ECLI:NL:RBROT:2023:8388

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
9723363 EL 22-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomst tussen eiser en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak, die betrekking heeft op een effectenleaseovereenkomst, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V. De procedure begon met een dagvaarding op 23 februari 2022, gevolgd door verschillende conclusies en een incidentele vordering tot inzage. De kantonrechter heeft op 31 augustus 2023 vonnis gewezen. Dexia, als gedaagde partij, werd verweten onrechtmatig te hebben gehandeld door de overeenkomst aan te gaan met eisers, terwijl de tussenpersoon, [naam bedrijf 3], geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechtbank oordeelde dat Dexia haar zorgplicht had geschonden en dat er een causaal verband bestond tussen het onrechtmatig handelen van Dexia en de schade die eisers hadden geleden. De rechtbank verklaarde voor recht dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en dat zij gehouden was om de schade aan eisers te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van eisers tot inzage in de ondertekende overeenkomst werd afgewezen, omdat zij geen belang meer hadden bij deze vordering. Dexia werd veroordeeld in de proceskosten, en de kantonrechter wees de vorderingen in reconventie af.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Dordrecht
Zaaknummer: 9723363 EL 22-18
vonnis van de kantonrechter van 31 augustus 2023
in de zaak van
[eiser 1] ,[eiser 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie en in het incident,
verwerende partijen in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie en in het incident,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Partijen worden hierna ‘ [eisers] (eisende partijen in conventie tezamen in mannelijk enkelvoud, dan wel afzonderlijk ‘ [eiser 1] ’ en ‘ [eiser 2] ’) en ‘Dexia’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 februari 2022;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de incidentele conclusie inzake vordering tot inzage ex artikel 843a Rv, tevens houdende de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident, de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, tevens houdende akte wijziging van eis;
  • de conclusie van repliek in het incident en van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2. De feiten.

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2]. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eisers] heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
22500542
23-02-2001
Capital Effect
180 mnd
€ 40.721,40
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
I.
26-10-2010
+ € 574,17
Aandelen uitgeleverd
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eisers] op grond van leaseovereenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 23.753,91 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. [eisers] heeft van Dexia een bedrag van € 4.599,25 aan dividenden ontvangen.
2.5.
De gemachtigde van [eisers] , Leaseproces, heeft bij brief van 24 april 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3..De vordering en het verweer in conventie, in reconventie en in het incident

3.1.
[eisers] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen om [eisers] een afschrift te verstrekken van de ondertekende overeenkomst uit het archief van Dexia,
- in de hoofdzaak:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. voor recht zal verklaren dat [eisers] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eisers] te vergoeden,
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eisers] van al datgene dat [eisers] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eisers] , met rente,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover wat betreft de proceskosten:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de overeenkomst met contractnummer 22500542, na betaling van een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eisers] verschuldigd is,
2. [eisers] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
4. Beoordeling van de vorderingen in conventie, in reconventie en in het incident
4.1.
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eisers]
4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eisers] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eisers] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eisers] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [naam bedrijf 3] . Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eisers] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eisers] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eisers] Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eisers] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eisers] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eisers] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eisers] en de financieel adviseur van [naam bedrijf 3] waren beiden aangesloten bij een
plaatselijk kerkgenootschap en [eisers] is op aanraden van een collega in contact gekomen
met [naam bedrijf 3] . De financieel adviseur van [naam bedrijf 3] stelde voor om een afspraak te
maken voor een huisbezoek om de financiële situatie van [eisers] door te nemen. [eisers]
heeft hiermee ingestemd. De financieel adviseur, [naam 1] (hierna: de adviseur), van [naam bedrijf 3] is vervolgens bij [eisers] thuis langsgekomen. Zowel [eiser 1] als zijn echtgenote waren bij dit gesprek aanwezig. Tijdens het gesprek bij [eisers] thuis heeft de adviseur van [naam bedrijf 3] geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [eisers] Met de adviseur is gesproken over een erfenis die [eisers] had ontvangen en dat hij een bedrag van NLG 50.000,- beschikbaar had om meer financiële zekerheid op te bouwen. Daarnaast is het inkomen van [eisers] , de woonlasten van [eisers] en de wens van [eisers] om zekerheid te creëren dat de woonlasten gedragen zouden kunnen worden wanneer [eiser 1] met pensioen zou gaan besproken. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde [eisers] om met het bedrag van NLG 50.000,- een Capital Effect product van [naam bedrijf 1] en een effectenleaseovereenkomst bij [naam bedrijf 4] af te sluiten. [eisers] diende hiervoor de schenking die hij van zijn moeder had ontvangen aan te wenden voor de vooruitbetaling van het Capital Effect product. Volgens de adviseur zou [eisers] op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor [eisers] eerder zou kunnen stoppen met werken en nog steeds de woonlasten zou kunnen dragen. De adviseur heeft vervolgens een financieel plan opgesteld, waarin specifiek het Capital Effect product en de [naam bedrijf 4] overeenkomst aan [eisers] werden aangeraden. In dit persoonlijk financieel plan heeft de adviseur toegelicht op welke wijze kon worden bereikt dat [eisers] , middels een investering van NLG 50.000,- het vermogen kon opbouwen om ook na zijn pensioen de woonlasten te kunnen blijven betalen. De adviseur heeft in het financieel plan twee beleggingsprognoses opgenomen waarin het totale plan werd uitgewerkt. In de ene prognose ging de adviseur uit van een gemiddelde koersstijging van 10% en zou [eisers] een winst behalen van
NLG 43.881,- en in de andere prognose ging de adviseur uit van een rendement van 14 % en zou [eisers] na vijf jaar een winst van NLG 80.525,- behalen. Daarnaast heeft de adviseur in het financiële plan nog een prognose opgenomen van het Capital Effect product. De adviseur heeft het aanvraagformulier voor [eisers] ingevuld en vervolgens ervoor gezorgd dat het aanvraagformulier naar Dexia werd opgestuurd. De adviseur heeft de overeenkomst naar [eisers] toegestuurd, en nadat hij deze ondertekend retour had ontvangen, heeft adviseur de overeenkomst weer teruggezonden naar [naam bedrijf 1] . De adviseur heeft [eisers] niet geïnformeerd over de specifieke risico’s. Zo heeft hij er niet op gewezen dat, hij ging beleggen met geleend geld en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van het effectenleasecontract. [eisers] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. [eisers] heeft twee overeenkomsten afgesloten en heeft hier NLG 50.000,- aan inleg betaald, NLG 26.000,- voor het [naam bedrijf 4] Effect product en NLG 24.000,- voor het Capital Effect product van [naam bedrijf 1] , volledig volgens het advies van de adviseur.
4.8.
[eisers] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 20 februari 2001 op naam van [eisers] , betreffende het Capital Effect product met een vooruitbetaling van NLG 24.000,-, waarop handgeschreven de gegevens van [eisers] zijn ingevuld, voorzien van een stempel met de tekst:
[naam bedrijf 3](…). Sliedrecht (…).en het adviseursnummer:
[nummer], ondertekend in ‘H’veld G’dam’,
- een kopie van de overeenkomst van 23 februari 2001 met contractnummer 22500542 op naam van [eisers] , genaamd ‘Capital Effect Vooruitbetaling 15 jaar’, voorzien van het adviseursnummer:
[nummer] - [naam bedrijf 3],
- een kopie van een stuk voorzien van het logo van [naam bedrijf 3] , gericht aan [eisers] , waarop (onder andere) te lezen is:
‘(…).Schoonmoeder boerderijMoeder schenkt jaarlijks f150/000 a f200.000Vermogen klant +/- f450.000Wenst f50.000 beleggenNa 1 jaar mogelijk meer doenHeeft vaste baan als directeur school met f100.000(…).1e afspraak di avond 20 feb 2001 om 19.00 u(…).Algemeen beleggingsvoorstel voor het vermogen van een cliënt per februari 2001(…).A) [naam bedrijf 4] éénmalig F 26.000,00stortenB) [naam 2] F 24.000,00Capital Effect (…).’,
waarna twee prognoses volgen voor beide producten, met koesstijgingen van 10% en 14%,
- een kopie van een stuk met het opschrift ‘ [naam bedrijf 3] . Prognose Capital Effect’, waarop aan de hand van een geleaset kapitaal van € 19.423,21, een vooruitbetaling van € 10.891,20 en een looptijd van 5 jaar berekend wordt wat daarvan de gevolgen zijn voor (onder andere) de bruto investering, het ontvangen stockdividend, het tijdens de looptijd belastingvrij ontvangen bedrag, de netto investering, het gemiddeld maandbedrag, de waarde van de geleasete aandelen na 5 jaar, de restant hoofdsom en de belastingvrije uitbetaling na 5 jaar,
- een kopie van een effectenlease-overeenkomst van 28 februari 2001 op naam van [eisers] , aangegaan met [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 5] , waarop vermeld staat:
Dit leasecontract kwam tot stand door bemiddeling van [naam bedrijf 3],
- een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 29 november 2018 betreffende Holding [naam bedrijf 3] , waarop onder ‘bedrijfsomschrijving’ ten tijde van het aangaan van de overeenkomst vermeld staat:
Financiële dienstverlening vermogensbeheer, docentschap hogeschool (heao).
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eisers] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eisers] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen.
In elk geval staat voldoende vast dat de overeenkomst tot stand is gekomen via de tussenpersoon. Daarnaast heeft [eisers] voldoende onderbouwd dat de tussenpersoon op huisbezoek is geweest. Het aanvraagformulier is immers ondertekend in Hardinxveld Giessendam, de woonplaats van [eisers] , terwijl de tussenpersoon daar niet gevestigd was.
Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon bij dat huisbezoek (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [eisers] Daarnaast kan er dan vanuit gegaan worden dat de tussenpersoon het product op grond van die financiële omstandigheden en doelen geadviseerd heeft. Het betreft dan immers een huisbezoek van een medewerker van een op financiële producten gerichte tussenpersoon aan een (potentiële) afnemer van zo’n product, waarbij het doel van het huisbezoek gelegen is in het bespreken van de financiële situatie van de potentiële afnemer en vervolgens ook een overeenkomst met betrekking tot zo’n financieel product tot stand gekomen is. Het is onwaarschijnlijk dat het gesprek dan alleen over algemene, niet-financiële onderwerpen gegaan zal zijn. Aanwijzingen daarvoor ontbreken.
Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eisers] heeft Dexia, gelet op de genoemde motiveringseisen in 4.6, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.10.
[eisers] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eisers] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen, zoals [naam bedrijf 3] , op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen.
4.11.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eisers] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [eisers] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eisers] kon en mocht aangaan, mede gelet op de bedrijfsomschrijving van [naam bedrijf 3] in het register van de Kamer van Koophandel. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eisers] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.12. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eisers] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eisers] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eisers] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
(fictieve) restschuld
4.13.
Dexia heeft nog aangevoerd dat [eisers] de aandelen heeft overgenomen en dat in dat geval geen (fictieve) restschuld ontstaat, althans dat tussen het onrechtmatig handelen en deze schadepost een causaal verband ontbreekt.
Hierin wordt Dexia niet gevolgd. [eisers] vordert het nadeel bestaande uit hetgeen hij bij de beëindiging van de overeenkomst meer moest betalen dan de waarde van de aandelen bij overname daarvan teneinde de verschuldigde restant hoofdsom te voldoen. Anders dan Dexia betoogt, is dit nadeel een nadelig financieel gevolg van het aangaan van de overeenkomst. Dat [eisers] niet gekozen heeft voor de verkoop van de aandelen onder verrekening van de verkoopopbrengst met de restant hoofdsom, maar voor uitlevering van de aandelen tegen aflossing van de restant hoofdsom, maakt het causaal verband niet anders.
vorderingen van [eisers]4.14. De door [eisers] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld door [eisers] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. Daarnaast wordt voor recht verklaard dat [eisers] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen en Dexia gehouden is deze schade aan [eisers] te vergoeden.
4.15.
De als gevolg hiervan door [eisers] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. [eisers] heeft gesteld dat de € 574,17 aan ‘uitkering’, zoals die opgenomen is in het door Dexia overgelegde financieel overzicht, een teruggave is van het door [eisers] op 26 oktober 2010 teveel betaalde bedrag. [eisers] benadrukt dat het bedrag dat Dexia heeft terugbetaald geen uitkering is die mee kan worden genomen als ontvangen voordeel. Dexia heeft dit niet weersproken.
Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eisers] voor het overige niet, of onvoldoende gemotiveerd, is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eisers] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering van [eisers]4.17. [eisers] vordert Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om [eisers] een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier en de ondertekende overeenkomst behorende bij de overeenkomst. Uit het voorgaande volgt dat [eisers] in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij afgifte in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen.
4.18.
Gezien de geringe discussie in het incident, bestaat aanleiding de proceskosten aldaar te compenseren.
proceskosten
4.19.
Omdat [eisers] inhoudelijk gelijk krijgt is Dexia aan te merken als de in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten. Gezien de geringe discussie in reconventie, worden ook de proceskosten in reconventie begroot op nihil.
4.20.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eisers] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eisers] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.21.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5..Beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten, zodanig dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft,
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld door [eisers] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.4.
verklaart voor recht dat [eisers] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen en dat Dexia gehouden is deze schade aan [eisers] te vergoeden,
5.5.
veroordeelt Dexia om aan [eisers] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.6.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eisers] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 125,03
b. griffierecht € 86,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00
€ 871,03
5.7.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eisers] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.10.
wijst de vorderingen af,
5.11.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eisers] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: FM