ECLI:NL:GHARL:2020:4794

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
200.232.019/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aansprakelijkheid en schadevergoeding tussen Vereniging van Eigenaren en appartementseigenaar

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaren (VvE) Herewegflat II hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter, waarin de vorderingen van de VvE zijn afgewezen. De VvE vorderde schadevergoeding van de appartementseigenaar [geïntimeerde] wegens lekkages die schade hebben veroorzaakt aan de privégedeelten van de appartementen. De VvE stelde dat zij als gemachtigde van de appartementseigenaren kon optreden, omdat de lekkages het gevolg waren van een slecht onderhouden goot aan het pand van [geïntimeerde]. De kantonrechter oordeelde echter dat de VvE niet de rechthebbende was op de vorderingen, omdat niet was aangetoond dat de VvE de schade had geleden of dat de vorderingen aan haar waren gecedeerd.

In hoger beroep heeft het hof de ontvankelijkheid van de VvE beoordeeld. Het hof concludeerde dat de VvE niet kon worden ontvangen in haar vorderingen, omdat de schade die door de appartementseigenaren was geleden niet door de VvE kon worden geclaimd. De VvE had niet aangetoond dat zij de schade had vergoed aan de appartementseigenaren of dat zij in hun plaats kon optreden. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de VvE in de proceskosten van het hoger beroep.

De uitspraak benadrukt de rol en verantwoordelijkheden van de VvE in het beheer van gemeenschappelijke eigendommen en de noodzaak voor duidelijke mandaten van appartementseigenaren bij het instellen van vorderingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.232.019/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 5338989)
arrest van 23 juni 2020
in de zaak van
Vereniging van Eigenaars
Vereniging van Eigenaren Herewegflat II,
gevestigd te Groningen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
de VvE,
advocaat: mr. E.J.A. van Leuveren, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. M.J. Blokzijl, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar de inhoud van het tussenarrest van 4 juni 2019. In dit tussenarrest is een comparitie van partijen bepaald op 22 april 2020. In overleg met partijen heeft deze comparitie geen doorgang gevonden, maar is arrest bepaald op de voor de comparitie door de VvE overgelegde stukken. Een aantal stukken bleek in het dossier te ontbreken (de akte overlegging producties, tevens akte vermindering van eis van de VVE, het proces-verbaal van comparitie in eerste aanleg en de brief met bijlagen van 20 juli 2017). De advocaat van de VVE is meermalen verzocht de ontbrekende stukken over te leggen. Toen zij hiermee in gebreke bleef, heeft mr. Blokzijl desgevraagd de ontbrekende stukken overgelegd, waarna deze aan het dossier zijn toegevoegd.

2.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

2.1
De VvE heeft in eerste aanleg in conventie, na vermindering van eis, gevorderd dat de kantonrechter [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van
€ 8.172,34, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De VvE heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat door een niet goed functionerende, slecht onderhouden goot aan het pand van [geïntimeerde] door haar schade is geleden, bestaande uit schade aan het pand en huurderving en dat [geïntimeerde] gehouden is die door haar geleden schade te vergoeden.
2.2
[geïntimeerde] heeft in reconventie een bedrag van € 275,80 gevorderd als vergoeding voor schade die hij heeft geleden, omdat de VvE niet op een afspraak is verschenen en veroordeling van de VVE in de werkelijke kosten van rechtsbijstand, een bedrag van
€ 1.800,-.
2.3
De kantonrechter heeft in conventie geoordeeld dat niet is gebleken dat de VvE de rechthebbende is op de vorderingen en deze daarom afgewezen. De VvE is in conventie in de proceskosten veroordeeld. De vorderingen in reconventie zijn eveneens afgewezen met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.

3.De ontvankelijkheid in hoger beroep

3.1
[geïntimeerde] heeft een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid van de VvE, nu in hoger beroep sprake lijkt te zijn van een andere procespartij dan in eerste aanleg. In de inleidende dagvaarding wordt gesproken van ‘De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Vereniging van Eigenaars Herewegflat II of 16-18-18a” en in hoger beroep van de ‘Vereniging van Eigenaars Vereniging van Eigenaren Herewegflat II’.
3.2
Het hof overweegt als volgt. In de inleidende dagvaarding in eerste aanleg staat vermeld ‘Vereniging Vereniging van Eigenaars Herewegflat II of 16-18-18a’ en in de dagvaarding in hoger beroep ‘Vereniging van Eigenaars Vereniging van Eigenaren Herewegflat II’. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de rechtsvorm Vereniging van Eigenaars is en de statutaire naam luidt: Vereniging van Eigenaren Herewegflat II. Voor zover er al sprake is van een fout of vergissing in de aanduiding van de partij, is het duidelijk om welke partij het hier gaat en wordt [geïntimeerde] op geen enkele wijze hierdoor in zijn materiele belang geschaad, zodat de VvE in haar beroep kan worden ontvangen.

4.De feiten

4.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.
4.2
[geïntimeerde] is (samen met zijn echtgenote) eigenaar van het pand aan de [a-straat] 2-2a in [B] . Daarnaast ligt het appartementencomplex [b-straat ] 16/18/18A [B] (hierna: het appartementencomplex). De panden grenzen aan elkaar, slechts gescheiden door een smalle spouw. Het schuine dak van het pand van [geïntimeerde] grenst aan de onderkant over de lengte met een goot tegen de muur van het appartementencomplex. Deze goot ligt boven de spouw tussen beide panden. De zijmuur van het appartementencomplex steekt ongeveer één meter boven deze goot uit, alwaar een plat dak is met dakbedekking en enkele schoorstenen.
4.3
Het appartementencomplex omvat in totaal vier appartementen. De appartementen appartement aan de [b-straat ] 16 en 16 A zijn eigendom van [C] , [b-straat ] 18 is eigendom van [D] en [b-straat ] 18A is eigendom van zijn zoon [E] . Deze laatste twee appartementen zijn onderverhuurd.
4.4
In een brief van 30 december 2012 schrijft [D] aan [geïntimeerde] , voor zover hier van belang:
"
Betreft: schade afwikkeling ten gevolge van lekkende dakgoot van [a-straat] 1 te [B]
Geachte heer [geïntimeerde] ,
Beste [geïntimeerde] ,
Conform eerder gemaakte afspraak, stuur ik hierbij de schade opstelling van de twee
appartementen; zijnde de [b-straat ] 18 van mij en van de [b-straat ] 18 A van mijn zoon [E] .
Inmiddels is de schade via een noodreparatie van de dakgoot die lek bleek te zijn door u herstelt.
Ik hoor graag wanneer de definitieve reparatie plaats vindt.
De totale kosten, die gemoeid zijn met de schade, kunnen s.v.p. worden overgemaakt binnen 14 dagen op mijn bankrekening nummer [00000] bij de [a-bank] te [B] ten name van [D] .
Ik zal dan zorg dragen voor de verrekening met mijn zoon (…)".
4.5
De VvE heeft een schademelding gedaan bij haar verzekeraar. Dekra Experts B.V. heeft in opdracht van de verzekeraar op 11 april 2013 het pand bezocht en de schade beoordeeld. In een rapport van 12 april 2013 schrijft Dekra Experts B.V. aan [F] [hof: assurantietussenpersoon], voor zover hier van belang:
"(…)
Toedracht
de bewoner op huisnummer 18 ontdekte waterschade achter behang.
Controle wees uit dat dit ook het geval was in de woning boven nummer 18. De muren bleken zwart beschimmeld te zijn. Na onderzoek is er geconstateerd dat een buitenmuur van het appartement water door laat indien het regent en de windrichting op deze muur staat. De bewoner is op het dak geweest en constateerde dan voegwerk water doorlaat. Schade Behang in beide appartementen dient te worden vervangen en een plafond moet worden gesausd. (…)".
De schade is begroot op € 1.100,00 inclusief btw.
4.6
In opdracht van de VvE is op 30 mei 2013 een spatscherm op de muur van het appartementencomplex aangebracht en heeft herstel van de voegen plaatsgevonden.
4.7
In een brief van 15 november 2013 schrijft [D] aan [geïntimeerde] , voor zover hier van belang:
"
Betreft: aansprakelijk stellen voor waterschade aan de [b-straat ] II
(…)
Dank voor het plezierige gesprek dat wij kort geleden samen hadden. Wij bespraken daarin dat ik de afgelopen periode forse waterschade heb opgelopen. Zoals besproken moet ik jou hiervoor nu aansprakelijk stellen. Jij gaf aan een expert van jouw verzekering hiervoor te willen laten komen. Dat was bij jouw de firma Unive. Ik verzoek je hierbij omdit zo spoedig mogelijk te doen; ook in je eigen belang want de schade is fors en wordt elke dag groter. Het verrichten van herstelwerkzaamheden kan pas geschieden pas nadat de expert van Unive is geweest. Anders vergoeden die straks niks meer. (…)".
4.8
In een brief van 15 december 2013 schrijft [D] aan [geïntimeerde] , voor zover hier van belang:
"
Betreft: waterschade aan de [b-straat ] II
(…)
Dank voor het plezierige gesprek dat wij onlangs wederom samen hadden. Wij bespraken daarin dat ik de afgelopen periode forse waterschade heb opgelopen. Jij gaf aan dat jij de schade inmiddels bij jouw verzekeraar had aangemeld. Jouw verzekeraar had aangegeven tegen jou, dat de schade hersteld mocht worden en dat de rekening mocht worden ingediend. Jij gaf aan dat jij de regie zou gaan nemen om de schade aan de buitenkant (zijnde het herstelwerk aan (de bevestiging van) de dakgoot zou gaan regelen).
Ik hoor graag z.s.m. van je wanneer je dat gaat uitvoeren.
Ik kon de rekening voor mijn schade aan de binnenkant bij jou indienen.
Zoals ik al aangaf loopt de schade voor mij flink in de papieren omdat mijn huurders van mijn appartementen huurverlaging eisen voor de periode waarin zij wateroverlast hebben gehad.
De huurcommissie heeft hierover een vergaande uitspraak gedaan en steunt hen hierin.
Afgezien van de verminderde huurinkomsten is er straks uiteindelijk in twee appartementen
elk twee maal waterschade weggewerkt, hetgeen ook flinke kosten met zich meebrengt. (…)".
4.9
Er is een verklaring overgelegd van [G] , [G] geeft daarin aan dat hij op 23 december 2013 in opdracht van [geïntimeerde] de goot aan het pand van [geïntimeerde] provisorisch heeft gerepareerd.
4.1
In een brief van 20 maart 2014 heeft de gemachtigde van de VvE [geïntimeerde] verzocht om aansprakelijkheid te erkennen, voor vergoeding van de schade van € 10.887,04 zorg te dragen en tot reparatie van de dakgoot over te gaan.
4.11
Op 25 juni en 7 augustus 2014 heeft de heer [H] van ZNEB Expertise en Taxatie B.V. in opdracht van de opstalverzekeraar van de VVE de situatie bekeken. Bij
e-mail aan de heer [I] van Univé schrijft hij, voor zover hier van belang:
"
(…) Ergo, er is sprake van causaliteit tussen de zeer matige/slechte staat van onderhoud van de tussengoot van het pand van uw cliënt/verzekerde en de veroorzaakte waterschade in/aan het pand van de heer [D] . We hebben uitsluitend om erkenning gevraagd over de causaliteit. Met betrekking tot de kosten van herstel was reeds uitvoerig een rapportage uitgebracht waarnaar wij maandenlang hebben verwezen.
Wij zijn dan ook van oordeel dat, nu causaliteit vaststaat, uw cliënt/verzekerde de schade, conform het expertiserapport van een collega-expert, dient te vergoeden. (…)".

5.De vorderingen en de beoordeling in hoger beroep

5.1
De VvE vordert in hoger beroep dat het hof het vonnis van de kantonrechter van
10 oktober 2017 vernietigt, haar vorderingen alsnog zal toewijzen en [geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten in beide instanties en nakosten.
5.2
In de memorie van grieven voert de VvE aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen en beslist dat de VvE niet kan worden ontvangen in haar vorderingen, omdat onduidelijk is op welke wijze en in welke hoedanigheid de VvE schade heeft geleden. De VvE voert aan dat zij kan optreden als gemachtigde namens de appartementseigenaren voor schade die door de appartementseigenaren is geleden, omdat, zo stelt zij, de lekkages in de appartementen zijn veroorzaakt door een gebrek aan de buitenmuur. De VvE is verantwoordelijk voor het beheer en het onderhoud van de buitenmuur, hetgeen inhoudt dat de VvE in rechte zowel vergoeding van de directe schade (buitenmuur) als van de door de appartementseigenaren geleden, afgeleide schade (schade binnenmuur en huurderving) kan vorderen. Op grond van de overgelegde machtigingen had het duidelijk moeten zijn dat de VvE niet uitsluitend namens zichzelf procedeerde, maar ook namens de schadelijdende appartementseigenaren.
5.3
Het hof volgt de VvE hierin niet. De kantonrechter heeft de vorderingen van de VvE afgewezen, omdat niet is gebleken dat de VvE rechthebbende is op de ingestelde vorderingen. De schade waarvan door de VvE vergoeding wordt gevorderd, bestaat uit een bedrag van € 2.200,- (2 maal € 1.100,-) terzake van het verwijderen van loszittend behang, het verwijderen van schimmelvorming, het aanbrengen van een nieuwe toplaag en het opnieuw behangen in de appartementen aan de [b-straat ] 18 en 18 A. Daarnaast wordt vergoeding gevraagd van een bedrag van € 5.972,34 (2 maal € 2.986,17), omdat de eigenaren van deze appartementen huurrestitutie hebben moeten verlenen aan de huurders van hun appartementen. De betreffende appartementseigenaren hebben derhalve schade geleden aan hun privégedeelten van het appartementencomplex dan wel in hun rol van verhuurder van die privégedeelten.
5.4
De VvE is ingevolge art. 5:126 lid 1 BW slechts belast met het beheer van het pand; de eigendom daarvan berust bij de gemeenschap van appartementseigenaars. Op grond van artikel 5:126 lid 5 BW kan de vereniging binnen de grenzen van haar bevoegdheid de gezamenlijke eigenaren in en buiten rechte vertegenwoordigen. De vertegenwoordigingsbevoegdheid van de VvE geldt echter slechts voor het beheer van de gemeenschap, met uitzondering van de privé-gedeelten. Uit de overgelegde verklaringen volgt dat de eigenaren van de appartementen de VvE hebben gemachtigd in rechte op te treden inzake de door “ [geïntimeerde] veroorzaakte schade aan het pand van de VvE”. Dit maakt echter niet, zoals ook door de kantonrechter is overwogen, dat de VvE daarmee tevens in rechte is opgekomen voor de schade die twee van de appartementseigenaren met betrekking tot hun privé-gedeelten van het appartementencomplex hebben geleden.
Een dergelijke bevoegdheid vloeit op zichzelf nog niet voort uit de verantwoordelijkheid van de VvE voor het beheer en onderhoud van de buitenmuur. De “machtigingen” omvatten verder niet (tevens) de verlening van een volmacht door de eigenaren aan de VvE om namens hen een procedure in te stellen jegens [geïntimeerde] voor vorderingen van hen op [geïntimeerde] . In de stellingen van de VvE wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen vorderingen die zij zelf op [geïntimeerde] heeft en vorderingen van [D] respectievelijk diens zoon, [E] , op [geïntimeerde] . De VvE gooit als het ware alle vorderingen op één hoop. Uit de stellingen moet echter worden afgeleid dat de ingestelde vorderingen alleen betrekking op schade die
[D] en [E] zouden hebben geleden door de aan [geïntimeerde] verweten gedraging, het niet deugdelijk onderhouden van de goot. Ook in hoger beroep is echter gesteld noch gebleken dat de betreffende vorderingen aan de VvE zijn gecedeerd of dat de VvE in de vorderingen is gesubrogeerd, omdat zij de schade aan de betreffende appartementseigenaren heeft vergoed. Een grondslag voor vergoeding van schade aan de VvE ontbreekt daarom. De grief faalt.
Slotsom
5.5
De grief faalt, zodat het vonnis van de kantonrechter moet worden bekrachtigd. De VvE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op € 726,- aan verschotten en op € 1.074,- aan salaris advocaat (1 punt x tarief II) conform het liquidatietarief, vermeerderd met de wettelijke rente.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 10 oktober 2017;
veroordeelt de VvE in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 726,- voor verschotten en op € 1.074,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit arrest;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Tubben, O.E. Mulder, en D.J. Keur en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
23 juni 2020.