ECLI:NL:RBROT:2023:9917
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing naturalisatieverzoek wegens ernstige vermoedens gevaar openbare orde
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot naturalisatie op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Eiser, geboren in 1995 en van Syrische nationaliteit, heeft langer dan vijf jaar in Nederland verbleven en een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Zijn verzoek tot naturalisatie, ingediend op 29 juli 2021, werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 juni 2022, met een ongegrondverklaring van het bezwaar op 20 januari 2023. De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het naturalisatieverzoek terecht was, omdat er ernstige vermoedens bestonden dat eiser een gevaar voor de openbare orde oplevert. Dit werd onderbouwd door informatie van de Justitiële Documentatiedienst, waaruit bleek dat er een strafzaak tegen eiser liep wegens verdenking van verkrachting. Op 21 september 2023 werd eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor dit misdrijf. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van het verzoek in overeenstemming is met artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN, dat bepaalt dat een verzoek kan worden afgewezen indien er ernstige vermoedens zijn van gevaar voor de openbare orde.
De rechtbank concludeert dat verweerder niet hoefde te wachten op de uitkomst van de strafzaak voordat een beslissing op het bezwaar werd genomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van het naturalisatieverzoek in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.