ECLI:NL:RBDHA:2022:4477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
C/09/610496 / HA ZA 21-364
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van geluidsoverlast door Vereniging van Eigenaars tegen een vennootschap onder firma

In deze civiele zaak heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) een vordering ingesteld tegen een vennootschap onder firma (vof) wegens geluidsoverlast veroorzaakt door een slagerij. De VvE stelt dat de geluidsoverlast onrechtmatig is en vordert onder andere het opheffen van deze overlast, schadevergoeding en vergoeding van kosten voor geluidsonderzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de VvE niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat de geluidsoverlast zich enkel in de privé-gedeelten van de appartementen voordoet en de VvE geen eigen belang heeft bij de vorderingen. De rechtbank oordeelt dat de individuele appartementseigenaren de aangewezen partijen zijn om op te komen tegen de geluidsoverlast. De rechtbank heeft ook overwogen dat, zelfs als de VvE ontvankelijk zou zijn, de vorderingen zouden zijn afgewezen omdat de VvE niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van onrechtmatige geluidsoverlast. De rechtbank heeft de VvE veroordeeld in de proceskosten van de vof en de vorderingen in reconventie van de vof zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/610496 / HA ZA 21-364
Vonnis in hoofdzaak van 11 mei 2022
in de zaak van
[de VVE]te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. G.J. Kerver te Den Haag,
tegen

1.[de vof] te [plaats 1] ,

2.
[gedaagde sub 2]te [plaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3]te [plaats 2] ,
4.
[gedaagde sub 4]te [plaats 3] ,
gedaagden in conventie,
eisers in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. R.A.G. Lips te Den Haag.
Partijen worden hierna enerzijds ‘de VvE’ en anderzijds ‘ [de vof c.s.] ’ genoemd. Gedaagde sub 1 wordt afzonderlijk ook aangeduid als ‘de vof’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 april 2021, met producties 1 tot en met 19;
  • het tussenvonnis van 12 mei 2021, waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de akte aan de zijde van [de vof c.s.] met bijgesloten een brief en rapport van de geluidsdeskundige [de geluidsdeskundige] ;
  • de zittingsaantekeningen van de descente en aansluitende mondelinge behandeling van 7 juni 2021 opgenomen in een concept proces-verbaal;
  • de akte houdende vermeerdering eis tevens akte overleggen producties, met productie 20;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende een voorwaardelijke eis in reconventie, met producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met producties 21 tot en met 27a;
  • de akte aanvullende productie van [de vof c.s.] , met productie 12;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 januari 2022 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 januari 2022 is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Van deze gelegenheid hebben zij geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Aan de [adres] is een slagerij gevestigd (hierna: de slagerij). Deze slagerij wordt geëxploiteerd door de vof.
2.2.
Naast de slagerij staat een pand bestaande uit drie appartementen. Deze appartementen hebben respectievelijk als adres [Straat] [I] , [II] en [IIA] te [plaats 1] . De rechtbank noemt deze hierna “de appartementen ‘ [I] ’, ‘ [II] ’ en ‘ [IIA] '”. In appartement [I] is een bloemenzaak gevestigd en in de appartementen [II] en [II-A] zijn woningen gevestigd,
2.3.
De VvE is opgericht als vereniging van eigenaars van de appartementen [I] en [II] .
2.4.
De bewoners van de appartementen [II] en [II-A] klagen over geluidsoverlast veroorzaakt door de slagerij. Zij klagen in het bijzonder over het geluid van de luchtafvoer- en koelingsinstallaties op het dak van de slagerij.
2.5.
De VvE heeft aan het particuliere onderzoeksbureau Strooming de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar (kort gezegd) brom- en zoemgeluiden afkomstig van de slagerij. [de onderzoeker] (hierna: [de onderzoeker] ) - als onderzoeker verbonden aan Strooming - heeft dit geluidsonderzoek uitgevoerd. Hij heeft geluidsmetingen verricht van 11 december tot en met 18 december 2019 in de appartementen [II] en [II-A] . De resultaten van deze meting zijn neergelegd in een rapport van 11 januari 2020.
2.6.
Vervolgens hebben [de vof c.s.] opdracht aan Strooming gegeven om opnieuw een geluidsonderzoek te doen. Op 23 en 24 november 2020 heeft [de onderzoeker] geluidsmetingen voor dat onderzoek verricht in de appartementen [II] en [II-A] en op het dak van de slagerij. [de onderzoeker] heeft hiervan een rapport gedateerd 19 januari 2021 opgesteld. In dit rapport heeft [de onderzoeker] enige verbetermaatregelen voorgesteld.
2.7.
[de geluidsdeskundige] (hierna: [de geluidsdeskundige] ) is als onderzoeker verbonden aan het particuliere onderzoeksbureau De Geluidpraktijk. [de geluidsdeskundige] heeft namens De Geluidpraktijk een akoestisch onderzoek uitgevoerd in opdracht van [de vof c.s.] , waarbij geluidsmetingen zijn uitgevoerd bij de verschillende installaties op het dak van de slagerij. [de geluidsdeskundige] heeft zijn conclusies in een rapport van 17 mei 2021 vermeld. Op 21 mei 2021 heeft [de geluidsdeskundige] een schriftelijke reactie gegeven op de onderzoeken van [de onderzoeker] .
2.8.
Op 7 juni 2021 hebben in deze procedure een descente en aansluitende mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben daarbij, voor zover van belang, afgesproken dat de vof een maatregelen zou treffen om de geluidsoverlast te verminderen en dat daarna een nieuwe beoordeling van de mate van geluidsoverlast zou plaatsvinden. In de aantekeningen van de descente en mondelinge behandeling staat:
‘De meting zal worden uitgevoerd aan de hand van de gebruikelijke methodiek zoals beschreven in de HMRI-handleiding [Handleiding meten en rekenen Industrielawaai], waarbij aan tabel 2.17a van het Activiteitenbesluit wordt getoetst.
(…)
Indien de deskundigen concluderen dat er sprake is van een normoverschrijding, dan zal [de vof] de door de deskundigen gedane aanbeveling opvolgen.
Indien de deskundigen concluderen dat er geen sprake is van een normoverschrijding, zullen partijen in overleg treden om te kijken of er een gezamenlijke oplossing kan worden bereikt.’
2.9.
De vof heeft na de descente en mondelinge behandeling een aantal aanpassingen gedaan aan de luchtafvoer- en koelingsinstallaties op het dak van de slagerij.
2.10.
Op 19 juli 2021 heeft [de geluidsdeskundige] in aanwezigheid van [de onderzoeker] een aanvullende geluidsmeting op het dak van de slagerij en in de appartementen [II] en [II-A] gedaan.
2.11.
In het rapport van [de geluidsdeskundige] van 2 november 2021 naar aanleiding van de geluidsmeting van 19 juli 2021 zijn de volgende conclusies opgenomen:
Situatie na maatregelen
Uit de rekenresultaten blijkt dat, na de toepassing van maatregelen, het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAR, LT) op de naastgelegen woningen ten hoogste 50 dB(A), 41 dB(A) en 40 dB(A) bedraagt in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Hiermee wordt er in de dag- en nachtperiode voldaan aan het gestelde toetsingskader van 48 dB(A), 40 dB(A) en 40 dB(A) voor respectievelijk de dag, avond- en nachtperiode.
Omdat de slaapkamer van de woning aan de [Straat] [IIA] aanpandig aan de inrichting is gelegen zijn de grenswaarden voor het binnenniveau uit het Activiteitenbesluit ook van toepassing. De maatgevende etmaalperiode is de nachtperiode waarvoor een binnenniveau van 25 dB(A) geldt voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAR,LT). Op 19 juli 2021 zijn tevens geluidmetingen verricht in de slaapkamer waarbij de condensorbank (achter op het dak van de inrichting), de nieuwe koelunit (Silencys) maar ook dezelfde koelunit van de bloemisterij (naast de inrichting en in lijn met de woning) ingeschakeld waren.
Het gemeten geluidniveau (inclusief de koelunit) van de bloemisterij in de slaapkamer bedroeg 25 dB(A) en voldoet daarmee aan de grenswaarde voor het binnenniveau van 25 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAR,LT). Hierbij is geen rekening gehouden met de bedrijfsduurcorrecties van 3 dB voor de nieuwe koelunit (Silencys) en de condensorbank. Het beoordelingsniveau van 25 dB(A) moet daarom als worstcase worden gezien.
De klachten van de bewoners hebben ook betrekking op hoorbaar laagfrequent geluid (hierna: lfg) in de slaapkamer. Voor lfg gelden geen normen, is wettelijk niets voor geregeld. Het Activiteitenbesluit gaat uit van grenswaarden die zijn geënt op totaalwaarden. In bijlage 4 zijn voor de volledigheid het spectrum en de geluidniveaus weergegeven van het gemeten binnenniveau in de slaapkamer.’
2.12.
[de onderzoeker] heeft in zijn rapport van 30 november 2021, dat ook is opgemaakt naar aanleiding van de geluidsmeting van 19 juli 2021, het volgende vermeld:
‘Vanuit de metingen hebben wij niet kunnen vaststellen dat er sprake is van een significante afname of verandering van de ervaren overlast.
Dit om de volgende redenen;
1. Het inschakelen en/of uitschakelen van de apparatuur is duidelijk zichtbaar in de meetgegevens.
2. De metingen bij het apparaten laten zien dat de lage tonen (laag frequent geluid) duidelijk aanwezig zijn. En dat deze tonen ook in de woning van mevrouw [X] worden waargenomen.
3. De normwaarde voor geluid in de slaapkamer in de nachtelijke uren mag maximaal 25 dB bedragen (wet Geluidhinder, tabel 2.17 a v/h Activiteitenbesluit). Deze normwaarde wordt ruim overschreden.
Het onderzoek is gebaseerd op fysieke metingen die ter plaatse zijn uitgevoerd. Wij hebben niet de rekenkundige waarde (karakteristieke eengetalswaarde) vastgesteld daar wij simpelweg alleen het fysiek aanwezige geluidniveau hebben gemeten. Bij de toetsing van het Activiteitenbesluit is het van belang om deze eengetalswaarde wel vast te stellen e.e.a. overeenkomstig de richtlijnen zoals deze zijn opgenomen in de Handleiding Meten Rekenen Industrielawaai (HMRI). Dit is een zaak van de ondernemer in kwestie en behoort niet tot de vereiste van degene die hinder ondervindt. Wij hebben dan ook onze waarnemingen geënt op de bepaling of er sprake is van hinder door de omwonenden. In dit geval is dit als zodanig aanwezig.
Een aspect wat de mate van hinder doet toenemen is dat de koelapparatuur juist werkzaam is gedurende de periode wanneer de temperatuur juist het hoogst is, de zomerperiode. In deze periode is de apparatuur juist het meest in werking en dag- en nacht actief zijn. De omringende bewoners zullen dan ook juist in deze periode hun ramen en deuren extra open zetten om zo de warme lucht vanuit hun woningen te kunnen verdrijven. De woningen, gebouwd in de jaren dertig van de vorige eeuw, beschikken niet over een mechanisch ventilatiesysteem zodat er alleen gelucht kan worden door ramen en deuren tegenover elkaar open te zetten. Hierdoor neemt de effectiviteit van het geluidwerende vermogen van de gevelconstructie juist af en kan in zijn geheel niet voldaan worden aan de gestelde eisen.’

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De VvE vordert – samengevat en na eisvermeerdering – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[de vof c.s.] veroordeelt tot het opheffen van de onrechtmatige geluidsoverlast veroorzaakt door de slagerij, op straffe van een dwangsom;
[de vof c.s.] veroordeelt tot vergoeding van de door de VvE gemaakte en nog te maken kosten voor de geluidsonderzoeken in dit verband met deze geluidsoverlast, te vermeerderen met rente;
[de vof c.s.] veroordeelt tot het meewerken aan een nieuwe geluidsmeting door Strooming of een onafhankelijke derde binnen één maand nadat zij maatregelen heeft getroffen, zodat vastgesteld kan worden of de geluidsnormen niet langer overschreden worden, op straffe van een dwangsom;
[de vof c.s.] veroordeelt tot een voldoening van een schadevergoeding van € 2.500,00 per maand, ingaande vanaf 11 december 2019 tot de datum waarop [de vof c.s.] schadebeperkende maatregelen hebben getroffen die aantoonbaar leiden tot beëindiging van de geluidsoverschrijding, te vermeerderen met rente;
een en ander met veroordeling van [de vof c.s.] in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
De VvE heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat de slagerij (nog altijd) zodanige geluidsoverlast veroorzaakt dat sprake is van onrechtmatige hinder. Volgens de VvE zijn [de vof c.s.] daarom gehouden de onrechtmatige situatie op te heffen en zijn zij daarnaast schadeplichtig tegenover de VvE, mede omdat de bewoners van de appartementen [II] en [II-A] verminderd woongenot ervaren.
3.3.
[de vof c.s.] hebben verweer gevoerd. Zij stellen zich op het standpunt dat de VvE niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat deze vorderingen behoren tot het domein van de bewoners van de appartementen [II] en [II-A] , en niet tot dat van de VvE. Verder stellen zij zich op het standpunt dat de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) niet worden overschreden en ook overigens geen sprake is van onrechtmatige geluidshinder.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
[de vof c.s.] vorderen voorwaardelijk – voor het geval de rechtbank de VvE niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen – dat de rechtbank de VvE en haar bestuurder hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de door [de vof c.s.] gemaakte onderzoekskosten betreffende de beweerde geluidsoverlast, nader op te maken bij staat, en tot vergoeding van de volledige proceskosten, vermeerderd met de rente.
3.5.
[de vof c.s.] hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat de VvE ten onrechte de indruk heeft gewekt dat zij is gerechtigd om in deze procedure op te treden voor de eigenaren van de appartementen [II] en [II-A] . Appartementen [II] en [II-A] hebben een eigen vereniging van eigenaars. De bestuurder van beide verenigingen van eigenaars kan een ernstig verwijt worden gemaakt omdat hij deze procedure gestart is en dus persoonlijk aansprakelijk is voor de door [de vof c.s.] gemaakte kosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

Is de VvE is niet-ontvankelijk in haar vorderingen? Nee.
4.1.
Het meest verstrekkende verweer is dat de VvE niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. De rechtbank zal dit verweer als eerste behandelen en is van oordeel dat de VvE niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Dat heeft de volgende reden.
4.2.
In artikel 5:126 lid 1 BW is bepaald dat een vereniging van eigenaars slechts belast is met het beheer over de gemeenschap. De individuele appartementseigenaars zijn exclusief gerechtigd tot de privégedeelten en belast met het beheer van hun eigen appartement . Op grond van artikel 5:126 lid 5 BW kan de vereniging binnen de grenzen van haar bevoegdheid de gezamenlijke eigenaren in en buiten rechte vertegenwoordigen. De vertegenwoordigingsbevoegdheid van de een vereniging van eigenaars geldt echter slechts de gemeenschap en niet de privégedeelten (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 juni 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:4794).
4.3.
In deze procedure is uitsluitend de geluidsoverlast aan de orde die de bewoners in de privégedeelten van de appartementen [II] en [II-A] ervaren. Dit betekent dat de bewoners respectievelijke eigenaars, en niet de VvE, de aangewezen partijen zijn om in rechte op te komen tegen de gestelde (geluids)overlast. De VvE heeft niets gesteld over geluidsoverlast in de gemeenschappelijke gedeelten en de VvE heeft verder ook niet toegelicht op welke manier de VvE anderszins een eigen belang heeft bij de ingestelde vorderingen. De VvE is daarom geen eigen belang bij de vorderingen in conventie.
4.4.
De VvE heeft verder nog gewezen op verslagen van de (jaar)vergaderingen van 2017, 2018 en 2019. In het verslag over het jaar 2019 staat dat een gerechtelijke procedure zou worden gestart als verder overleg tussen de VvE en [de vof c.s.] tot niets zou leiden. Dit besluit van de VvE heeft echter geen invloed op de ontvankelijkheid nu de VvE met een dergelijk besluit geen bevoegdheid kan creëren ten aanzien van de appartementsrechten van de bewoners. De VvE heeft daarnaast volmachten aan de rechtbank overgelegd van de huurders en eigenaren van appartementen [II] en [II-A] , waarin staat dat de VvE gerechtigd is om namens hen in rechte op te treden. Dit maakt evenmin dat de VvE ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat de vorderingen als eigen vorderingen van de VvE zijn geformuleerd en niet als vorderingen namens van de appartementseigenaren en/of bewoners.
4.5.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de VvE niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen.
Wie wordt veroordeeld in de proceskosten in conventie? De VvE.
4.6.
De VvE zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [de vof c.s.] worden tot op heden begroot op € 3.765,00 (€ 2.076,00 aan griffierecht en € 1.689,00 aan salariskosten voor hun advocaat (3 punt × € 563 volgens tarief II)).
in (voorwaardelijke) reconventie
Is sprake van onrechtmatig procederen respectievelijk misbruik van procesrecht aan de zijde van de VvE en haar bestuurder? Nee.
4.7.
[de vof c.s.] stellen dat het starten van deze procedure moet worden beschouwd als onrechtmatig procederen c.q. misbruik van procesrecht. Van onrechtmatig procederen c.q. misbruik van recht is sprake indien het instellen van de vordering gelet op de evidente ongegrondheid ervan in verband met de betrokken belangen van de wederpartij, achterwege had behoren blijven. De eiser moet zijn vordering gebaseerd hebben op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (vgl. Gerechtshof Den Haag van 25 januari 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:42).
4.8.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de VvE onrechtmatig heeft geprocedeerd of misbruik van procesrecht heeft gemaakt. De niet-ontvankelijkheid van de VvE is niet zodanig evident dat het instellen van de vorderingen achterwege had behoren te blijven. De vorderingen zijn niet gebaseerd op evident onjuiste feiten en omstandigheden. Anders dan [de vof c.s.] hebben gesteld, zijn de eigenaren van de appartementen [II] en [II-A] wel degelijk en nog altijd lid van de VvE. Uit de producties 21, 22 en 23 van de VvE blijkt dat deze appartementen inmiddels door ondersplitsing een eigen vereniging van eigenaars hebben. Maar dit laat onverlet dat eigenaren van deze appartementen daarnaast lid zijn van de VvE. De VvE heeft dan ook geen verkeerde indruk gewekt en de bestuurder van de VvE kan geen ernstig persoonlijk verwijt worden gemaakt van het starten van deze procedure. De vordering in (voorwaardelijke) reconventie tot vergoeding van de volledige proceskosten wordt daarom afgewezen. Bij deze beoordeling kan verder in het midden blijven of jegens de bestuurder van de VvE, die formeel geen partij is in deze procedure, in reconventie een vordering kan worden ingesteld.
Dient de VvE veroordeeld te worden in de kosten van het geluidsonderzoek? Nee.
4.9.
Ook de vordering in (voorwaardelijke) reconventie tot vergoeding van de door [de vof c.s.] gemaakte onderzoekskosten wordt afgewezen. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 juni 2021 staat dat partijen hebben afgesproken dat zij ieder de eigen kosten dragen van de ingeschakelde deskundige. [de vof c.s.] hebben niet toegelicht waarom deze afspraak partijen niet meer bindt en in afwijking daarvan de VvE alsnog veroordeeld zou moeten worden in de kosten voor het geluidsonderzoek dat [de geluidsdeskundige] heeft uitgevoerd.
Wie moet in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld? [de vof c.s.]
4.10.
[de vof c.s.] zullen in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten in reconventie aan de kant van de VvE worden begroot op € 563,00 (1 punt x € 563,00 volgens tarief II).
Overwegingen ten overvloede: zouden de vorderingen in conventie toewijsbaar zijn geweest indien de juiste partijen de procedure zouden hebben ingesteld? Nee.
4.11.
Omwille van de proceseconomie overweegt de rechtbank ten overvloede dat, indien de VvE wel ontvankelijk zou zijn geweest in haar vorderingen of dat deze vorderingen zouden zijn ingesteld door de juiste (rechts)personen, zij de vorderingen in conventie ook volledig zou hebben afgewezen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Is de geluidsoverlast voldoende onderbouwd? Nee.
4.12.
De vorderingen in conventie zouden uitsluitend toewijsbaar kunnen zijn, voor zover in rechte vaststaat dat sprake is van onrechtmatige geluidsoverlast. Geluidsoverlast is onrechtmatig indien een wettelijke norm wordt overschreden, inbreuk gemaakt wordt op een recht of indien deze in strijd is met een zorgvuldigheidsnorm. De VvE heeft zich ter onderbouwing van het standpunt dat, ook nadat [de vof c.s.] aanpassingen hebben doorgevoerd, nog steeds sprake is van onrechtmatige geluidsoverlast, beroepen op het rapport van [de onderzoeker] van 30 november 2021 (zie ook randnummer 2.12). In dit rapport wordt onder meer aangevoerd dat in de slaapkamer van appartement [II] sprake is van een overschrijding van de normwaarde in de appartementen [II] en [II-A] , laagfrequent geluid waarneembaar is en op de omstandigheid dat de koelinstallatie met name op warme dagen werkzaam is en dat op die dagen de deuren en/of ramen van de omliggende woningen openstaan. Dit rapport biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun voor de stelling dat sprake is van onrechtmatige geluidsoverlast. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.13.
[de onderzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 31 januari 2022 namens de VvE aangevoerd dat de metingen die [de geluidsdeskundige] op 19 juli 2021 heeft uitgevoerd, correct zijn en dat de daarop gebaseerde berekeningen in overeenstemming zijn met het HRMI. Uit de metingen en berekeningen van [de geluidsdeskundige] volgt dat geen van de door hem gemeten waardes de normwaardes van Activiteitenbesluit overschrijden. Niet van belang is dat de gemeten normwaardes tegen de maximaal toelaatbare normwaardes aanzitten, nu in het kader van de beoordeling of een wettelijke norm overschreden is bepalend is of deze normwaarde al dan niet wordt overschreden.
4.14.
[de onderzoeker] heeft op 19 juli 2021 in de slaapkamer van appartement [II] een eigen meting gedaan die (significant) afwijkt van de metingen van [de geluidsdeskundige] . [de onderzoeker] heeft een waarde van 41,02 dB(A) gemeten, hetgeen hoger is dan de normwaarde voor nachtelijke uren van 25 dB(A). Deze waarde wijkt echter in significante mate af van de door [de geluidsdeskundige] gemeten waarde van 25 dB(A). Aan de meting van [de onderzoeker] kan echter geen betekenis worden toegekend, nu [de onderzoeker] het maximale geluidsniveau niet heeft vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de HMRI, terwijl dit op grond van het Activiteitenbesluit wel is vereist. Daarnaast heeft [de onderzoeker] noch de VvE een verklaring kunnen geven voor het grote verschil tussen beide metingen, terwijl [de onderzoeker] erkend heeft dat [de geluidsdeskundige] op juiste wijze het geluidsniveau gemeten en berekend heeft. Dat maakt dat de VvE onvoldoende heeft aangevoerd ter weerlegging van de meting van [de geluidsdeskundige] en onvoldoende heeft gesteld dat [de vof c.s.] handelen in strijd met het Activiteitenbesluit.
4.15.
De vraag die vervolgens voorligt of de VvE met het rapport van [de onderzoeker] van 30 november 2021 voldoende onderbouwd heeft dat sprake is van geluidsoverlast vanuit de slagerij die in strijd is met andere (ongeschreven) normen. Ook hier is geen sprake, zoals de rechtbank hierna zal toelichten.
4.16.
De conclusie van [de onderzoeker] dat laagfrequent geluid, waarvoor geen wettelijke norm bestaat, duidelijk aanwezig is en wordt waargenomen in appartement [II] is door de [de vof c.s.] bij monde van [de geluidsdeskundige] gemotiveerd betwist. [de geluidsdeskundige] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 31 januari 2022 aangevoerd dat hij heeft vastgesteld dat bij het koelbed achterop het dak van de slagerij en bij andere bronnen geen sprake was van laagfrequent geluid. [de geluidsdeskundige] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 31 januari 2022 verder gezegd dat de meterkast tijdens de meting van [de onderzoeker] in de woningen niet uitgeschakeld is geweest en dat stroom ook laagfrequent geluid veroorzaakt. Verder heeft [de onderzoeker] volgens [de geluidsdeskundige] geen rekening gehouden met stoorgeluid dat (mogelijk) de oorzaak is van het laagfrequente geluid in de appartementen [II] en [II-A] . Al deze punten zijn onvoldoende weerlegd, hetgeen wel op de weg van de VvE gelegen had op wie in dezen de stelplicht rust, zodat de rechtbank de gestelde geluidshinder van laagfrequent geluid daarom onvoldoende onderbouwd acht.
4.17.
Verder overweegt de rechtbank dat [de onderzoeker] terecht heeft opgemerkt dat de koelingsinstallatie extra werkt bij warme dagen en dat bewoners van de omliggende woningen juist op deze dagen de deuren en ramen geopend hebben. Hiertoe zijn zij genoodzaakt omdat de woningen uit de jaren dertig van de vorige eeuw dateren en om die reden niet over een mechanische ventilatie beschikken om de warmte te verdrijven. De normwaardes in het Activiteitenbesluiten gaan uit van een geluidswaardes bij gesloten ramen en deuren. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken, nu de omstandigheid dat de appartementen [II] en [II-A] alleen geventileerd kunnen worden door het openzetten van de ramen en deuren voor rekening en risico van de eigenaren/bewoners van de desbetreffende appartementen komt.
4.18.
De conclusie luidt dat de VvE er niet in geslaagd is te onderbouwen dat sprake is van geluidsoverlast veroorzaakt door de slagerij, in een mate die onrechtmatig is jegens de eigenaren of bewoners van de appartementen [II] en [II-A] . De vordering in conventie tot opheffing van onrechtmatige geluidsoverlast zou daarom, ook in het geval de vorderingen ingesteld zouden zijn door de juiste partijen, bij de huidige stand van het debat zijn afgewezen.
Had [de vof c.s.] de kosten voor de geluidsonderzoeken moeten betalen? Nee.
4.19.
De rechtbank is verder van oordeel dat [de vof c.s.] de kosten van het eerste geluidsonderzoek en het geluidsonderzoek van [de onderzoeker] van 19 juli 2021 in deze procedure ook niet hadden hoeven vergoeden, indien de VvE ontvankelijk was geweest in haar vorderingen. In de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 7 juni 2021 staat dat partijen hebben afgesproken dat zij ieder de eigen kosten dragen van de ingeschakelde deskundige. De VvE heeft geen redenen aangevoerd op grond waarvan van deze afspraak zou moeten worden afgeweken.
Hebben de appartementseigenaren schade geleden? Nee.
4.20.
Ook indien de VvE ontvankelijk zou zijn geweest in haar vorderingen, zou de rechtbank de vorderingen in conventie tot schadevergoeding hebben afgewezen. De VvE heeft niet gesteld dat zij zelf schade heeft geleden. Namens de VvE is tijdens de mondelinge behandeling van 31 januari 2022 gezegd dat de huurprijs van appartementen [II] en [II-A] niet is verminderd. Er is dus evenmin gebleken dat de eigenaren van die appartementen schade hebben geleden. Reeds op deze grond zouden de vorderingen van appartementseigenaren tot het een schadevergoeding afgewezen zijn.
4.21.
Voor zover de VvE ontvankelijk was geweest in haar vorderingen, zouden haar vorderingen dus gezien het voorgaande zijn afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart de VvE niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
5.2.
veroordeelt de VvE in de proceskosten, aan de kant van [de vof c.s.] tot op heden begroot op € 3.765,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad;
in (voorwaardelijke) reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af; en
5.5.
veroordeelt [de vof c.s.] in de proceskosten, aan de kant van de VvE tot op heden begroot op € 563,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op
11 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 3053