Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest.
4.Waardering van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Nu er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, is bewijsuitsluiting niet aan de orde. De feiten 2 en 3 kunnen dus wettig en overtuigend worden bewezen. Indien de rechtbank oordeelt dat wel sprake is van een vormverzuim, kan worden volstaan met de enkele constatering dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan.
Standpunt van de verdediging
Beoordeling
De rechtbank is wel van oordeel dat het in artikel 8 EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte door het handelen van de politie is geschonden. De politie heeft immers zonder daartoe gemachtigd te zijn de slaapkamer van de verdachte betreden en zijn bed doorzocht. Hiermee is een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de verdachte. Dit is een ernstig verzuim en de rechtbank acht het nadeel voor de verdachte evident. Met de enkele constatering van het vormverzuim, zoals voorgesteld door de officier van justitie, kan dan ook niet worden volstaan.
De resultaten van de doorzoeking in de woning kunnen derhalve voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer van de raadsman hieromtrent wordt verworpen.
Standpunt van de verdediging
Beoordeling
naar zijn aardgeschikt is om automatisch te vuren (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 5 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3503). Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
Conclusie
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.In beslag genomen voorwerpen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;