Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 17 juli 2023,
- de conclusie van antwoord tevens houdende pleitnotitie tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 20.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben partijen, een man en een vrouw, een affectieve relatie gehad die op 15 maart 2022 is geëindigd. Ze zijn gezamenlijk eigenaar van een woning met een WOZ-waarde van € 300.000,00 en een hypotheekschuld van € 196.000,00. Na de beëindiging van hun relatie heeft de man de woning verlaten, terwijl de vrouw met hun minderjarige dochter in de woning is blijven wonen. De man heeft in de maanden na de relatie een deel van de woonlasten overgemaakt, maar er zijn geschillen ontstaan over de financiële afspraken en de verkoop van de woning.
De man heeft in kort geding vorderingen ingesteld om de vrouw te dwingen mee te werken aan de verkoop van de woning, met argumenten dat hij een spoedeisend belang heeft vanwege de dalende woningwaarde en dubbele lasten. De vrouw heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een spoedeisend belang is, en heeft de vorderingen van de man afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de vorderingen declaratoir van aard zijn, wat niet toelaatbaar is in kort geding.
In reconventie heeft de vrouw vorderingen ingesteld tegen de man, maar ook deze zijn afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw niet heeft aangetoond dat er een spoedeisend belang is voor haar vorderingen. De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin op 30 augustus 2023.