ECLI:NL:HR:2010:BK3503

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00608
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kwalificatie van een defect stroomstootwapen als wapen in de zin van de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen, dat volgens de tenlastelegging een wapen van categorie II onder 5° was, waarmee personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht. De verdachte stelde dat het stroomstootwapen defect was en dat dit betekende dat het niet als wapen kon worden aangemerkt. De raadsman voerde aan dat de defecte staat van het wapen vrijspraak rechtvaardigde.

Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de tenlastelegging een algemene omschrijving van het type wapen gaf, en dat het feit dat het wapen defect was, niet afdeed aan de bewezenverklaring. De Hoge Raad bevestigde deze redenering en oordeelde dat de opvatting dat een defect wapen niet als stroomstootwapen kan worden aangemerkt, in het algemeen onjuist is. Een defect hoeft er niet aan in de weg te staan dat het voorwerp als een handwapen kan worden gekwalificeerd.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarbij werd vastgesteld dat de tenlastelegging correct was en dat de argumenten van de verdediging niet konden leiden tot cassatie. De uitspraak benadrukt de juridische interpretatie van de Wet wapens en munitie en de voorwaarden waaronder een voorwerp als wapen kan worden gekwalificeerd, ongeacht de functionele staat ervan.

Uitspraak

5 januari 2010
Strafkamer
Nr. 08/00608
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 23 januari 2008, nummer 21/001482-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt over 's Hofs verwerping van het verweer dat geen sprake is van een wapen waarmee 'personen weerloos kunnen worden gemaakt' nu het stroomstootwapen van de verdachte defect was.
3.2. Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 20 april 2006 te Zeist een wapen van categorie II onder 5°, te weten een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad."
3.3.1. De tenlastelegging is toegesneden op art. 2, eerste lid categorie II onder 5°, Wet wapens en munitie (WWM).
3.3.2. Art. 2 WWM luidt, voor zover hier van belang:
"1. Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.
(...)
Categorie II
(...)
5° voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, met uitzondering van medische hulpmiddelen;
(...)."
3.4. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsman heeft met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat het stroomstootwapen defect was en dat daarmee niet door een elektrische stroomstoot personen weerloos kon worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, zodat verdachte behoort te worden vrijsproken van dit feit. Het hof is van oordeel dat het feit dat het stroomstootwapen defect was niet afdoet aan de bewezenverklaring, omdat de in de tenlastelegging gebruikte bewoordingen "waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht" een algemene omschrijving van het type wapen geven. Er wil niet / niet mede mee gezegd zijn dat het aldus omschreven wapen ook correct functioneert. Het verweer wordt verworpen."
3.5. Het middel berust op de opvatting dat geen sprake is van een stroomstootwapen in de zin van art. 2 WWM indien dit defect is. Die opvatting is echter in haar algemeenheid onjuist omdat een defect op zichzelf niet eraan in de weg behoeft te staan dat het voorwerp kan worden aangemerkt als een handwapen waarmee personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht.
3.6. Het middel faalt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 5 januari 2010.