ECLI:NL:RBROT:2023:9325

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
10425701 CV EXPL 23-9386
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door eigenaar van appartementsrecht aan andere eigenaren; ontvankelijkheid VvE en individuele eigenaren

In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, draait het om een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een gebouw en de eigenaren van appartementen in dat gebouw. De eisers, bestaande uit de VvE Gebouw en drie individuele eigenaren, hebben VvE Parkeerplaatsen aangeklaagd wegens onrechtmatige hinder veroorzaakt door een mechanische roldeur die toegang biedt tot een achtergelegen terrein. De eisers stellen dat de geluidsoverlast die door deze deur wordt veroorzaakt, de norm overschrijdt en dat VvE Parkeerplaatsen maatregelen moet nemen om deze hinder te beperken.

De procedure begon met een dagvaarding op 27 maart 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 6 september 2023. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de geluidsoverlast onrechtmatig is en dat VvE Parkeerplaatsen verantwoordelijk is voor het nemen van maatregelen om deze hinder te verhelpen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VvE Gebouw niet-ontvankelijk is in haar vorderingen die betrekking hebben op de privégedeelten van de appartementseigenaren, maar dat de individuele eigenaren wel ontvankelijk zijn in hun vorderingen.

De kantonrechter heeft VvE Parkeerplaatsen veroordeeld om binnen vier weken de aanbevelingen van een geluidsrapport op te volgen en heeft een verbod opgelegd voor het gebruik van een geluidsalarm in de poort. De vorderingen van de VvE Gebouw zijn deels afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien de ernst van de hinder die de eisers ondervinden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10425701 CV EXPL 23-9386
datum uitspraak: 6 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.Vereniging van Eigenaren gebouw [straatnaam01] 18ab te Rotterdam,

vestigingsplaats: Rotterdam,
2. [eiser01],
3. [eiser02],
4. [eiser03],
woonplaats: Rotterdam,
eisers,
gemachtigde: mr. J. Postma,
tegen
Vereniging van eigenaren bergingen en parkeerplaatsen
aan [straatnaam01] (ongenummerd) te Rotterdam,
vestigingsplaats: Schiedam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.J.C. Goldhoorn.
De partijen worden hierna ‘VvE Gebouw’, ‘ [eiser01] ’, ‘ [eiser02] ’, ‘ [eiser03] ’ en ‘VvE Parkeerplaatsen’ genoemd. Eisers sub 2 tot en met 4 worden gezamenlijk ‘ [eiser01] c.s.’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 maart 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met een bijlage;
  • de akte eisvermeerdering en overlegging productie van eisers;
  • de nadere productie van eisers;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van eisers.
1.2.
Op 6 september 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig [eiser01] en [eiser02] , bijgestaan door mr. Postma. Namens VvE Parkeerplaatsen was aanwezig de heer [naam01] , bijgestaan door mr. Goldhoorn.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Het geschil tussen partijen draait om het gebruik van een toegangspoort. Aan de [straatnaam01] 18 in Rotterdam staat een gebouw, dat is gesplitst in vier appartementsrechten. Op de begane grond ( [straatnaam01] 18B) is altijd een toegangspoort aanwezig geweest, die toegang geeft tot het achter het gebouw gelegen terrein. Dit is het appartementsrecht met index 1. De tweede, derde en vierde verdieping van het gebouw zijn woonappartementen (index 2, 3 en 4). Op de eerste verdieping woont [eiser01] , op de tweede verdieping [eiser02] en op de derde verdieping [eiser03] . Het appartementsrecht met index 1 is eigendom van VvE Parkeerplaatsen.
2.2.
Het appartementsrecht met index 1 geeft volgens de splitsingsakte recht op het uitsluitend gebruik van ‘de poort met achterliggende plaats en verder toebehoren’. De appartementsrechten met de indices 2 tot en met 4 worden in datzelfde artikel omschreven als ‘woning’. In de splitsingsakte is vervolgens bepaald dat de bestemming van de appartementsrechten zijn ‘poort’ (index 1) en ‘woning voor privé-doeleinden’ (indices 2 tot en met 4).
2.3.
Tot 2016 werd de ‘poort’ gevormd door houten openslaande deuren. In 2016 heeft VvE Parkeerplaatsen deze houten deuren (laten) vervangen door een mechanische roldeur, met daarin een loopdeur voor personen en fietsen. Vanaf dat moment is het onderwerp geluidsoverlast door deze deur jaarlijks besproken in de vergadering van eigenaars van VvE Gebouw. [eiser01] heeft veelvuldig contact gezocht met de bestuurder van VvE Parkeerplaatsen, de heer [naam01] (hierna [naam01] ), over de geluidsoverlast.
2.4.
VvE Gebouw heeft onderzoek laten doen naar de mechanische roldeur door Strooming. Op 21 september 2021 is dit onderzoek uitgevoerd. Strooming concludeert dat het geluidsniveau in de woon- en slaapkamers van de woningen van [eiser01] en [eiser02] bij gebruik van de roldeur de normwaarde van 30 dB(A) steeds overschrijdt. De grenswaarde in de nacht bedraagt 25 dB(A). Strooming doet een aantal aanbevelingen om de roldeur in technische zin te laten voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt, namelijk:
  • het verbeteren van de ophang- en montageconstructie van de overheaddeur zodat vibraties en trillingen zo min mogelijk in de constructie terecht kunnen komen. Strooming geeft in overweging om een zelfdragend stalen portaal te plaatsen waarin de deur kan worden gehangen, zodat geen sprake meer is van contact met wanden of plafond;
  • het aanbrengen van een geluiddempende omkasting rondom de aandrijfmotor;
  • het aanbrengen van een geluidwerende bekleding op het plafond;
  • het afstellen van de deurdranger en zo nodig gebruiken van een aanslagrubber bij de loopdeur.
Welke vorderingen zijn (primair) ingesteld door eisers?
2.5.
Eisers willen dat VvE Parkeerplaatsen de aanbevelingen van Strooming uitvoert en daarna laat onderzoeken of wel wordt voldaan aan de geluidsnormen. Enerzijds vorderen zij dat op basis van onrechtmatige hinder/onrechtmatige daad, anderzijds menen zij dat [naam01] heeft toegezegd deze werkzaamheden door VvE Parkeerplaatsen uit te laten voeren en vorderen zij nakoming van die afspraak. VvE Parkeerplaatsen betwist dat sprake is van een afspraak. Zij is op zich bereid om de werkzaamheden te laten uitvoeren, maar meent dat eerst moet worden beoordeeld of het gebouw zelf niet (mede) debet is aan de geluidsoverlast die [eiser01] c.s. ervaren, zodat voorkomen wordt dat achteraf blijkt dat aanpassingen aan de poort het probleem niet wegnemen.
2.6.
Eisers willen daarnaast dat de kantonrechter voor recht verklaart dat het gebruik dat nu wordt gemaakt van het achter de poort gelegen terrein in strijd is met het gebruik zoals dat is voorgeschreven in de splitsingsakte en bijbehorende splitsingstekening. Zij vorderen een aan VvE Parkeerplaatsen op te leggen gebod om de poort alleen te (laten) gebruiken om naar de achterliggende plaats te komen, in plaats van naar de parkeerplaatsen met bergingen.
2.7.
Ook is er nog een geschil over een geluidsalarm dat VvE Parkeerplaatsen heeft aangebracht en dat voor geluidsoverlast zorgt. Eisers vorderen dat het VvE Parkeerplaatsen wordt verboden om een geluidsalarm te gebruiken in de poort, althans dat het VvE Parkeerplaatsen wordt geboden een stil alarm te gebruiken.
Is de kantonrechter bevoegd?
2.8.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen gesproken over de bevoegdheid van de kantonrechter in deze zaak. VvE Gebouw heeft toegelicht dat de kosten voor aanpassing van de poort conform het rapport van Strooming tussen de € 5.000,- en € 10.000,- zouden bedragen; daarom is de kantonrechter bevoegd om over die vordering te oordelen. Voor zover er dwangsommen worden gevorderd, moeten die vorderingen zo worden begrepen dat het maximum van alle dwangsommen samen en de waarde van de vorderingen (inclusief buitengerechtelijke kosten) in totaal een bedrag van € 25.000,- niet zullen (mogen) overstijgen. VvE Parkeerplaatsen is akkoord gegaan met deze uitleg van de vorderingen van VvE Gebouw. De kantonrechter heeft toegelicht dat zij ook zal beslissen op de gevorderde verklaring voor recht, nu deze verknocht is met de overige vorderingen en het onwenselijk is om de zaak voor alleen die vordering te verwijzen naar de sector civiel van de rechtbank.
Is sprake van onrechtmatige hinder en wie mag hierover vorderingen instellen?
2.9.
Uit diverse arresten van de Hoge Raad, waaronder dat van 15 februari 1991 (NJ 1992, 639;
Aalscholvers) volgt dat de beantwoording van de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, afhangt van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval. Bij de verdere omstandigheden van het geval moet onder meer rekening worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen.
2.10.
De kantonrechter oordeelt dat in dit geval sprake is van onrechtmatige hinder, die door het gebruik van de mechanische roldeur wordt toegebracht aan [eiser01] c.s. [eiser01] c.s. hoeven niet te dulden dat in hun woon- en slaapkamer, de belangrijkste vertrekken in een woning, sprake is van een voortdurende overschrijding van de normwaardes voor geluid. Hier is geen sprake van een situatie waarin af en toe, op gezette tijden, het geluidsniveau een keer wordt overschreden, maar van een overschrijding die zich dag in dag uit, op alle uren van de dag en nacht, voordoet of kan voordoen.
2.11.
Uit het rapport van Strooming volgt dat VvE Parkeerplaatsen maatregelen kan nemen om de geluidsoverlast weg te nemen, althans te beperken. Deze maatregelen zijn niet erg ingrijpend en ook niet bijzonder kostbaar. In de gegeven omstandigheden kan van VvE Parkeerplaatsen worden verwacht dat zij die maatregelen neemt om de hinder te beperken. De kantonrechter gaat niet mee in het verweer van VvE Parkeerplaatsen dat eerst naar de staat van het gebouw moet worden gekeken. Ten eerste is het VvE Parkeerplaatsen die op een bepaalde manier gebruik wil (en moet) maken van de poort en daarbij is het haar verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat geen hinder wordt veroorzaakt, ook als zoals in dit geval sprake is van een oud gebouw. Pas als sprake zou zijn van gebreken aan het gebouw waarvan evident is dat deze door toedoen van VvE Gebouw of een van de individuele appartementseigenaren zijn ontstaan, zou er reden kunnen zijn om die gebreken eerst door een ander dan door VvE Parkeerplaatsen te laten herstellen. VvE Parkeerplaatsen heeft echter onvoldoende gesteld en onderbouwd om aan te nemen dat daarvan sprake is. De enkele stelling dat sprake is van een oud gebouw is onvoldoende.
2.12.
Ook aan de stelling van VvE Parkeerplaatsen dat Strooming ten onrechte zou hebben getoetst aan de eisen voor nieuwbouw in het Bouwbesluit in plaats van aan de eisen van bestaande bouw, gaat de kantonrechter voorbij. Het had op de weg van VvE Parkeerplaatsen gelegen om dan toe te lichten welke norm dan wel van toepassing is en dat daaruit zou volgen dat geen sprake is van overschrijding van die norm, bij de door Strooming gemeten geluidsniveaus. Dat heeft zij echter niet gedaan. Met de blote stelling van VvE Parkeerplaatsen kan de kantonrechter niets.
2.13.
De kantonrechter is, met VvE Parkeerplaatsen, van oordeel dat een vordering op basis van onrechtmatige hinder die zich voordoet in de privégedeeltes van [eiser01] c.s. niet kan worden ingesteld door VvE Gebouw. De Rechtbank Den Haag overweegt in haar vonnis van 11 mei 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:4477) hierover dat een VvE op grond van artikel 5:126 lid 5 BW binnen de grenzen van haar bevoegdheid de gezamenlijke eigenaren in en buiten rechte kan vertegenwoordigen. Die vertegenwoordigingsbevoegdheid betreft echter niet de privégedeelten (Hof Arnhem-Leeuwarden 23 juni 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4794). Dit betekent dat VvE Gebouw geen eigen belang heeft bij de vorderingen die zien op de onrechtmatige hinder die zich voordoet in de woningen van [eiser01] c.s. Voor zover de vorderingen op die grondslag zijn ingesteld, is VvE Gebouw niet-ontvankelijk in haar vorderingen. [eiser01] c.s. zijn wel ontvankelijk in hun vorderingen met als grondslag onrechtmatige hinder.
Wat moet VvE Parkeerplaatsen doen tegen de geluidsoverlast?
2.14.
[eiser01] c.s. hebben hun vorderingen tegen VvE Parkeerplaatsen deels en/of mede gebaseerd op een afspraak die zij stellen te hebben gemaakt met [naam01] , als bestuurder van VvE Parkeerplaatsen. Hij zou hebben toegezegd om de mechanische roldeur te laten aanpassen en om akoestische en thermische isolatie te laten aanbrengen op de verdiepingsvloer van het gebouw. De kantonrechter volgt [eiser01] c.s. hierin niet. In zijn e-mail van 24 februari 2022 doet [naam01] een voorstel. [eiser03] reageert daar vervolgens diezelfde dag op, maar zij accepteert het voorstel niet. Los van de vraag of [naam01] al dan niet terecht een voorwaarde aan het aanbod (namens VvE Parkeerplaatsen) heeft verbonden, staat vast dat geen sprake is geweest van een aanbod van VvE Parkeerplaatsen dat vervolgens binnen een redelijke termijn door VvE Gebouw en/of [eiser01] c.s. is geaccepteerd, zodat geen overeenkomst tot stand is gekomen die inhoudt dat VvE Parkeerplaatsen bepaalde werkzaamheden zal laten uitvoeren. Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op die gestelde afspraak, zullen die dan ook worden afgewezen.
2.15.
VvE Parkeerplaatsen zal worden veroordeeld om de aanbevelingen die zijn opgenomen in het rapport van Strooming (zie onder 2.4) op te volgen. VvE Parkeerplaatsen is bereid om die werkzaamheden te laten uitvoeren en zij heeft niet gesteld dat deze werkzaamheden geen effect zullen hebben. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan het uitvoeren van de werkzaamheden de voorwaarde te verbinden dat eerst moet worden beoordeeld of het gebouw nog aanpassingen nodig heeft. VvE Parkeerplaatsen heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat eerst andere werkzaamheden nodig zijn voordat de aanbevelingen van Strooming worden opgevolgd. Omdat het gaat om aanpassingen aan het privégedeelte van VvE Parkeerplaatsen, is het ook volledig aan VvE Parkeerplaatsen om ervoor te zorgen dat de aanbevolen werkzaamheden worden uitgevoerd. Dat bij andere werkzaamheden kosten (zouden) worden verdeeld in strijd met de voorschriften van de splitsingsakte, doet daar niet aan af. ‘Willekeur’ ten aanzien van de kosten is geen juridisch verweer tegen de gevorderde veroordeling om deze werkzaamheden te laten uitvoeren.
2.16.
VvE Parkeerplaatsen heeft geen verweer gevoerd tegen de door eisers genoemde termijn van vier weken na datum uitspraak voor uitvoering van die werkzaamheden. Deze termijn komt de kantonrechter ook niet onredelijk voor, zodat die vordering (voor zover ingesteld door [eiser01] c.s.) toewijsbaar is. De dwangsom wordt gematigd tot € 500,- per dag en gelet op de gewijzigde eis (zie onder 2.8) toegewezen tot een maximum van € 15.000,-, uitgaande van herstelkosten van € 10.000,-.
2.17.
De vordering tot het aanbrengen van akoestische en thermische isolatie wordt afgewezen, nu deze alleen is gebaseerd op de stelling dat sprake is van een overeenkomst tussen VvE Parkeerplaatsen en VvE Gebouw en/of [eiser01] c.s. overeenkomstig het voorstel van [naam01] van 24 februari 2022. Hiervoor is al geoordeeld dat van zo’n overeenkomst geen sprake is.
2.18.
De vordering die inhoudt dat VvE Parkeerplaatsen na uitvoering van de werkzaamheden een deskundige het geluidsniveau moet laten controleren en meten, zal worden afgewezen. Uit niets volgt dat op VvE Parkeerplaatsen de verplichting rust om zo’n controle uit te voeren. Als [eiser01] c.s. na uitvoering van de werkzaamheden menen dat nog steeds sprake is van onrechtmatige hinder, is het aan hen om die stelling dan (weer) handen en voeten te geven.
2.19.
Omdat de primaire vordering van [eiser01] c.s. tot het aanpassen van de mechanische roldeur (groten)deels wordt toegewezen, komt de kantonrechter niet toe aan de subsidiaire eis die inhoudt dat de wijzigingen aan de poort ongedaan moeten worden gemaakt.
Moet VvE Parkeerplaatsen op een andere (beperktere) manier gebruik maken van de poort?
2.20.
Eisers menen dat de splitsingsakte zo moet worden uitgelegd dat de poort alleen mag worden gebruikt om naar de direct achterliggende plaats te gaan, gelegen op perceel Y4317. Het gebruik zou niet inhouden dat de poort toegang moet verlenen aan het achterliggende perceel Y4464, waarop de parkeerplaatsen en bergingen zijn gelegen. Dit zou bedrijfsmatig of commercieel gebruik zijn.
2.21.
Zowel VvE Gebouw als [eiser01] c.s. zijn ontvankelijk in deze vorderingen, die zien op een uitleg van de splitsingsakte. Dit zijn vorderingen die zien op de belangen van de gezamenlijke eigenaren, zodat VvE Gebouw binnen de grenzen van haar bevoegdheid blijft als zij deze namens de gezamenlijke eigenaren instelt. De machtiging die nodig is voor het instellen van rechtsvorderingen is in ieder geval in de vergadering van eigenaars van 29 augustus 2023 verleend. De tekst van de notulen is voldoende duidelijk: de machtiging geldt voor alle vorderingen die zijn ingesteld en voor de vorderingen die in de akte vermeerdering van eis zijn opgenomen. VvE Parkeerplaatsen beroept zich erop dat deze stukken geen onderdeel zouden zijn geweest van de vergaderstukken. VvE Parkeerplaatsen laat echter na om hieraan enige juridische consequentie te verbinden. De kantonrechter gaat daarom uit van het genomen besluit, zodat VvE Gebouw ontvankelijk wordt geacht. Nu de vorderingen ook de (individuele) belangen van [eiser01] c.s. betreffen, hebben zij een eigen belang bij de gevorderde verklaring voor recht. Ook zij zijn daarom ontvankelijk. Uit niets volgt dat een individuele appartementsrechteigenaar niet zelf een vordering als deze kan instellen.
2.22.
Bij de uitleg van wat moet worden verstaan onder het uitsluitend gebruik van een gedeelte van een onroerende zaak die is gesplitst in appartementsrechten, is bepalend wat daarover is vastgelegd in de desbetreffende splitsingsstukken, dat wil zeggen de akte en de daaraan gehechte tekening (zie het arrest van de Hoge Raad van 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5223). Bij de uitleg van die stukken komt het aan op de daarin tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan. Deze bedoeling moet naar objectieve maatstaven worden afgeleid uit de omschrijving in die akte van de verschillende gedeelten van het gebouw en uit de daaraan gehechte tekening, bezien in het licht van de gehele inhoud van de akte en de tekening (zie het arrest van de Hoge Raad van 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM8933).
2.23.
De splitsingsakte bepaalt over het gebruik van de poort niet meer dan dat deze als poort moet worden gebruikt. Noch uit de akte, noch uit de splitsingstekening blijkt dat dit gebruik op enige manier beperkt is, in die zin dat de poort alleen mag worden gebruikt als toegang naar de achterliggende plaats op perceel Y4317. De omschrijving van het appartementsrecht met index 1 is weliswaar ‘poort met achterliggende plaats en verder toebehoren’, maar dit zegt alleen iets over de omvang van het appartementsrecht, niet over waar de poort voor gebruikt mag worden. Uit de in deze procedure overgelegde plattegronden volgt dat de poort de enige toegang is tot het achtergelegen terrein dat (nu) voor parkeerplaatsen en bergingen wordt gebruikt. Een objectieve uitleg van de akte houdt in dat de poort, zonder beperking, mag worden gebruikt als toegang tot dit achterliggende terrein.
2.24.
Dat sprake is van onrechtmatige hinder, maakt niet dat sprake is van gebruik in strijd met de splitsingsakte en/of het toepasselijke reglement. Welk gebruik gemaakt mag worden van een appartementsrecht, wordt bepaald door de omschrijving. In geval van hinder kan een eigenaar daarop worden aangesproken, maar niet op de manier en met een vordering zoals dat nu door eisers is gedaan.
2.25.
De kantonrechter oordeelt dan ook dat het gebruik dat VvE Parkeerplaatsen maakt van de poort, althans laat maken, niet in strijd is met de splitsingsakte. De door eisers gevorderde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen. Het gevorderde gebod om de poort alleen te (laten) gebruiken om naar de achterliggende plaats te gaan en het verbod om de poort te (laten) gebruiken om naar de parkeerplaatsen en bergingen te komen en te gaan, wordt ook afgewezen, nu dit is gebaseerd op dezelfde – onjuiste – veronderstelling.
2.26.
Omdat het gebruik dat VvE Parkeerplaatsen van de poort maakt conform de splitsingsakte is en daarin geen beperkingen staan, is ook de subsidiaire vordering tot het opleggen van een gebod de poort enkel te gebruiken tussen 7.00 uur en 20.00 uur niet toewijsbaar. Daarvoor biedt de splitsingsakte geen enkele grondslag. Voor zover de vordering is gebaseerd op onrechtmatige hinder, is de primaire vordering tot aanpassing van de roldeur (groten)deels toegewezen en komt de kantonrechter daarom niet meer toe aan de subsidiaire vordering tot beperking van het gebruik.
Mag VvE Parkeerplaatsen het geluidsalarm blijven gebruiken?
2.27.
De kantonrechter oordeelt dat uit de stellingen van eisers voldoende blijkt dat het geluidsalarm dat in de poort is aangebracht voor hinder zorgt en wel zodanige hinder, dat die onrechtmatig is in de zin van artikel 5:37 BW. Omdat het hier gaat om hinder die in de privégedeelten wordt ervaren door [eiser01] c.s., geldt ook hier dat VvE Gebouw niet-ontvankelijk is in deze vordering. [eiser01] c.s. zijn wel ontvankelijk.
2.28.
VvE Parkeerplaatsen heeft onvoldoende weersproken dat sprake is van (onrechtmatige) hinder. Zij heeft alleen gesteld dat eerst moet worden gekeken naar geluidsisolatie van het gebouw. De kantonrechter passeert dat verweer. Vast staat dat sprake is van een alarmsysteem dat regelmatig afgaat en dat niet door [eiser01] c.s. kan worden uitgezet. Er is niet steeds (of zelfs nooit) iemand aanwezig namens VvE Parkeerplaatsen om het alarm uit te zetten als het afgaat. Dit is hinder die [eiser01] c.s. niet hoeven te dulden. VvE Parkeerplaatsen heeft niet gesteld dat er iets aan in de weg staat om een stil alarm te installeren. VvE Parkeerplaatsen kan ook voor een andere oplossing kiezen, zolang de hinder maar wordt beëindigd. De vordering van [eiser01] c.s. voor zover die inhoudt dat het VvE Parkeerplaatsen wordt verboden een geluidsalarm in de poort te gebruiken, wordt daarom toegewezen. Dit verbod gaat, om VvE Parkeerplaatsen tijd te geven kennis te nemen van dit vonnis en het alarm uit te schakelen, in op dinsdag 10 oktober 2023 om 0.00 uur ’s nachts (wat dus betekent dat het alarm op 10 oktober al niet meer gebruikt mag worden). De dwangsom wordt ook hier gematigd tot € 500,- per dag en gelet op de gewijzigde eis (zie onder 2.8) toegewezen tot een maximum van € 15.000,-. Het totaal van alle dwangsommen die in dit vonnis worden toegewezen, zal dit bedrag van € 15.000,- ook niet mogen overschrijden.
Wie draagt de kosten voor het onderzoek van Strooming?
2.29.
De vordering van eisers om VvE Parkeerplaatsen te veroordelen de kosten van het rapport van Strooming à € 1.754,- te betalen, wordt afgewezen. Er is geen sprake van een overeenkomst tussen partijen op basis waarvan VvE Parkeerplaatsen die kosten moet betalen. [naam01] heeft op enig moment wel een voorstel gedaan om een onderzoek te laten uitvoeren op basis van ‘kosten ongelijk’, maar dat aanbod is toen niet binnen een redelijke termijn door VvE Gebouw en/of [eiser01] c.s. geaccepteerd. Eisers kunnen niet op basis van dit (niet-geaccepteerde) voorstel op een veel later moment alsnog onderzoek laten uitvoeren en de kosten vervolgens bij VvE Parkeerplaatsen in rekening brengen.
2.30.
De kosten kunnen ook niet op basis van artikel 6:96 lid 2 sub b BW voor rekening van VvE Parkeerplaatsen worden gebracht. Dat heeft een juridische reden. Kosten als deze kunnen voor rekening van de schadeveroorzakende partij worden gebracht, maar dan moet wel sprake zijn van aansprakelijkheid jegens de partij die de kosten vordert. In dit geval zijn de kosten blijkens de nota van Strooming gemaakt door VvE Gebouw. Hiervoor is echter geoordeeld dat VvE Gebouw niet-ontvankelijk is in haar vorderingen jegens VvE Parkeerplaatsen voor zover die zijn gebaseerd op onrechtmatige hinder. Het rapport is nu juist bedoeld om de aansprakelijkheid van VvE Parkeerplaatsen op basis van onrechtmatige hinder vast te stellen. Er is wel sprake van onrechtmatige hinder jegens [eiser01] c.s., maar zij hebben geen kosten gemaakt voor het onderzoek door Strooming. Uit niets is gebleken dat [eiser01] c.s. deze kosten (alsnog) voor hun rekening hebben genomen. Daarom kan ten aanzien van hen deze vordering niet worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.31.
Voor de buitengerechtelijke kosten geldt hetzelfde als voor de kosten van het rapport van Strooming. Alleen jegens [eiser01] c.s. wordt een deel van de vorderingen toegewezen. Niet gebleken is echter dat in opdracht en voor rekening van [eiser01] c.s. buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Daarom ontbreekt de grondslag voor de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en wordt deze vordering afgewezen.
Proceskosten
2.32.
VvE Gebouw is deels niet-ontvankelijk en voor het overige worden haar vorderingen afgewezen. De kantonrechter ziet hierin aanleiding om VvE Gebouw in zoverre in de proceskosten te veroordelen, dat zij aan VvE Parkeerplaatsen aan salaris voor de gemachtigde een bedrag van € 199,- dient te vergoeden (1 punt × € 199,-). [eiser01] c.s. en VvE Parkeerplaatsen worden over en weer in het ongelijk gesteld, zodat de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat zij ieder de eigen kosten dragen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om te bepalen dat VvE Parkeerplaatsen niet hoeft bij te dragen in de proceskostenveroordeling via haar VvE-bijdrage. De kantonrechter meent dat daarvoor alleen plaats is in geval van ernstige tekortkomingen in de procesvoering en/of misbruik van procesrecht en daarvan is niet gebleken, ondanks de uitkomst voor VvE Gebouw.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.33.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Van [eiser01] c.s. kan niet worden verwacht dat zij een eventueel hoger beroep afwachten voordat aanpassingen aan de poort worden gedaan. Daarvoor vindt de kantonrechter de hinder die [eiser01] c.s. ondervinden te ernstig.

3.De beslissing

De kantonrechter:
Ten aanzien van de vorderingen van VvE Gebouw:
3.1.
verklaart VvE Gebouw niet-ontvankelijk in haar vorderingen sub I, II en IV;
3.2.
wijst de primaire vorderingen sub IIA en III en de subsidiaire vordering sub VI af.
Ten aanzien van de vorderingen van [eiser01] c.s.:
3.3.
veroordeelt VvE Parkeerplaatsen om binnen vier weken na dit vonnis de aanbevelingen in het rapport van Strooming (productie 16 bij dagvaarding, onderdeel VIII) volledig op te volgen en de geadviseerde werkzaamheden te laten uitvoeren, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat VvE parkeerplaatsen niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 15.000,-, met inachtneming van het bepaalde onder 3.5;
3.4.
verbiedt VvE Parkeerplaatsen om met ingang 10 oktober 2023 0.00 uur een geluidsalarm te gebruiken of in de poort, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat VvE parkeerplaatsen niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 15.000,-, met inachtneming van het bepaalde onder 3.5;
3.5.
bepaalt dat het totaal aan dwangsommen als toegewezen onder 3.3 en 3.4 maximaal € 15.000,- bedraagt;
3.6.
wijst de primaire vorderingen sub II, IIA en III en de subsidiaire vordering sub VI af;
Ten aanzien van de vorderingen van VvE Gebouw en [eiser01] c.s.
3.7.
veroordeelt VvE Gebouw in de proceskosten, die aan de kant van VvE Parkeerplaatsen tot vandaag worden vastgesteld op € 199,- en compenseert de proceskosten verder in die zin dat partijen voor het overige de eigen kosten dragen;
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
51909