Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift (ontvangen op 25 mei 2023), met bijlagen;
- het verweerschrift, met bijlagen;
- de spreekaantekeningen van de gemachtigde van de werkneemster.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, DredgeYard B.V. De werkneemster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.A. Jansen, verzocht de rechtbank te verklaren dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig had opgezegd. De werkneemster was op 1 november 2022 in dienst getreden voor een bepaalde tijd van 12 maanden, zonder tussentijdse opzegmogelijkheid. De werkgever had op 29 maart 2023 een brief overhandigd waarin stond dat het contract van de werkneemster beëindigd werd vanwege aanhoudende prestatieproblemen. De werkneemster betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag, stellende dat er geen dringende reden was en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig had opgezegd. De rechter concludeerde dat de opzegging een eenzijdige beslissing van de werkgever was en dat er geen schriftelijke instemming van de werkneemster was. De kantonrechter stelde vast dat de werkgever niet had voldaan aan de vereisten voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet, aangezien er geen dringende reden was en het ontslag niet onverwijld was medegedeeld. De werkneemster had recht op een transitievergoeding van € 320,92 en een gefixeerde schadevergoeding van € 7.500,-, die de werkgever moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast werd de werkgever veroordeeld om deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken en de proceskosten te vergoeden. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werkgever onmiddellijk aan de uitspraak moest voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.