ECLI:NL:RBROT:2023:908

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
ROT 22/2498
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering met verkorte wachttijd wegens niet volledige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering met een verkorte wachttijd, maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld aan de hand van de Wet WIA, waarbij de vraag centraal stond of de eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat de medische situatie van de eiser duurzaam was, maar dat hij niet voldeed aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts had vastgesteld dat de eiser in staat was om met een percentage van 42,3% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat betekende dat hij niet volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de door hen vastgestelde functionele mogelijkheden van de eiser juist waren. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, waardoor de afwijzing van de aanvraag om een WIA-uitkering in stand bleef.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2498

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. F.J. Wongsokario-Nojotaroeno.

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met een verkorte wachttijd afgewezen.
Bij besluit van 19 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam persoon 1] , arbeidsdeskundige en plaatsvervanger van de gemachtigde van eiser, bijgestaan door [naam persoon 2] , bedrijfsarts/medisch adviseur. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

Inleiding

1. Eiser is ten gevolge van lichamelijke klachten op 16 april 2021 uitgevallen voor zijn werk als loodsmedewerker/fietsenmaker voor 40 uur per week.
2. Op 4 november 2021 heeft eiser een aanvraag ingediend om toekenning van een Wet WIA-uitkering met een verkorte wachttijd.

Besluitvorming

3.1.
In verband met deze aanvraag heeft de verzekeringsarts eiser op 6 december 2021 op het spreekuur gezien en de beperkingen en mogelijkheden van eiser vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 december 2021. Daarbij heeft de verzekeringsarts overwogen dat uit de informatie van de behandelaar van eiser naar voren komt dat er geen behandelopties zijn. Gezien de aard van de problematiek is verbetering van de belastbaarheid van eiser volgens de verzekeringsarts uitgesloten.
3.2.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiser een aantal gangbare functies geselecteerd. Het loon dat met de mediaanfunctie (de middelste van de eerste drie geselecteerde functies) verdiend kan worden, ligt volgens de arbeidsdeskundige 15,97% lager dan het maatmaninkomen van eiser, zodat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid.
3.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder vervolgens geweigerd eiser in aanmerking te brengen voor een Wet WIA-uitkering met een verkorte wachttijd op de grond dat hij niet
volledigen duurzaam arbeidsongeschikt is.
4.1.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 11 april 2022 overwogen dat binnen de strikte kaders van het Schattingsbesluit de verzekeringsarts alleen bij hoge uitzondering de belastbaarheid van een verzekerde niet hoeft vast te leggen in een FML, namelijk indien sprake is van de nader in dat besluit beschreven verzekeringsgeneeskundige standaard 'geen duurzaam benutbare mogelijkheden'. Eiser voldoet niet aan de in die standaard genoemde criteria van ADL afhankelijkheid (ADL: algemene dagelijkse levensverrichtingen), bedlegerigheid, ziekenhuisopname of persoonlijk en sociaal disfunctioneren op micro-, meso- en macroniveau ten gevolge van een ernstige psychiatrische stoornis. Daarom was de verzekeringsarts volgens het Schattingsbesluit verplicht de functionele mogelijkheden van eiser te beschrijven. Ten aanzien van de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van de bezwaren van eiser toegelicht dat de afwijkingen die eiser aan zijn handen heeft geen aanleiding geven tot beperkingen voor computer- en muisgebruik. Het gaat namelijk om handelingen die slechts een lichte belasting voor de handen betekenen. Dat eiser minder affiniteit met computergebruik heeft kan niet meegewogen worden in de medische beoordeling. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat het niet opvragen van medische informatie niet onzorgvuldig is, omdat er voldoende informatie aanwezig is. Ook in bezwaar is er geen indicatie dat het opvragen van informatie noodzakelijk is. Wel is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML niet duidelijk genoeg aangegeven dat eiser klachten en beperkingen aan beide handen heeft, al zijn de klachten links wat erger dan rechts. Gelet daarop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 11 april 2022 een nieuwe FML opgesteld. Daarin is alleen item 4.2 ‘localisatie beperkingen’ gewijzigd, in die zin dat deze beperking voor beide handen geldt.
4.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens in zijn rapport van 14 april 2022, uitgaande van de nieuwe FML, één van de eerder geselecteerde functies laten vervallen en vastgesteld dat er voldoende functies resteren om de schatting op te baseren. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is het loon dat met de nieuwe mediaanfunctie verdiend kan worden 42,3% van het maatmaninkomen van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat eiser tenminste meer dan 20% van zijn maatmaninkomen kan verdienen. Daarom heeft hij de conclusie van de arbeidsdeskundige dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid onderschreven.

Standpunt eiser

5. Eiser heeft in beroep allereerst verzocht om de bezwaargronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn belastbaarheid onjuist is vastgesteld en dat de arbeidsdeskundige ten onrechte functies als passend heeft geduid. Volgens eiser is hij duurzaam en volledig arbeidsongeschikt en moet hem een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) worden toegekend.
Eiser betoogt over de geselecteerde functies dat de functies met SBC-codes 315173 en 315174 zoveel gelijkenis vertonen dat zij als één functie moeten worden aangemerkt. Bovendien zijn voor beide functies digitale vaardigheden nodig, terwijl eiser ernstig beperkt is in het bedienen van een toetsenbord en muis. Dit wordt ook bevestigd doordat in de FML is opgenomen dat eiser geen repetitieve hand- en vingerbewegingen kan uitvoeren met beide handen en ook beperkt is in de fijn motorische hand- en vingerbewegingen van beide handen. Ook vanwege een gebrek aan vaardigheden en bekwaamheden op dat gebied stelt eiser geen functie te kunnen verrichten die computervaardigheden vergt. Eiser vraagt zich af of hij, gelet op zijn leeftijd, nog in staat is om zich de voor de geduide functies benodigde computervaardigheden eigen te maken.

Wettelijk kader

6. In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid van dit artikel is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Op grond van artikel 23, eerste lid, van de Wet WIA geldt voor de verzekerde, voordat hij aanspraak kan maken op een uitkering op grond van deze wet, een wachttijd van 104 weken.
Op grond van het zesde lid van dit artikel stelt verweerder, in afwijking van het eerste lid, een verkorte wachttijd vast indien de verzekerde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4, tweede lid, en bij de aanvraag artikel 66 in acht is genomen.

Beoordeling

7. In geschil is of verweerder op goede gronden de aanvraag om een Wet WIA-uitkering met een verkorte wachttijd heeft afgewezen. Gelet op het bepaalde in artikel 23, zesde lid, van de Wet WIA is daarbij van belang of eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet WIA.
8. Op grond van artikel 23, zesde lid, van de Wet WIA is het einde van de verkorte wachttijd niet eerder bereikt dan tien weken na indiening van de aanvraag om uitkering. De datum in geding is daarom 13 januari 2022, zijnde tien weken na 4 november 2021, de datum van (indienen van) de aanvraag.
9. Zoals volgt uit de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zoals de uitspraken van 26 januari 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BV2014) en van 8 februari 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BV6266), is het uitgangspunt dat slechts in een onomkeerbare situatie sprake kan zijn van een verkorte wachttijd. Dit is door de wetgever tot uitdrukking gebracht door in artikel 23, zesde lid, van de Wet WIA uitdrukkelijk slechts te verwijzen naar het tweede lid van artikel 4. Dit betekent dat verweerder in het kader van een aanvraag om een verkorte wachttijd slechts dient te beoordelen of sprake is van een stabiele of verslechterende medische situatie. Als herstel mogelijk is, kan geen sprake zijn van een toekenning van een verkorte wachttijd. Alleen die zieke werknemers die in een evident stabiele situatie verkeren en die volledig arbeidsongeschikt zijn, kunnen in aanmerking komen voor een flexibele keuring (met een verkorte wachttijd) (Eerste Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 034 en 30 118, C). De systematiek van de Wet WIA brengt dan tevens mee dat de beoordeling of een verkorte wachttijd aan de orde is, geschiedt op basis van een strikter criterium dan aan de orde is in geval de volledige wachttijd van 104 weken is verstreken.
10. Tussen partijen is niet in geschil dat de medische situatie van eiser duurzaam is. De rechtbank zal hierna dan ook ingaan op de vraag of sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid.
11. Eiser heeft in beroep verzocht om de bezwaargronden als herhaald en ingelast te beschouwen zonder daarbij aan te geven in welk opzicht de reactie van verweerder in het bestreden besluit op die bezwaargronden in zijn visie ontoereikend is. Dit is niet genoeg om als een beroepsgrond te kwalificeren. De rechtbank zal zich daarom in de uitspraak beperken tot de toegelichte beroepsgronden die tegen het bestreden besluit zijn gericht.
12. De rechtbank moet beoordelen of verweerder in bezwaar de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser juist heeft vastgesteld op 57,7% en daarmee of verweerder juist heeft vastgesteld dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt is. Daarvoor dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de geselecteerde functies te verrichten. In het bijzonder staat ter beoordeling of het onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voldoende zorgvuldig is geweest en de getrokken conclusie kan dragen.
13.1.
De verzekeringsarts heeft het dossier en de van de bedrijfsarts en de huisarts ontvangen informatie bestudeerd, de anamnese afgenomen en eiser lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier (waaronder informatie van de pijnspecialist van 16 april 2021 en 21 juli 2021) ook bestudeerd en heeft het gestelde in het bezwaarschrift en ter telefonische hoorzitting van 8 april 2022 meegewogen. Er is geen reden om te oordelen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd.
13.2.
De rechtbank ziet geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Uit de beschikbare gegevens kan niet worden afgeleid dat verweerders verzekeringsartsen een onvolledig beeld hebben gehad van de medische situatie van eiser. Partijen zijn het erover eens dat de beperkingen van eiser duurzaam zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 11 april 2022 verder inzichtelijk en overtuigend toegelicht dat eiser niet voldoet aan de criteria van één van de uitzonderingscategorieën volgens het Schattingsbesluit in welk geval van het omschrijven van de belastbaarheid kan worden afgezien en dat daarom een FML is opgesteld.
Over de beperkingen opgenomen in de FML heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd dat eiser gezien de afwijkingen aan zijn handen geen beperkingen voor computer- en muisgebruik heeft. De verzekeringsarts heeft bij het lichamelijk onderzoek enkele afwijkingen en bewegingsbeperkingen geobjectiveerd. Ten aanzien van de handen heeft de verzekeringsarts vermeld: “Handen: drukpijn beide handen, goede passieve functies in MCP, PIP en DIP gewrichten. Actieve functies ongestoord. Pincetgreep ongestoord, bolgreep ongestoord, cilindergreep ongestoord. Knijpkracht links minder t.o.v. rechts. Rechts knijpkracht goed.” Dat in de FML wel beperkingen voor repetitieve hand- en vingerbewegingen en fijn motorische hand- en vingerbewegingen voor beide handen zijn aangenomen en dat de bedrijfsarts en de arts-deskundige (sterke) beperkingen voor ‘werken met toetsenbord en/of muis’ hebben aangenomen, legt, zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar aanvullende rapport van 7 november 2022 ook gemotiveerd heeft geconcludeerd, onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan te twijfelen aan de juistheid van het gemotiveerde en inzichtelijke verzekeringsgeneeskundige oordeel. Verder onderschrijft de rechtbank de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de omstandigheid dat eiser minder affiniteit met computergebruik heeft, niet kan worden meegewogen in de medische beoordeling.
13.3.
Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden geoordeeld dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiser onjuist heeft vastgesteld in de FML van 11 april 2022. Daarvan uitgaande, kan wat eiser heeft betoogd over de geschiktheid van de hem voorgehouden functies niet slagen, voor zover dat is gebaseerd op het weerlegde standpunt dat hij minder functionele mogelijkheden heeft dan door verweerder is aangenomen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de geschiktheid van de in bezwaar voorgehouden functies in het rapport van 14 april 2022 voldoende toegelicht ten aanzien van de door het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem gesignaleerde items die een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid signaleren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is in het aanvullende rapport van 14 november 2022 (puntsgewijs) ingegaan op de door eiser in beroep naar voren gebrachte arbeidskundige gronden en heeft gemotiveerd uiteengezet dat de belasting van de in bezwaar geselecteerde functies de belastbaarheid van eiser niet overschrijdt. Daarbij heeft hij aan de hand van de uit te voeren taken zoals die blijken uit de functieomschrijvingen inzichtelijk en overtuigend toegelicht dat de functie callcenter medewerker (met SBC-code 315173) en de functie bell-sell medewerker(st)er (SBC-code 315174) meer dan 65% inhoudelijk van elkaar verschillen. De verder niet onderbouwde betwisting ter zitting, is onvoldoende om op grond daarvan te twijfelen aan de gemotiveerde conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en niet uit te gaan van de beschrijving van de functie door de arbeidsdeskundig analist. Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk toegelicht dat bij geen van de geselecteerde functies eisen worden gesteld aan computervaardigheden, niet bij de opleidingseisen en ook niet bij de ervaringseisen.
13.4.
De rechtbank heeft geen aanleiding de conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in twijfel te trekken. Nu ook de rechtbank niet is gebleken dat de belasting van de drie in bezwaar geselecteerde functies de mogelijkheden van eiser overschrijdt, moeten deze functies voor eiser geschikt worden geacht.
13.5.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser met de middelste van de in bezwaar geselecteerde functies 42,3% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als loodsmedewerker/fietsenmaker, zodat eiser voor de overige 57,7% arbeidsongeschikt is.
13.6.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat verweerder terecht tot de conclusie is gekomen dat eiser niet duurzaam én volledig arbeidsongeschikt is.
13.7.
Verweerder heeft dan ook terecht de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA na een verkorte wachttijd afgewezen.

Conclusie en gevolgen

14.1.
Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
14.2.
Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiser het griffierecht niet terug. Er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Dielemans-Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 31 januari 2023.
De rechter is verhinderd de uitspraak te tekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.