Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beslissing
27 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken na bewijsuitsluiting, omdat de doorzoeking van de auto onrechtmatig zou zijn geweest. De verdediging voerde aan dat er geen reden was voor de doorzoeking, en dat dit een schending van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM) en het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM) met zich meebracht. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over bewijsuitsluiting en oordeelde dat, zelfs als er een vormverzuim was, dit niet automatisch leidde tot schending van het recht op een eerlijk proces. De Hoge Raad concludeerde dat het hof niet onjuist had geoordeeld en dat de verdachte geen daadwerkelijk nadeel had ondervonden van het gestelde verzuim. De Hoge Raad verwierp de cassatiemiddelen van de verdachte, maar oordeelde wel dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 243 naar 231 dagen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen de rechten van de verdachte en de belangen van de waarheidsvinding.