ECLI:NL:RBROT:2023:8122

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
C/10/661810 / KG ZA 23-634
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking verkoop woning en afwijzing wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben partijen, een man en een vrouw, een affectieve relatie gehad die op 15 maart 2022 is geëindigd. Ze zijn gezamenlijk eigenaar van een woning met een WOZ-waarde van € 300.000,00 en een hypotheekschuld van € 196.000,00. Na de beëindiging van hun relatie heeft de man de woning verlaten, terwijl de vrouw met hun minderjarige dochter in de woning is blijven wonen. De man heeft in de maanden na de relatie een deel van de woonlasten overgemaakt, maar er zijn geschillen ontstaan over de financiële afspraken en de verkoop van de woning.

De man heeft in kort geding vorderingen ingesteld om de vrouw te dwingen mee te werken aan de verkoop van de woning, met argumenten dat hij een spoedeisend belang heeft vanwege de dalende woningwaarde en dubbele lasten. De vrouw heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een spoedeisend belang is, en heeft de vorderingen van de man afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de vorderingen declaratoir van aard zijn, wat niet toelaatbaar is in kort geding.

In reconventie heeft de vrouw vorderingen ingesteld tegen de man, maar ook deze zijn afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw niet heeft aangetoond dat er een spoedeisend belang is voor haar vorderingen. De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin op 30 augustus 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/661810 / KG ZA 23-634
Vonnis in kort geding van 30 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. J.P.M. Castelein te Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. H.D. van den Berg te Dordrecht.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 17 juli 2023,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende pleitnotitie tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 20.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2023.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, die op 15 maart 2022 is geëindigd.
2.2.
Partijen zijn eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning). De woning heeft een WOZ-waarde van € 300.000,00 en de hypotheekschuld bedraagt op dit moment € 196.000,00.
2.3.
Na het eindigen van de relatie is de man uit de woning vertrokken. Hij heeft zich per 1 juni 2022 uit laten schrijven van het adres van de woning. De vrouw is met de minderjarige dochter van partijen in de woning blijven wonen.
2.4.
Bij e-mail van 25 mei 2022 heeft mr. Castelein aan mr. Van den Berg geschreven dat de man met ingang van de maand juni 2022 de helft van de woonlasten naar de gezamenlijke rekening zal overmaken. Daarbij is opgemerkt dat de verbruikerslasten met ingang van 1 juni 2022 voor rekening van de vrouw komen. In de maanden juni tot en met september 2022 heeft de man steeds een bedrag van € 282,25 overgemaakt.
2.5.
Bij e-mail van 28 november 2022 heeft mr. Castelein aan mr. Van den Berg voorgesteld om op zeer korte termijn een constructief gesprek te voeren over de woning. Daarbij is namens de man aanspraak gemaakt op een vergoeding van het woongenot, gelijk aan de helft van de lasten, omdat bij de man de indruk bestond dat de vrouw zich niet tot het uiterste had ingespannen om vervangende woonruime te krijgen. Mr. Van den Berg heeft bij e-mail van 29 november 2022 gereageerd en laten weten dat de vrouw het niet passend vindt dat de man de tussen hen gemaakte financiële afspraken eenzijdig wijzigt en aanspraak maakt op een vergoeding wegens gederfd woongenot. Daarbij is opgemerkt dat als de man zijn afspraken nakomt, de vrouw openstaat voor een gesprek.
2.6.
Bij e-mail van 9 december 2022 heeft mr. Castelein aan de mr. Van den Berg geschreven dat de man maandelijks € 215,61 aan de vrouw wil betalen, maar dat hij dit bedrag als lening voorschiet en het totaalbedrag door de vrouw moet worden terugbetaald uit de overwaarde bij de verkoop van het huis. Mr. Van den Berg heeft bij e-mail van 12 december 2022 bericht dat de vrouw daarmee niet akkoord is. Voor de maanden november 2022 tot en met juli 2023 heeft de man steeds € 215,61 overgemaakt.
2.7.
Bij e-mail van 3 mei 2023 heeft mr. Castelein aan mr. Van den Berg gevraagd om binnen veertien dagen kenbaar te maken of de vrouw de woning over wil en kan nemen. Daarbij is voorgesteld om, als de vrouw dit niet wil of kan, de woning per 1 juni 2023 in de verkoop te zetten met als opleverdatum 1 september 2023. Bij e-mail van 11 mei 2023 heeft mr. Van den Berg aan mr. Castelein laten weten dat er waarschijnlijk mogelijkheden zijn om de woning over te nemen en daar binnenkort nader over te berichten.
2.8.
Bij e-mail van 1 juni 2023 heeft mr. Van den Berg een e-mail van de financieel adviseur van de vrouw van 17 mei 2023 aan mr. Castelein gezonden. Daarin staat dat de vrouw de helft van de woning van de man kan overnemen tegen betaling van € 30.000,00 en de man daarnaast de helft van de opgebouwde spaarrekening van ongeveer € 12.000,00 toekomt. Bij e-mail van 13 juni 2023 heeft mr. Van den Berg laten weten dat een nieuwe berekening was gemaakt en dat de vrouw maximaal € 35.000,00 te vermeerderen met het aandeel van de man in de spaarrekening (ongeveer € 12.000,00) aan de man kan voldoen.
2.9.
Bij e-mail van 27 juni 2023 heeft mr. Castelein laten weten dat de man zich niet kan vinden in het voorstel en opdracht heeft gegeven tot het starten van een procedure.

3..Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert – na vermindering van eis – dat de voorzieningenrechter bij op de minuut en alle dagen en uren uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
bepaalt dat de taxatie en verkoop uit handen zal worden gegeven aan makelaarskantoor Vijfwinkel Trossèl Makelaars, althans een door haar te benoemen makelaarskantoor,
bepaalt dat de vrouw haar medewerking zal verlenen aan de verkoop van de woning en al hetgeen voornoemd makelaarskantoor noodzakelijk acht voor een juiste verkoop van de woning aan de [adres],
bepaalt dat de vrouw, indien deze makelaar gegadigden heeft voor de koop van de woning, deze in de woning dient toe te laten voor een bezichtiging, op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per keer dat de vrouw haar medewerking onthoudt aan een bezichtiging,
bepaalt dat indien de vrouw in geval van verkoop van de woning haar medewerking weigert aan het ondertekenen van de koopovereenkomst en/of passeren van een akte strekkende tot juridische levering van voornoemde woning, het vonnis in plaats van de medewerking en/of handtekening zal treden,
bepaalt dat de vrouw, indien de woning wordt verkocht, uiterlijk een week voordat de akte zal worden gepasseerd, de woning met al het hare en de haren dient te verlaten en ontruimen en door overgave van de sleutels van de woning ter algehele beschikking van de man dient te stellen, met machtiging van de man om dit vonnis in zoverre zo nodig zelf ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie,
de vrouw veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 302,58 per maand althans een zodanig bedrag als zij redelijk acht, als vergoeding van het woongenot c.q. vergoeding van de schade die de man oploopt doordat hij gehouden is de helft van de woonlasten van partijen te voldoen,
de vrouw veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de man te voldoen de helft van de taxatie c.q. verkoopwaarde van de woning minus de hypotheek verhoogd met opgebouwd spaartegoed, althans een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren , verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
De vrouw voert verweer en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van de man dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de vrouw in de daadwerkelijke proceskosten van de vrouw.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in reconventie
3.4.
De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de man veroordeelt om met ingang van 30 juni 2022 bij te dragen in de lasten van de woning met een bedrag van € 327,15 per maand, te voldoen aan de vrouw, althans een in goede justitie te bepalen ingangsdatum en bijdrage, en de man veroordeelt in de daadwerkelijke proceskosten van de vrouw.
3.5.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
De man stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, omdat de waarde van woningen in het algemeen en dus ook van de woning het afgelopen jaar is gedaald en hij daardoor straks nog meer geld misloopt. Verder stelt hij dat hij dubbele lasten heeft omdat de vrouw geen vergoeding voor het gebruik van de woning wenst te voldoen, de vrouw niet alles in het werk stelt om aan vervangende woonruimte te komen en hij de opbrengst van de woning nodig heeft om zijn huidige woning te kunnen verduurzamen vanwege de hoge energielasten. De vrouw betwist het spoedeisend belang van de man.
4.2.
In kort geding kan een veroordeling worden uitgesproken om mee te werken aan de verkoop en levering van een gemeenschappelijke woning aan een derde (zie HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:499). Vereist is echter steeds dat de eisende partij een spoedeisend belang heeft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daar in dit geval geen sprake van. Onduidelijk is immers waar de man zijn stelling dat de waarde van woningen in het afgelopen jaar is gedaald en dat hij daardoor straks nog meer geld misloopt op baseert. Die stelling valt ook niet te rijmen met de aanvulling ter zitting dat de prijzen weer stijgen en dat er weer wordt overboden. Daar komt bij dat de man onbesproken laat waarom de dubbele lasten en de inspanningen van de vrouw om alternatieve woonruimte te vinden een onmiddellijke voorziening vereisen. Ten slotte leidt ook de, overigens niet onderbouwde en nauwelijks geconcretiseerde, behoefte om de nieuwe woning van de man en zijn nieuwe partner te verduurzamen niet tot een spoedeisend belang. Het omlaag willen brengen van energielasten betekent niet dat de uitkomst van een bodemprocedure door de man niet kan worden afgewacht.
4.3.
Het vorenstaande leidt tot afwijzing van de vorderingen. Daarbij wordt ten overvloede nog opgemerkt dat de vorderingen onder 1 tot en met 5 declaratoir van aard zijn, voor welke soort vorderingen in een kort geding geen plaats is (Hoge Raad 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:503 met verwijzing naar oude rechtspraak). Verder komt de minuut al sinds 2002 niet meer in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor en is de noodzaak (of wens) om het vonnis uitvoerbaar op alle dagen en uren te verklaren niet toegelicht.
4.4.
De vrouw vordert een vergoeding van haar daadwerkelijke proceskosten. Zo’n vordering is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Daarvoor is vereist dat de man zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Dat is hier niet aan de orde. Aangezien partijen een relatie hebben gehad, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.5.
De vrouw vordert nakoming van de in de e-mail van 25 mei 2022 namens de man gedane toezegging De vrouw stelt dat zij een spoedeisend belang heeft, omdat de vordering naar zijn aard spoedeisend is. De voorzieningenrechter volgt de vrouw hier niet in. De vordering is immers naar zijn aard niet spoedeisend. Aangezien de man tot en met juli 2023 betalingen aan de vrouw heeft gedaan, zij het een lager bedrag dan volgens haar was toegezegd, lag het op haar weg om toe te lichten waarom een onmiddellijke voorziening is vereist. Nu zij dit heeft nagelaten, wordt de vordering afgewezen.
4.6.
Ook in reconventie vordert de vrouw een vergoeding van haar daadwerkelijke proceskosten. Net als in de conventie bestaat daar naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding voor. De proceskosten worden tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.
[2971/2009]