ECLI:NL:RBROT:2023:7694

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
10206531 CV EXPL 22-4642
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongerechtvaardigde inbreuk op bescherming van de persoonlijke levenssfeer door verzekeringsmaatschappij

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2023, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen gedaagde Promovendum, vertegenwoordigd door CAK Volmacht B.V. De eisers stellen dat Promovendum onrechtmatig heeft gehandeld door een e-mail te sturen naar haar verzekerde, waarin de strafrechtelijke veroordeling van [eiser 1] werd vermeld. Deze e-mail zou een ongerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en een schending van de goede naam van [eiser 1] en [eiser 2] vormen. De eisers vorderen onder andere schadevergoeding en een verbod op het versturen van dergelijke correspondentie in de toekomst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de e-mail feitelijk juist was, aangezien [eiser 1] inderdaad was veroordeeld. De rechtbank heeft de belangen van de partijen afgewogen, waarbij het recht op vrije meningsuiting van Promovendum werd afgewogen tegen het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [eiser 1]. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van Promovendum niet onrechtmatig waren, omdat deze in de context van de veroordeling niet ongerechtvaardigd waren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen causaal verband was tussen de e-mail en de gestelde schade, waardoor de vorderingen van de eisers werden afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat Promovendum onrechtmatig heeft gehandeld door de strafrechtelijke veroordeling van [eiser 1] te verwerken in de zin van de AVG, maar dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10206531 CV EXPL 22-4642
datum uitspraak: 24 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
1)
[eiser 1],
woonplaats: [woonplaats],
2)
[eiser 2],
mede handelt onder de naam [handelsnaam],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats],
eisers,
gemachtigde: stichting Ombudsman Schadeverzekeringen Nederland,
tegen
CAK Volmacht B.V., die handelt onder de naam Promovendum,
vestigingsplaats: Dordrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N.P.H. Borm.
De partijen worden hierna ‘[eiser 1]’, ‘[eiser 2]’ en ‘Promovendum’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 november 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de conclusie van repliek, tevens akte verandering van eis, met bijlagen;
  • de akte namens Promovendum.

2..De feiten

2.1.
[eiser 1] is een deskundige die in de rol van contra-expert door verzekerden ingeschakeld kan worden bij het verkrijgen van een schadevergoeding van verzekerings-maatschappijen.
2.2.
Op 30 november 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland [eiser 1] veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, voor het verduisteren en witwassen van een geldbedrag van € 189.485,75, terwijl [naam bedrijf 1] de rechthebbende op dat bedrag was.
2.3.
Bij e-mail van 26 oktober 2022 heeft [eiser 1] namens [eiser 2] zich bij [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2]) gemeld als contra-expert voor [naam 1] (hierna: [naam 1]), die een verzekering heeft bij Promovendum.
2.4.
Op 28 oktober 2022 heeft [naam 2], teammanager schaderegeling, een e-mail verstuurd vanaf het e-mailadres [e-mailadres] aan haar verzekeringnemer [naam 1]. Deze e-mail luidt:
“U heeft een schade bij ons gemeld onder het nummer dat hierboven is genoemd. Ik heb belangrijke informatie voor u. In deze e-mail leest u meer.
Van [eiser 1], van [handelsnaam], ontvingen wij het bericht dat u hem als contra expert heeft ingeschakeld.
Wij kunnen deze door u voorgestelde contra-expert niet accepteren omdat hij niet voldoet aan de basisregels van de Gedragscode Schade Expertiseorganisaties.
De Gedragscode schade-expertiseorganisaties vormt het kader waarbinnen expertiseorganisaties invulling geven aan hun betrouwbaarheid, professionaliteit, helderheid, communicatie, integriteit en objectiviteit in de expertisebranche. De Gedragscode sluit aan bij de Gedragscode Verzekeraars, waarin de beginselen zijn vastgelegd voor verzekeraars om maatschappelijk verantwoord te kunnen ondernemen en daarbij het belang van de klant centraal te stellen.
Wij zijn er mee bekend dat [eiser 1] op 3 december 2021 door de Rechtbank Midden-Nederland is veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar wegens verduistering van een schadevergoeding van € 189.000, -. Deze schadevergoeding was bestemd voor een cliënt van hem, maar door verzekeraar [naam bedrijf 1] abusievelijk op één van zijn zakelijke bankrekeningen was gestort.
Het is ons niet bekend of [eiser 1] tegen deze uitspraak hoger beroep heeft ingesteld.
Of [eiser 1] onherroepelijk (definitief) is veroordeeld weten wij dus niet.
Niettemin geeft de uitspraak van de Rechtbank Midden Nederland aanleiding om te twijfelen aan de integriteit van [eiser 1]. De handelswijze van [eiser 1] druist immers in tegen hetgeen een fatsoenlijk, integer en betrouwbaar expert betaamt. Dit maakt dat wij menen dan [eiser 1] niet voldoet aan de basisregels van de Gedragscode Schade Expertiseorganisaties.
Gelet op het voorgaande kunnen wij [eiser 1] niet als contra-expert accepteren.
Wij menen dan ook dat de inschakeling van [eiser 1] als contra-expert niet redelijk is. Dat betekent dat wij de kosten van deze contra-expert niet aan u gaan vergoeden.
Wij geven u dan ook in overweging op zoek te gaan naar een andere contra-expert.
(…)”
2.5
[naam 1] heeft na ontvangst van de hiervoor aangehaalde e-mail haar opdracht aan [eiser 1] ingetrokken.

3..Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] eisen, na wijziging, samengevat:
- Promovendum te veroordelen om aan [eiser 2] € 100,- te betalen aan misgelopen winst uit overeenkomst van opdracht en aan [eiser 1] € 50,- aan immateriële schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, op straffe van een dwangsom van
€ 500,- voor iedere keer dat zij hieraan niet voldoen, met een maximum van € 10.000,-;
  • Promovendum te verbieden om correspondentie te richten aan haar verzekerden met vermelding daarin van door de AVG beschermde strafrechtelijke persoonsgegevens, namen, emailadressen, functieomschrijvingen of andere tot de persoon van [eiser 1] herleidbare gegevens te vermelden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per keer dat zij hieraan niet voldoet, met een maximum van € 10.000,-;
  • Promovendum te veroordelen in de proceskosten, met rente en nakosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] baseren de eis op het volgende. Promovendum pleegt met het versturen van de onder 2.4 geciteerde e-mail van 28 oktober 2022 een onrechtmatige daad. Zij maakt hiermee ongerechtvaardigde inbreuk op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [eiser 1] en schendt de goede naam van [eiser 1] en [eiser 2]. De e-mail is onvoldoende op feiten gebaseerd zodat Promovendum onzorgvuldig te werk is gegaan. Het recht op bescherming van de goede naam en inbreuk op de persoonlijke levenssfeer prevaleert boven de zorgvuldigheidsplicht en het recht op vrijheid van meningsuiting van Promovendum. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is onherstelbaar en [eiser 1] en [eiser 2] lijden hierdoor schade. In ieder geval heeft [naam 1] de opdracht ingetrokken. Promovendum dient het uiten van feitelijke onwaarheden en suggestieve stellingen te staken en de privacy van [eiser 1] niet meer te schenden. Ook dient zij te stoppen met het in strijd met artikel 9 en 10 van de AVG strafrechtelijke gegevens te verwerken en verstrekken aan verzekeringnemers zonder toestemming van [eiser 1]. Op grond van artikel 82 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) is Promovendum gehouden de schade te vergoeden.
3.2.1.
[eiser 1] heeft zich namens [eiser 2], in dit geval de contra-expert, gemeld bij Promovendum met het verzoek een derde expert te benoemen. De daarop door Promovendum verstuurde e-mail staat vol met onjuistheden. Bovendien is de strafrechtelijke veroordeling van [eiser 1] niet onherroepelijk.
3.3.
Promovendum is het niet eens met de eis en voert - samengevat - het volgende aan. [eiser 1] en [eiser 2] zijn niet ontvankelijk nu Promovendum geen partij is in deze. [naam 1] heeft namelijk een verzekeringsovereenkomst bij [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3]) gesloten en niet bij Promovendum.
Voor zover [eiser 1] en [eiser 2] hun vordering willen richten tegen Promovendum geldt in de kern het volgende. Primair is er geen sprake van een ongerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer of aantasting van de goede naam van [eiser 1] of onrechtmatig handelen, subsidiair ontbreekt een causaal verband tussen de vermeende inbreuk en de schade, meer subsidiair wordt de hoogte van de schade betwist.
3.3.1.
[naam 1] heeft een claim ingediend naar aanleiding van een schade aan de inboedel. [naam 1] heeft [eiser 1] van [eiser 2] ingeschakeld als contra expert. [eiser 2] heeft zich gemeld bij [naam bedrijf 2], de expert van [naam bedrijf 3]. Naar aanleiding van de veroordeling, de houding van [eiser 1] en de voorgeschiedenis die tot de strafbare feiten leidde, is [naam bedrijf 3] van oordeel dat [eiser 1] niet voldoet aan de basisregels van de Gedragscode Schade-Expertiseorganisaties en stelt zij zich op het standpunt dat de kosten van [eiser 1] als contra-expert niet onder de dekking van haar verzekering vallen. [naam bedrijf 3] heeft [naam 1] hier op voorhand over geïnformeerd zodat zij niet achteraf met ongedekte kosten zou blijven zitten. Omdat afwijzende dekkingsstandpunten duidelijk gemotiveerd moeten worden, heeft [naam bedrijf 3] [naam 1] de uitgebreide e-mail van
28 oktober 2022 verstuurd. De Gedragscode Schade-Expertiseorganisaties is niet alleen bindend voor leden van het Verbond van Verzekeraars, maar ook voor andere expertise-organisaties en experts. Artikel 3.1 van de Gedragscode bepaalt dat een expertiseorganisatie zorg draagt voor een betrouwbare en correcte dienstverlening. Dat betekent dat de expert fatsoenlijk, integer en respectvol handelt richting alle betrokkenen.
De strafzaak tegen [eiser 1] en zijn veroordeling zijn volop in het nieuws geweest, en op LinkedIn gedeeld. In de verzekeringsbranche is dit dan ook algemeen bekend. Uit het strafvonnis blijkt het volgende. De [naam bedrijf 1] heeft op 20 augustus 2019 abusievelijk een bedrag van € 189.485,75 overgemaakt naar een zakelijk rekeningnummer van een aan [eiser 1] gelieerde onderneming. Dit betrof echter een schade-uitkering die aan een verzekeringnemer van [naam bedrijf 1] had moeten worden uitgekeerd. Op 21 augustus is het bedrag bijgeschreven en binnen anderhalf uur zijn er acht overboekingen geweest voor een totaal van € 190.066,80 naar verschillende andere zakelijke rekeningen van ondernemingen van [eiser 1] en later weer doorgeboekt naar andere zakelijke rekeningnummers van [eiser 1]. [naam bedrijf 1] heeft op 14 oktober 2019 [eiser 1] verzocht het bedrag terug te storten waarop [eiser 1] ontkende enig bedrag te hebben ontvangen.
[naam bedrijf 3] heeft [naam 1] bij e-mail van 28 oktober 2022 medegedeeld niet akkoord te gaan met [eiser 1] als contra expert. [naam bedrijf 3] heeft nooit iets gehoord van [eiser 1], hij is gelijk tot dagvaarden overgegaan. Er speelt, anders dan [eiser 1] vermoed, geen persoonlijk geschil tussen [eiser 1] en [naam bedrijf 3].

4..De beoordeling

Partijen
4.1.
Het meest verstrekkende verweer is dat [eiser 1] en [eiser 2] niet ontvankelijk in hun vordering zijn omdat niet Promovendum, maar [naam bedrijf 3] hun wederpartij is. Voor zover dit tot niet-ontvankelijkheid zou moeten leiden, geldt dat door geen van de partijen op dit punt andere stukken in het geding zijn gebracht dan de onder 2.2 en 2.3 geciteerde e-mails zodat op basis van die stukken een oordeel gevormd zal worden. De
e-mail van 28 oktober 2022 is kennelijk het antwoord op de opdracht van [eiser 2] die zijn bij e-mail van 26 oktober 2022 aan [naam bedrijf 2] heeft gegeven. De in de e-mail van 28 oktober 2022 genoemde link leidt niet meer tot een website. De e-mail is kennelijk verstuurd door een teammanager van Promovendum zoals uit zijn e-mailadres en elektronische handtekening kan worden afgeleid. Dit zijn de enige aanknopingspunten waaruit afgeleid kan worden wie de wederpartij is van [eiser 1] en/of [eiser 2], en dat moet dan Promovendum zijn.
4.2.
Of [eiser 1] of [eiser 2] de opdracht namens [naam 1] aan Promovendum heeft gegeven – partijen verschillen van mening hierover – kan in het midden blijven. Aan Promovendum kan worden toegegeven dat eisers niet of nauwelijks (nader) onderbouwen dat [eiser 2] de opdrachtnemer van [naam 1] was en evenmin met zoveel woorden weerspreken dat [eiser 2] en lege holding is, maar dat sluit een eventuele bewijsopdracht op dat punt niet uit. Gelet op wat hierna wordt overwogen en beslist is echter een bewijsopdracht niet zinvol.
Handelen Promovendum
4.3.
Volgens [eiser 1] spelen bij de vraag of de uitlatingen van Promovendum in haar
e-mail van 28 oktober 2022 onrechtmatig zijn twee fundamentele rechten een belangrijke rol, namelijk het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [eiser 1] en/of bescherming van de goede naam van [eiser 1] en [eiser 2], tegenover het recht op vrije meningsuiting van Promovendum.
4.4.
Toewijzing van het gevorderde verbod verdere correspondentie te voeren zou een beperking inhouden van het in artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van vrije meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt als dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake wanneer de uitlatingen van Promovendum in haar correspondentie in strijd zijn met bepalingen uit de AVG of onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW.
Voor het antwoord op de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer dan wel eer en goede naam (artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 EVRM) – zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welke van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag moet geven, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij zijn onder meer relevant (i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de uitlatingen betrekking hebben, (ii) de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die aan de kaak wordt gesteld, (iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, (iv) de totstandkoming en de inkleding van de uitlatingen, (v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen gepubliceerd zijn geniet en (vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon. Deze omstandigheden wegen niet even zwaar en welk gewicht daaraan moet worden toegekend, hangt af van het concrete geval.
4.5.
Het gaat hier concreet om de e-mail van 28 oktober 2022 die Promovendum aan een van haar verzekeringnemers heeft verstuurd. Promovendum maakt daarin melding van de strafrechtelijke veroordeling van [eiser 1]. [eiser 1] betwist niet dat hij door de strafrechter is veroordeeld, uit zijn stellingen volgt dat hij ook in hoger beroep is veroordeeld en vervolgens cassatie heeft ingesteld. De mededelingen hieromtrent door Promovendum in haar e-mail zijn feitelijk van aard en niet feitelijk onjuist.
Verder valt de passage:
“Niettemin geeft de uitspraak van de Rechtbank Midden Nederland aanleiding om te twijfelen aan de integriteit van [eiser 1]. De handelswijze van [eiser 1] druist immers in tegen hetgeen een fatsoenlijk, integer en betrouwbaar expert betaamt. Dit maakt dat wij menen dan [eiser 1] niet voldoet aan de basisregels van de Gedragscode Schade Expertiseorganisaties.
Gelet op het voorgaande kunnen wij [eiser 1] niet als contra-expert accepteren.
Wij menen dan ook dat de inschakeling van [eiser 1] als contra-expert niet redelijk is. Dat betekent dat wij de kosten van deze contra-expert niet aan u gaan vergoeden.”
naar het oordeel van de kantonrechter onder het recht van vrije meningsuiting. Het zijn opmerkingen die in de context van de veroordeling van [eiser 1] wegens verduistering van verzekeringsgelden niet ongerechtvaardigd zijn. Of Promovendum gehouden is aan de Gedragscode of dat deze alleen geldt voor experts en niet voor contra-experts, punten waarover partijen twisten, doet er niet toe. De code vormt een leidraad die in beginsel voor een ieder in de verzekeringsbranche direct of indirect heeft te gelden. Bovendien heeft [eiser 1] niet betwist dat Promovendum gehouden is een afwijkend dekkingsstandpunt uitgebreid te moeten motiveren, en dat is wat zij gedaan heeft in de bewuste e-mail.
4.6.
[eiser 1] stelt dat hij, en indirect [eiser 2], last ondervindt in algemene zin door de handeling van Promovendum. Buiten het mislopen van de opdracht van [naam 1], is echter door hen niet onderbouwd dat er meer opdrachten zijn misgelopen. Laat staan dat deze zouden zijn misgelopen door de e-mail van 28 oktober 2022. Overigens is het zo dat, anders dan [eiser 1] stelt, Promovendum [naam 1] niet verbiedt [eiser 1] in te schakelen als contra-expert, maar haar op voorhand waarschuwt dat de door [eiser 1] gemaakte kosten niet onder de dekking van haar verzekering valt. De belangenafweging valt dan ook ten gunste van Promovendum uit en dat betekent dat het oordeel luidt dat van een onaanvaardbare schending van de persoonlijke levenssfeer van [eiser 1] en/of bescherming van de goede naam van [eiser 1] en [eiser 2] geen sprake is zodat het recht van Promovendum op vrije meningsuiting in dit geval niet beperkt hoeft te worden.
4.7.
Promovendum heeft wel onrechtmatig gehandeld door het verwerken van de strafrechtelijke veroordeling van [eiser 1] in de zin van het overtreden van artikel 10 van de AVG. Dat de veroordeling van [eiser 1], volgens Promovendum, breed uitgemeten is in de media en bekend is in heel de verzekeringsbranche, maakt dit niet anders. Artikel 10 AVG bevat namelijk een bijzondere regeling voor de verwerking van “persoonsgegevens betreffende een strafrechtelijke veroordeling”. Die gegevens mogen op grond van artikel 6 lid 1 AVG alleen worden verwerkt onder toezicht van de overheid of indien de verwerking is toegestaan bij Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepalingen die passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen bieden. De artikelen 31 tot en met 33 van de Uitvoeringswet AVG bevatten uitzonderingsgronden, maar daarop is door Promovendum geen beroep gedaan.
4.8.
Artikel 82 AVG bepaalt dat een ieder die materiële of immateriële schade heeft geleden ten gevolge van een inbreuk op deze verordening, het recht heeft om van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker schadevergoeding te ontvangen voor de geleden schade. In de AVG is echter niet bepaald op welke wijze de (im)materiële schade moet worden vastgesteld en berekend. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie is het bij gebrek aan communautaire wetgeving een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat om de regels vast te stellen voor de uitoefening van het recht op schadevergoeding, mits het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel in acht worden genomen. Het begrip schade moet ruim worden uitgelegd en de te vergoeden schade moet reëel en zeker zijn. Conform nationale recht komt het neer op de bepalingen van artikel 6:95 BW en volgende [1] .
4.9.
Op [eiser 1] en [eiser 2] rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de gestelde schade omdat Promovendum deze gemotiveerd betwist. Vergoeding van de schade komt in ieder geval pas in aanmerking als de schade in een zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van Promovendum berust dat zij als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. Door [eiser 1] en [eiser 2] is dit causale verband onvoldoende onderbouwd. Uit de e-mail van [naam 1] (bijlage 2 bij de dagvaarding) volgt dat [naam 1] als reden opgeeft: “Ik schrik van het onderstaande. Gelet op de inhoud kom ik van de regen in de drup. Mijn expert maakt plotseling onderdeel uit van het probleem en vormt niet de oplossing. Ik heb geen zin in een discussie binnen het gaande debat over mijn schade.”
Zonder nadere uitleg van [eiser 1] en [eiser 2], die dus ontbreekt, valt niet in te zien dat het intrekken van de opdracht het gevolg is het verwerken van de gegevens over [eiser 1] en niet van de mededeling dat diens kosten niet gedekt zijn. Bij gebrek aan causaal verband worden de gevorderde immateriële en materiele schadevergoeding dan ook afgewezen.
4.10.
Ook de vordering Promovendum te verbieden om correspondentie te richten aan haar verzekerden met vermelding daarin van door de AVG beschermde strafrechtelijke persoonsgegevens, namen, emailadressen, functieomschrijvingen of andere tot de persoon van [eiser 1] herleidbare gegevens, wordt afgewezen. Buiten wat hierboven is overwogen, geldt dat het steeds zal gaan om een individueel bericht aan een verzekeringnemer van Promovendum en niet om openbaar te raadplegen gemaakte gegevens. Daarbij heeft Promovendum onbetwist gesteld dat zij in het belang van haar verzekeringnemers afwijkende dekkingstandpunten gemotiveerd dient mede te delen zodat haar verzekeringnemers niet het risico lopen met ongedekte kosten te blijven zitten.
Voor zover Promovendum de vergoeding van de kosten van [eiser 1] tegenover al haar verzekeringnemers onterecht uitsluit, geldt dat dit geschil buiten de omvang van deze procedure gaat en niet beoordeeld zal worden.
Proceskosten
4.11.
[eiser 1] en Promovendum krijgen voor het grootste deel ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Promovendum tot vandaag vast op € 78,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 39,-). Voor kosten die Promovendum maakt na deze uitspraak moeten [eiser 1] en [eiser 2] een bedrag betalen van € 19,50 (½ punt x € 39,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst af de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2];
5.2.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten, die aan de kant van Promovendum tot vandaag worden vastgesteld op € 78,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en in het openbaar uitgesproken.
745

Voetnoten

1.Zie ook Rechtbank Midden-Nederland, 24 augustus 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3438