ECLI:NL:RBROT:2023:8911

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
ROT 22/1648
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor het vervoeren van een zieke geit in strijd met de Wet dieren

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 15 september 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 1.500,- behandeld. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vanwege een overtreding van de Wet dieren. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres een zieke geit heeft vervoerd, wat in strijd is met de wet. De minister had eerder op 3 september 2021 besloten om de boete op te leggen, na een inspectie door toezichthouders van de NVWA op 2 februari 2021, waaruit bleek dat de geit niet geschikt was voor transport. De rechtbank concludeert dat de minister de overtreding deugdelijk heeft vastgesteld en dat de hoogte van de boete evenredig is. Eiseres had voldoende gelegenheid om haar standpunt te verdedigen, en de rechtbank oordeelt dat er geen schending van het beginsel van 'equality of arms' heeft plaatsgevonden. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en de boete blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1648

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. W.P.N. Remie),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister

(gemachtigden: mr. F. Peters van Neijenhof en mr. J. Geurtjens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de bestuurlijke boete van € 1.500,- die de minister aan haar heeft opgelegd vanwege een overtreding van de Wet dieren. De minister heeft hiertoe besloten met het besluit van 3 september 2021.
1.1.
Met het bestreden besluit van 18 februari 2022 op het bezwaar van eiseres is de minister bij dat besluit gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van de minister en [naam 2], werkzaam bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) als toezichthoudend dierenarts.

Totstandkoming van het besluit

2. De minister heeft zijn besluit gebaseerd op een rapport van bevindingen van 3 februari 2021 (IBD Nummer: [nummer 1]), opgemaakt door toezichthouders van de NVWA.
De toezichthouders schrijven in het rapport van bevindingen onder meer het volgende:
“(…)
Bevinding(en):
Datum en tijdstip van de bevinding: 2 februari 2021 omstreeks 11:30 uur.
Tijdens onze inspectie bevonden wij ons in de stal van [naam bedrijf] De dieren stonden al op stal toen wij onze AM keuring uitvoerden. De exploitant had ons gezegd dat het koppel geiten was gelost. Eén geit was volgens de exploitant 'wankel'. Wij liepen door het koppel heen. Er was één geit die bleef staan en steun zocht bij de muur (foto 1). (…) De geit reageerde niet op onze nadering en bleef staan. Een gezonde geit is alert en reageert op de nadering van onbekende personen. De bewustzijnstoestand van de geit was sloom. De geit was mager, de ribben en heupbeenderen waren duidelijk te zien (foto 2 en 3). De pensvulling was slecht. Dit betekent dat de pens leeg is en hieruit kun je opmaken dat het dier recent slecht gegeten heeft. De temperatuur van de geit was 35,9°C. Dit is geen normale temperatuur voor een geit, dit is een ondertemperatuur. De turgor was slecht, dit is beoordeeld door een nekplooi op te tillen en te laten verstrijken. Het duurde langer dan 2 seconden voor de nekplooi weer verstreken was, dit betekent dat de elasticiteit van de huid verminderd is. De ogen lagen dieper in de oogkassen dan bij een normale geit. Bij het temperaturen zag ik dat de geit diarree had. De combinatie van de slechte turgor, de diepliggende ogen en
de diarree duidt erop dat het dier uitgedroogd was. Bovenstaande bevindingen betekenen dat het dier ziek is. Bovenstaande bevindingen duiden ook op een chronische aandoening die al voor het transport aanwezig was. (…)
De vervoerder vervoerde de dieren niet in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I. Het dier was niet geschikt voor het voorgenomen transport om te mogen worden vervoerd. Het dier was ziek, wat ik kon opmaken uit het bewustzijnsniveau, de conditie, de ondertemperatuur, de uitdrogingsverschijnselen en de diarree. Er waren geen extra voorzieningen getroffen, waardoor het vervoer onnodig lijden veroorzaakte. (…)
Verhoor:
Datum van het verhoor: 2 februari 2021. (…)
Dit verhoor heeft met uitdrukkelijke instemming van de gehoorde telefonisch plaatsgevonden.
Ik bracht [naam 1], vervoerder, van mijn bevindingen op de hoogte en deelde hem mede dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding hiervan een bestuurlijke boete kan opleggen. Tevens zei ik hem, of de rechtspersoon die hij vertegenwoordigde, ingevolge het bepaalde in artikel 5:10a van de Algemene wet bestuursrecht, dat hij niet tot antwoorden verplicht was. Hierop verklaarde hij mij zoveel mogelijk weergegeven in zijn eigen woorden, het volgende:
"Bij het laden van de geiten heb ik geen ziek dier gezien. De dieren zijn allemaal zelfstandig de wagen opgelopen. Ik heb niet bewust een zieke geit geladen."
Ik heb naar waarheid dit rapport van bevindingen opgemaakt, gedagtekend en ondertekend domicilie kiezend te Oldenzaal op 3 februari 2021.”
2.1.
Op 12 augustus 2021 heeft de minister zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres heeft op 24 augustus 2021 een zienswijze op dit voornemen ingediend.
2.2.
Vervolgens heeft de minister met het besluit van 3 september 2021 (boetezaaknummer [nummer 2]) een bestuurlijke boete van € 1.500,- aan eiseres opgelegd vanwege overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, in samenhang met aanhef artikel 3 en artikel 3, onder b, en artikel 6, derde lid, gelet op bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en 2, onder aanhef, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 (Transportverordening): de vervoerder vervoerde een geit die niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat de geit ziek was.
2.3.
Eiseres is op 20 december 2021 telefonisch gehoord op haar bezwaren tegen de boete.
2.4.
Met het bestreden besluit heeft de minister het boetebesluit gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of de minister daarvoor terecht een boete heeft gegeven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft de minister de overtreding deugdelijk vastgesteld?
5. Eiseres betwist dat de geit niet geschikt was voor transport. Uit het rapport van bevindingen volgt niet dat de toezichthouder heeft vastgesteld dat het transport extra lijden heeft toegevoegd. Het standpunt dat de geit niet ziek was voor aanvang van het transport en bij de geit geen enkele ziekte is vastgesteld, wordt ten onrechte afgedaan met de formaliteit dat er in beginsel mag worden afgegaan op de juistheid van de constateringen van de toezichthouder. Op zeer beperkte wijze wordt stilgestaan bij de kwestie of de geit - indien de geit al ziek was bij de controle op stal omstreeks 11:30 uur - op het moment van laden ziek dan wel ongeschikt was voor transport. Deze vaststelling wordt opgemaakt uit het algemene ziektebeeld geruime tijd na aanvang van het transport. De geit kan ook op de slachterij ziek zijn geworden.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1.1.
Volgens vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven [1] (CBb) rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. In beginsel mag een bestuursorgaan uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarnemingen en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarnemingen waarderende elementen kennen.
5.1.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het rapport van bevindingen. In het rapport is duidelijk beschreven dat de toezichthoudend dierenarts heeft geconstateerd dat er één geit was die bleef staan en steun zocht bij de muur, terwijl een gezonde geit alert is en reageert op de nadering van onbekende personen. Zij heeft daarnaast geconstateerd dat de bewustzijnstoestand van de geit sloom was. Verder was de geit mager en waren de ribben en heupbeenderen volgens haar duidelijk te zien. De toezichthouder heeft verder geconstateerd dat de pensvulling slecht was, wat volgens haar betekent dat het dier recent slecht gegeten heeft. De toezichthouder heeft een temperatuur van 35,9 °C gemeten, wat een ondertemperatuur is. Verder heeft de toezichthouder vastgesteld dat de turgor (dit is de druk van de celinhoud op de celwand) slecht was, wat betekent dat de elasticiteit van de huid verminderd is. Ook lagen de ogen van de geit volgens de toezichthouder dieper in de oogkassen dan bij een normale geit en had de geit diarree. De combinatie van de slechte turgor, de diepliggende ogen en de diarree duidt er volgens de toezichthouder op dat het dier uitgedroogd was. Bovenstaande bevindingen betekenen volgens haar dat het dier ziek is en duiden bovendien ook op een chronische aandoening die al voor het transport aanwezig was.
5.1.3.
Met de vaststelling door de dierenarts dat sprake is van een chronische aandoening, staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat de geit niet pas in het slachthuis ziek kan zijn geworden, maar dat het dier bij het laden voor transport al ziek moet zijn geweest. Dat [naam 1] dat niet heeft opgemerkt betekent niet dat de minister hem in juridische zin niets kan verwijten. Het is namelijk niet nodig dat de minister bewijst dat [naam 1] opzettelijk een ziek dier heeft laten vervoeren. Het beroep op artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) slaagt dus niet. Dat [naam 1] zijn werk naar eer en geweten doet, neemt de rechtbank van hem aan maar dit leidt in deze zaak niet tot een ander oordeel.
Had de minister eiseres gelegenheid moeten bieden voor een contra-expertise?
6. Eiseres betoogt dat haar bewijspositie fors is geschaad doordat het levende bewijs niet meer beschikbaar was voor een contra-expertise. Ageren op een foto heeft totaal geen zin noch betekenis. In die zin kleven er gebreken aan het boetebesluit.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.1.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van schending van het zogeheten beginsel van
“equality of arms”. Weliswaar is eiseres pas op de hoogte gesteld van de bevindingen van de toezichthouder nadat de geit al geëuthanaseerd was, maar niet is gebleken dat zij daardoor in haar verdediging is geschaad. De bevindingen van de toezichthouder zijn immers neergelegd in een rapport waarbij ook foto’s van de geit zijn gevoegd en daarmee had eiseres voldoende feitenmateriaal om door een eigen deskundige te laten beoordelen en de bevindingen van de toezichthouder te kunnen tegenspreken. Daarbij merkt de rechtbank op dat de minister niet verplicht was om eiseres in de gelegenheid te stellen tot het ter plekke doen uitvoeren van een contra-expertise. [2] Titel 5.2 van de Awb bevat geen verplichting daartoe. Bovendien is eiseres voldoende in de gelegenheid geweest om te reageren op het aanwezige feitenmateriaal, door middel van een zienswijze en in bezwaar. Nu eiseres dus voldoende mogelijkheden heeft gehad om de bevindingen van de toezichthouder tegen te spreken, is zij in dit geval niet ernstig in haar bewijspositie geschaad.
7. Gelet op het voorgaande heeft de minister terecht vastgesteld dat eiseres een geit heeft vervoerd die niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat de geit ziek was, en dat dit vervoer onnodig lijden heeft veroorzaakt. Dit betekent dat eiseres de in 2.3. genoemde artikelen heeft overtreden. Op grond van artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren en de bijbehorende bijlage was de minister bevoegd om daarvoor een boete van € 1.500,- aan eiseres op te leggen.
Hoogte en evenredigheid van de boete
8. Eiseres betoogt dat er geen gegronde afweging heeft plaatsgevonden over de hoogte van de boete.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
8.1.1.
De wetgever heeft al een afweging gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. De minister heeft in overeenstemming daarmee een boete van € 1.500,- opgelegd. De rechtbank vindt dat bedrag, gelet op de aard en de ernst van de overtreding, evenredig. Eiseres heeft verder geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de boetes in deze gevallen gematigd zouden moeten worden, bijvoorbeeld in verband met de financiële situatie van haar bedrijf.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het boetebesluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Fransen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2023.
De rechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening (EG) nr. 1/2005
Artikel 3, aanhef en onder b
Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent. Bovendien moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
b) de dieren zijn geschikt voor het voorgenomen transport.
Artikel 6, derde lid
De vervoerders vervoeren de dieren in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I.
BIJLAGE I
TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
(als bedoeld in artikel 6, lid 3, artikel 8, lid 1, en artikel 9, lid 1, en lid 2, onder a)
HOOFDSTUK I GESCHIKTHEID VOOR VERVOER
1. Alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport mogen worden vervoerd, en de vervoersomstandigheden moeten van dien aard zijn dat de dieren geen letsel of onnodig lijden kan worden berokkend.
2. Gewonde, zwakke en zieke dieren worden niet in staat geacht te worden vervoerd (…).
3. Zieke of gewonde dieren kunnen echter in staat worden geacht te worden vervoerd in de volgende gevallen:
a. a) wanneer het licht gewonde of zieke dieren betreft waarvoor het vervoer geen extra lijden veroorzaakt; bij twijfel wordt het advies van de dierenarts ingewonnen (…).
Wet dieren
Artikel 2.5, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder a
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen over het vervoer van dieren behorende tot bij die maatregel aangewezen diersoorten of diercategorieën.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld voor bij deze maatregel aangewezen diersoorten of diercategorieën die betrekking hebben op onder meer:
a. een verbod op het vervoeren van bepaalde dieren.
Artikel 6.2, eerste lid
Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
Artikel 8.7
Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Artikel 8.8, eerste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.
Regeling houders van dieren
Artikel 4.8
Als voorschriften als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet, worden aangewezen de artikelen:
– 3 tot en met 9 en 12, van verordening (EG) nr. 1/2005;
– 4, eerste en derde lid, en 5, van verordening (EG) nr. 1255/97.
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, en derde lid
1. De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
b. categorie 2: € 1500.
3. Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 1.2
De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlage bij deze regeling voor desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
Bijlage als bedoeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Regeling houders van dieren Categorie
Artikel 4.8, voor zover dat artikel betrekking heeft op de artikelen 2
3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 12 alsmede Bijlagen I, II en IV, voor zover genoemd
in de genoemde artikelen, van verordening (EG) nr. 1/2005
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:41
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Artikel 5:46, eerste en derde lid
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 20 december 2022, ECLI:NL:CBB:2022:816.
2.Zie de uitspraak van het CBb van 23 juni 2015, ECLI:NL:CBB:2015:218.