In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2023, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen gedaagde Promovendum, vertegenwoordigd door CAK Volmacht B.V. De eisers stellen dat Promovendum onrechtmatig heeft gehandeld door een e-mail te sturen naar haar verzekerde, waarin de strafrechtelijke veroordeling van [eiser 1] werd vermeld. Deze e-mail zou een ongerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en een schending van de goede naam van [eiser 1] en [eiser 2] vormen. De eisers vorderen onder andere schadevergoeding en een verbod op het versturen van dergelijke correspondentie in de toekomst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de e-mail feitelijk juist was, aangezien [eiser 1] inderdaad was veroordeeld. De rechtbank heeft de belangen van de partijen afgewogen, waarbij het recht op vrije meningsuiting van Promovendum werd afgewogen tegen het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [eiser 1]. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van Promovendum niet onrechtmatig waren, omdat deze in de context van de veroordeling niet ongerechtvaardigd waren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen causaal verband was tussen de e-mail en de gestelde schade, waardoor de vorderingen van de eisers werden afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat Promovendum onrechtmatig heeft gehandeld door de strafrechtelijke veroordeling van [eiser 1] te verwerken in de zin van de AVG, maar dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld.