroordeling van de verdachte is een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend. Er is een stevige stok achter de deur nodig om herhaling van strafbaar gedrag te voorkomen. Het is niet nodig dat de verdachte opnieuw in detentie wordt gezet. Door de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht heeft hij de consequenties van zijn gedrag kunnen ervaren. Het is van belang dat hij de weg die hij is ingeslagen kan voortzetten. Er is begeleiding van de jeugdreclassering nodig om de kans op herhaling van het plegen van een strafbaar feit te voorkomen. Een leerstraf heeft volgens de Raad geen meerwaarde, althans niet meer dan de toezicht en begeleiding die hij van de jongerencoach kan ontvangen.
Ter terechtzitting heeft [persoon A] , namens JBRR, verklaard dat een persoonlijkheidsonderzoek weinig meerwaarde heeft, maar dat de verdachte begeleiding moet krijgen en hij hieraan zal moeten meewerken. Hij maakt zich hier gezien de houding van verdachte ter terechtzitting zorgen over.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie, gelet op de adviezen van JBRR en de Raad. Met de jeugdreclassering maakt de rechtbank zich zorgen over de houding van de verdachte ter terechtzitting. Hij geeft er geen blijk van dat hij het laakbare van zijn handelen inziet. De rechtbank heeft hier bij de bepaling van de straf rekening gehouden. De rechtbank legt daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarnaast een fikse voorwaardelijke jeugddetentie, gelet op de ernst van de bewezenverklaring en als stok achter de deur, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie gelet op de aangehaalde adviezen en de straffen die in soortgelijke zaken aan jeugdige verdachten worden opgelegd geen aanleiding om tevens een werkstraf op te leggen.
De rechtbank houdt hierbij de voorwaarden aan zoals geadviseerd door de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en Raad voor de Kinderbescherming, met het meewerken aan het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek daaronder begrepen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een avondklok als bijzondere voorwaarde niet nodig is. Hierbij is voor de rechtbank van belang dat dit door de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond niet is geadviseerd en dat de meerwaarde hiervan uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming onvoldoende blijkt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag, namelijk € 470,- (goednummer: [beslagnummer] ) zal – conform de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging – een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte omdat niet vast kan worden gesteld dat er een verband bestaat tussen het in beslag genomen geldbedrag het gepleegde strafbare feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat deze jeugddetentie een gedeelte groot
74 (vierenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd,die wordt vastgesteld op een
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, te Rotterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • gedurende 6 (zes) maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1984 te [geboorteplaats] , [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2000 te [geboorteplaats] en [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006 te [geboorteplaats] ;
  • gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan de hulpverlening, die door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht, waaronder een jongerencoach van JOZ of soortgelijke instelling;
  • gedurende de proeftijd inzicht zal geven in en in gesprek zal gaan over zijn social media-gebruik met de jongerencoach en de jeugdreclassering, zo lang als de jeugdreclassering nodig acht;
  • meewerkt aan de afname van een persoonlijkheidsonderzoek wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht en meewerkt aan het daaruit volgende behandeladvies zoals behandeling bij de Waag of anderszins wanneer dit noodzakelijk wordt geacht;
  • gedurende de proeftijd naar school (en stage) zal gaan volgens het rooster (ook in de zomervakantie) en zich zal houden aan de regels en afspraken van school (en stage);
  • zich gedurende de proeftijd en in overleg met de jeugdreclassering zal inspannen om een
zinvolle vrijetijdsbesteding te hebben en te behouden in de vorm van sport of een bijbaan;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van: € 470,- ( [beslagnummer] );
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. van Zinnen, voorzitter,
en mr. D. F. Smulders, rechter, en mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, rechter, tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van D. Blom-den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 augustus 2024.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij,
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 september 2023 tot en
met 2 oktober 2023 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 2006)
(telkens)
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het
oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer]
(artikel 273 f lid 1 sub 2°)
en/of
2) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die
[slachtoffer] enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou
stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen
(artikel 273 f lid 1 sub 5°)
en/of
3) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer]
met en/of voor een derde tegen betaling (artikel 273 f lid 1 sub 8°),
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en waarbij
"enige handeling(en)" (zoals genoemd onder 2)) (onder meer) hebben/heeft
bestaan uit:
- het (laten) plaatsen van een of meerdere berichten op Telegram waarin die
[slachtoffer] , althans een of meerdere personen, als prostituee werd(en) aangeboden;
- het (laten) aanmaken en/of (laten) onderhouden (waaronder begrepen het
"omhoog plaatsen") van één of meer advertenties op één of meer websites en/of
platforms en/of berichtenapps en/of berichtendiensten waarin die [slachtoffer] , althans
een of meerdere personen, werd(en) aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;
- het (laten) regelen van prostitutieklant(en) voor die [slachtoffer] ;
- het onderhouden van contacten met (potentiële) prostitutieklant(en) van die
[slachtoffer] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de
locatie van de ontmoeting met verdachte(n) en/of die [slachtoffer] en/of over de locatie
van de prostitutiewerkzaamheden en/of over de aard van de
prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen;
- het (laten) versturen van seksueel getinte foto’s van die [slachtoffer] naar (potentiële)
prostitutieklant(en);
- het (laten) ontvangen van de prostitutieklant(en) op (de afgesproken) locatie en/of
het (op voorhand) in ontvangst (willen) nemen van (een gedeelte van) het
(afgesproken) geldbedrag voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] ;
- het (laten) regelen van (een) werkplek(ken) voor die [slachtoffer] ;
- het ter beschikking (laten) stellen van een woning als werkplek voor die [slachtoffer] .