Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam in een civiele zaak uitspraak gedaan over de vorderingen van eiser [eiser01] tegen gedaagde Voorberg Makelaardij B.V. De zaak betreft een geschil over de proceskosten die eiser dient te vergoeden aan gedaagde, na een eerdere afwijzing van zijn vorderingen wegens handelen in strijd met de waarheidsplicht, zoals vastgelegd in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Eiser had Voorberg aansprakelijk gesteld voor schade die hij zou hebben geleden door een onjuiste vermelding van het aantal vierkante meters in de verkoopbrochure van een woning die hij in 2017 had gekocht. De rechtbank oordeelde dat eiser bij de aankoop van de woning al op de hoogte was van de onjuistheid van de informatie in de verkoopbrochure, waardoor zijn vordering evident ongegrond was. Dit leidde tot de conclusie dat eiser onterecht een procedure had gestart, wat resulteerde in onnodige kosten voor gedaagde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Voorberg voldoende bewijs heeft geleverd van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten en dat deze kosten redelijk zijn. Eiser voerde aan dat de advocaatkosten onredelijk hoog waren, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten die na de dagvaarding zijn gemaakt, vergoed dienden te worden. De rechtbank heeft eiser veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 13.885,14, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordeling onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.