ECLI:NL:RBROT:2023:7391
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van een onterecht verleende mastergraad en de rechtsgevolgen daarvan
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van bestuur van de Open Universiteit. De eiser, die de mastertitel MBA had behaald, ontving op 7 oktober 2022 een mededeling van de Open Universiteit dat hij deze titel niet meer mocht voeren. De universiteit stelde dat de mastergraad onterecht was verleend, omdat de opleiding niet geaccrediteerd was. Eiser maakte bezwaar tegen deze mededeling, maar de universiteit weigerde dit bezwaar te behandelen, stellende dat de mededeling geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank moest beoordelen of de mededeling van de universiteit als een besluit kon worden aangemerkt en of eiser ontvankelijk was in zijn beroep.
De rechtbank oordeelde dat de mededeling van 7 oktober 2022 wel degelijk als een besluit moest worden beschouwd, omdat deze gericht was op rechtsgevolg voor eiser. De rechtbank concludeerde dat de universiteit, door de mastergraad te verlenen, had gehandeld vanuit een gepretendeerde bevoegdheid, ondanks dat de opleiding niet geaccrediteerd was. Dit betekende dat de intrekking van de mastergraad niet rechtsgeldig was en dat eiser recht had op een inhoudelijke behandeling van zijn bezwaar. De rechtbank vernietigde het besluit van de universiteit en verklaarde het beroep gegrond, maar oordeelde dat de intrekking van de mastergraad in stand bleef, omdat de graad onterecht was verleend. Eiser kreeg recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van accreditatie voor het verlenen van mastergraden en de gevolgen van het onterecht verlenen van dergelijke graden voor zowel de betrokkenen als de onderwijsinstellingen.