ECLI:NL:RBROT:2023:9639

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
10-333306-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongemotiveerde vrijspraak van mishandeling en (eenvoudig) witwassen, en gemotiveerde vrijspraak van mensenhandel wegens onvoldoende bewijs van uitbuiting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1979. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling, (eenvoudig) witwassen en mensenhandel. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor de mishandeling en het witwassen, maar een bewezenverklaring van mensenhandel, met een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de mishandeling en het witwassen, omdat deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de prostitutiewerkzaamheden van de aangeefster niet voldoende bewijs opleverde voor het vereiste oogmerk van uitbuiting. De rechtbank concludeerde dat de aangeefster, ondanks haar kwetsbare positie, zelf ook regie had over haar werkzaamheden en niet volledig afhankelijk was van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, die alleen bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De kosten van de verdediging werden begroot op nihil.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-333306-21
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
raadsman mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde (te weten respectievelijk mishandeling en witwassen);
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde (te weten mensenhandel);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd (te weten een meldplicht, meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en aan een eventuele ambulante behandeling, inspanningsverplichting voor het verkrijgen van een dagbesteding en het geven van inzage in zijn financiën).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering t.a.v. feiten 2 en 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde mishandeling en het onder 3 ten laste gelegde (eenvoudig) witwassen niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak t.a.v. feit 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde mensenhandel ex artikel 273f lid 1, subonderdelen 1, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Op basis van objectieve bewijsmiddelen in het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte de werktelefoon van de aangeefster [slachtoffer01] (hierna: de aangeefster) heeft beheerd, haar opdrachten heeft gegeven met betrekking tot het bellen en het gaan naar klanten, haar heeft vervoerd naar klanten, locaties heeft geregeld waar zij kon werken en betalingen via Tikkie van klanten van aangeefster heeft ontvangen op zijn bankrekening en op de bankrekening van zijn partner [naam01] . De verklaring van aangeefster inhoudende dat de verdachte haar heeft gedwongen tot prostitutiewerkzaamheden wordt daarmee op essentiële punten ondersteund. Aangeefster heeft ten aanzien van de door de verdachte verrichtte handelingen en de verdeling van het geld consistent en gedetailleerd verklaard. Haar verklaring is derhalve betrouwbaar, in tegenstelling tot de ontkennende verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft de aangeefster misleid en hij heeft misbruik gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en van de kwetsbare positie van de aangeefster. Terwijl de verdachte wist hoe kwetsbaar en beïnvloedbaar de aangeefster was, heeft hij haar opnieuw in de prostitutie gebracht en gehouden. Zij verkeerde hierdoor niet in een positie die gelijk is aan de omstandigheden waarin de ‘gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ verkeert.
Voorts was bij de verdachte sprake van een oogmerk van uitbuiting, nu er geen sprake was van een wederzijdse liefdesrelatie. De verdachte wilde kennelijk enkel financieel beter worden van de aangeefster en hij heeft haar ook daadwerkelijk financieel uitgebuit. Zij was financieel volledig afhankelijk van de verdachte.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is aangevoerd dat aangeefster op een eerder moment heeft erkend dat haar aangifte onjuist was. Het feit dat aangeefster op een later moment toch weer achter haar aangifte stond, maakt dit niet anders. Bovendien ontbreekt enig concreet objectief steunbewijs voor de stelling dat sprake is geweest van mensenhandel (uitbuiting). Voorts bevat het dossier de ontlastende verklaring van getuige [getuige01] . Tot slot heeft de verdachte een verklaring voor de op het eerste gezicht als belastend aan te merken handelingen.
4.2.3.
Beoordeling
Onder bepaalde voorwaarden is prostitutie in Nederland legaal. Dit is anders als (daarnaast)
sprake is van mensenhandel. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 273f (oud) Sr en de jurisprudentie volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Het te beschermen belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De in dit artikel opgenomen verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat die leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze en afhankelijkheid komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen van artikel 273f Sr, waarbij deze gedragingen alleen bestraft kunnen worden als ze zijn begaan onder omstandigheden waarbij (het oogmerk van) uitbuiting kan worden verondersteld (HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309, HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554).
De rechtbank dient in de onderhavige zaak te beoordelen of de verdachte (al dan niet samen
met een ander of anderen) zich ten opzichte van de aangeefster schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de zin van artikel 237f Sr, eerste lid, subonderdelen 1, 4, 6 en 9.
Vooropgesteld moet worden dat het in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 1° Sr voorkomende bestanddeel ‘oogmerk van uitbuiting’ in de wet niet is gedefinieerd, anders dan in het tweede lid van voornoemd artikel door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van ‘(het oogmerk van) uitbuiting’ in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval.
Voorts is van belang dat ‘(het oogmerk van) uitbuiting’ moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 4°, 6° en 9° Sr, nu de in die bepalingen bedoelde gedragingen eerst dan als mensenhandel kunnen worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat is voldaan aan de voorwaarde dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
Voor wat betreft de vraag of er in dit geval sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting overweegt de rechtbank als volgt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
De verdachte en aangeefster hebben elkaar eind oktober 2021, begin november 2021 leren kennen. Aangeefster is op dat moment 20 jaar oud en de verdachte 41 jaar oud. Aangeefster heeft vrijwel meteen na de kennismaking met de verdachte verteld dat zij in de prostitutie werkzaam was en in een instelling verbleef vanwege een trauma dat zij had opgelopen door haar ex-vriend. Laatstgenoemde zou aangeefster hebben mishandeld en al haar geld hebben afgepakt.
Aangeefster heeft op 9 november 2021 een advertentie op Sexjobs aangemaakt en zij heeft in de ten laste gelegde periode prostitutiewerkzaamheden verricht. Uit op de werktelefoon van aangeefster aangetroffen WhatsAppberichten volgt dat de verdachte deze werktelefoon (ook) heeft beheerd. Hij heeft via deze werktelefoon aangeefster instructies gegeven omtrent klantafspraken en hij heeft (desgevraagd) Tikkies verstuurd naar de privételefoon van aangeefster ten behoeve van klantbetalingen. Uit onderzoek in de privételefoon van aangeefster blijkt dat klanten door middel van een Tikkie geld hebben overgemaakt naar een bankrekening op naam van [naam01] , de partner van verdachte. De verdachte heeft verklaard dat het ging om een gezamenlijke bankrekening met zijn partner. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangeefster zeker vijf à zes keer naar klanten heeft gebracht. Voorts blijkt uit de WhatsAppgesprekken die zijn aangetroffen op de in beslag genomen telefoons dat de aangeefster verliefd was op de verdachte en dat zij haar best voor hem deed.
Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte gedurende de ten laste gelegde periode - anders dan dat de verdachte de rechtbank heeft willen doen geloven - wel degelijk actief betrokken is geweest bij de prostitutiewerkzaamheden van de aangeefster. Dit levert echter op zichzelf nog niet het voor een bewezenverklaring vereiste (oogmerk van) uitbuiting op.
Voor een bewezenverklaring van (het oogmerk van) uitbuiting bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Daartoe wordt als volgt overwogen.
Het dossier bevat in de eerste plaats geen steunbewijs voor de verklaring van aangeefster dat de verdachte haar heeft aangezet tot het maken van de Sexjobs advertentie en het (weer) aanvangen met prostitutiewerkzaamheden. Uit de hiervoor genoemde WhatsAppgesprekken blijkt voorts dat aangeefster op enig moment zelf ook heeft geïnitieerd om te gaan werken. Zo heeft aangeefster op 23 november 2021 naar het nummer van de werktelefoon gestuurd: " [roepnaam verdachte01] [de rechtbank begrijpt: de verdachte] kom zo effe eten en daarna gaan we ontvangen en escort". Uit de eigen verklaring van aangeefster blijkt verder dat zij ook zelf contact had met de klanten. In die zin had aangeefster minst genomen in enige mate regie over haar prostitutiewerkzaamheden.
Op basis van het dossier kan evenmin worden vastgesteld dat aangeefster (volledig) financieel afhankelijk was van de verdachte. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zij de beschikking had over de bankpas van de verdachte en daarvan ook de pincode wist. Op basis van het dossier is duidelijk dat zij in ieder geval ten dele over de verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden kon beschikken. Vast staat verder dat aangeefster kleding voor de verdachte heeft gekocht en dat zij voor een aanzienlijk bedrag aan kleding voor zichzelf heeft gekocht. Voorts blijkt uit de WhatsAppgesprekken dat de verdachte aan aangeefster heeft gevraagd hoe veel geld zij nodig had om te kunnen winkelen.
Het beeld dat door de officier van justitie van de verhouding tussen aangeefster en de verdachte wordt geschetst, wordt door deze feiten en omstandigheden genuanceerd. Het feit dat aangeefster ontegenzeggelijk een kwetsbare jonge vrouw is, maakt dit op zich zelf nog niet anders.
De rechtbank stelt in de tweede plaats vast dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de verdachte daadwerkelijk financieel voordeel heeft getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden van de aangeefster. In dat kader is onder meer van belang dat de verdachte een plausibele verklaring heeft gegeven voor het feit dat er betalingen op zijn gemeenschappelijke bankrekening binnen zijn gekomen, namelijk dat aangeefster niet over een eigen bankrekening beschikte. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de moeder van aangeefster.
Ook ontbreekt bewijs van een plan of voornemen van de verdachte om aangeefster uit te buiten. Een dergelijke bedoeling van de verdachte kan niet uit de onderlinge communicatie tussen de verdachte en aangeefster worden afgeleid. Het dossier bevat ook geen andere bewijsmiddelen – bijvoorbeeld communicatie met een ander of anderen – die hierop duiden. Weliswaar bevat het dossier aanknopingspunten dat de verdachte aan de prostitutiewerkzaamheden van aangeefster wilde verdienen, maar dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring van (het oogmerk van) uitbuiting.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde mensenhandel.
4.2.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft [slachtoffer01] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.065,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de materiële schade als de immateriële schade voldoende aannemelijk zijn geworden. De vordering dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het primaire standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
De verdediging heeft zich op het subsidiaire standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat de behandeling daarvan een onevenredig grote belasting van het rechtsgeding oplevert.
5.3.
Beoordeling en conclusie
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer01]niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, in of omstreeks de periode 9 november 2021 tot en met 10 december 2021 te
Rotterdam en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer01] (werknaam [werknaam01] )
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van
Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer01] heeft,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer01] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te
bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer01] met of
voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9),
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer01] (artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het mishandelen van die [slachtoffer01] (onder andere door die [slachtoffer01] te slaan en/of aan/bij de keel te grijpen en/of te duwen en/of aan de haren te trekken);
- het dwingen althans bewegen van die [slachtoffer01] om (onvrijwillig) onveilige en/of door die [slachtoffer01] als vernederend ervaren en/of deviante seksuele handelingen van en/of met hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te ondergaan en/of te dulden;
- het bedreigen van die [slachtoffer01] met de dood en/of het tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer01] ;
- het opsluiten en/of opgesloten houden, althans het (in ernstige mate) beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer01] ;
- het zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of
overheersende en/of denigrerende toon/wijze te uiten tegen die [slachtoffer01] ;
- het onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer01] (onder andere door die [slachtoffer01] voortdurend te blijven benaderen via de telefoon en/of door het plaatsen van een of meer camera('s) in de woning waarin die [slachtoffer01] verbleef en/of het via die camera('s) (toe)zicht houden op die [slachtoffer01] en/of op de door die [slachtoffer01] verrichte prostitutiewerkzaamheden, en/of door via een open telefoonverbinding mee te luisteren bij de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer01] ) waardoor het voor die [slachtoffer01] werd bemoeilijkt zich aan die controle en/of die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken;
- het brengen en/of houden van die [slachtoffer01] in een positie waar zij niet over haar eigen financiële middelen en/of bankpas kon beschikken;
- het door (in de wetenschap dat [slachtoffer01] smoorverliefd op hem was) zich naar [slachtoffer01] voor te doen alsof hij een relatie met haar had;
- door tegen [slachtoffer01] te verklaren dat hij van haar hield, dat zij de enige was en dat hij met haar een toekomst zag, althans woorden van soortgelijke strekking naar [slachtoffer01] te uiten;
- door [slachtoffer01] op te halen uit een instelling teneinde haar prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten;
- terwijl verdachte toen 41 jaar oud was en [slachtoffer01] toen net 20 jaar oud was; en
- terwijl [slachtoffer01] beschikt over beperkte geestvermogens (een gemeten IQ van 76) waardoor zij gemakkelijk te manipuleren is;
door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer01] een
afhankelijkheidssituatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken
en/of ten gevolge waarvan zij geen weerstand heeft kunnen bieden aan verdachte,
en/of waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het boeken en/of ter beschikking stellen van hotelkamer(s) als werkplek voor die [slachtoffer01] ;
- het (laten) regelen van (een) werkplek(ken) voor die [slachtoffer01] ;
- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") van één of meer advertenties op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer01] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden;
- het geven van uitleg en/of instructie aan die [slachtoffer01] met betrekking tot de door die [slachtoffer01] te verrichten prostitutiewerkzaamheden;
- het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer01] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen;
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer01] moest aannemen voor haar
prostitutiewerkzaamheden (ook als dit (een) gewelddadige klant(en) en/of (een) klant(en) betrof waarmee die [slachtoffer01] eerder negatieve ervaring(en) had gehad);
- het bepalen of die [slachtoffer01] prostitutiewerkzaamheden met of zonder condoom moest verrichten;
- het instrueren van die [slachtoffer01] (per telefoon) wanneer zij klaar moest staan voor
prostitutiewerkzaamheden;
- het beheren van een (werk)telefoon voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer01] ;
- het begeleiden van die [slachtoffer01] bij/naar escortwerkzaamheden;
- het ter beschikking stellen van condooms en/of glijmiddel en/of lingerie en/of werkkleding voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer01] ;
- het ter beschikking stellen en/of regelen van een of meer bankrekening(en) waar prostitutieklanten geld naar over moesten maken (wanneer zij niet contant wilden
of konden betalen);
2.
hij, op of omstreeks 10 december 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] meermalen, althans eenmaal,
- op/tegen de kaak, althans in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- ( met kracht) aan de haren te pakken en/of te trekken;
3.
hij, in of omstreeks de periode 9 november 2021 tot en met 31 januari 2022, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(van) een of meerdere geldbedragen, te weten een geldbedrag met een totaalwaarde van ongeveer 32.090,38 euro en/of een geldbedrag met een totaalwaarde van ongeveer 1333,75 euro, althans een of meer voorwerpen
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk en/of middellijk, geheel en/of gedeeltelijk - afkomstig was/waren uit enig en/of eigen misdrijf.