ECLI:NL:HR:2010:BK3503
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kwalificatie van een defect stroomstootwapen als wapen in de zin van de Wet wapens en munitie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen, dat volgens de tenlastelegging een wapen van categorie II onder 5° was, waarmee personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht. De verdachte stelde dat het stroomstootwapen defect was en dat dit betekende dat het niet als wapen kon worden aangemerkt. De raadsman voerde aan dat de defecte staat van het wapen vrijspraak rechtvaardigde.
Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de tenlastelegging een algemene omschrijving van het type wapen gaf, en dat het feit dat het wapen defect was, niet afdeed aan de bewezenverklaring. De Hoge Raad bevestigde deze redenering en oordeelde dat de opvatting dat een defect wapen niet als stroomstootwapen kan worden aangemerkt, in het algemeen onjuist is. Een defect hoeft er niet aan in de weg te staan dat het voorwerp als een handwapen kan worden gekwalificeerd.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarbij werd vastgesteld dat de tenlastelegging correct was en dat de argumenten van de verdediging niet konden leiden tot cassatie. De uitspraak benadrukt de juridische interpretatie van de Wet wapens en munitie en de voorwaarden waaronder een voorwerp als wapen kan worden gekwalificeerd, ongeacht de functionele staat ervan.